In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die echtelieden zijn en momenteel verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De vrouw vorderde dat de man zich zou uitschrijven van het adres van de gezamenlijke woning, waar hij zich nog steeds ingeschreven staat, ondanks dat hij deze woning kort na een eerdere beschikking van de rechtbank heeft verlaten. De vrouw stelde dat zijn inschrijving op het adres haar in financiële problemen brengt, omdat zij hierdoor geen bijstandsuitkering en toeslagen kan ontvangen. De man voerde verweer en stelde dat hij zich niet kon uitschrijven omdat hij geen vervangend adres had en dat zijn werk vereiste dat hij op het adres ingeschreven bleef.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw een groot belang had bij de gevorderde uitschrijving, aangezien de kinderen aan haar zijn toevertrouwd en zij de woning uitsluitend bewoont. De rechtbank wees de vordering van de vrouw toe, met de bepaling dat de man binnen drie dagen na de uitspraak aan de gemeente moest doorgeven dat hij niet meer op het adres woonachtig was. De rechtbank bepaalde dat, indien de man niet aan deze verplichting voldeed, het vonnis in de plaats zou treden van de uitschrijving. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) en de gevolgen die dit kan hebben voor de financiële situatie van de betrokken partijen, vooral in het kader van echtscheidingen en de zorg voor kinderen.