ECLI:NL:RBNHO:2021:11347

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
C/15/310613 / FA RK 20-6650
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige in het kader van personen- en familierecht

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de man om vervangende toestemming tot erkenning van zijn dochter, [de minderjarige 2]. De man heeft een affectieve relatie gehad met de moeder van de kinderen en heeft één van de twee kinderen, [de minderjarige 1], erkend. De moeder heeft echter geweigerd toestemming te geven voor de erkenning van [de minderjarige 2], wat heeft geleid tot deze procedure. De man is veroordeeld voor stalking en bedreiging van de moeder, en er is een contact- en locatieverbod opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen, als gevolg van de situatie, trauma's hebben opgelopen en dat de moeder onder grote druk staat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de erkenning van [de minderjarige 2] door de man een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor de psychische toestand van de moeder, waardoor zij niet in staat zou zijn om een stabiel opvoedingsklimaat te bieden. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot erkenning afgewezen, omdat de belangen van de minderjarige en de moeder zwaarder wegen dan de belangen van de man. Daarnaast heeft de rechtbank ook het verzoek van de man tot het vaststellen van een informatieregeling afgewezen, omdat dit de relatie tussen de moeder en de minderjarigen zou kunnen schaden. De rechtbank benadrukt dat de man eerst moet aantonen dat hij zijn gedrag heeft veranderd voordat er opnieuw naar zijn verzoeken kan worden gekeken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
vervangende toestemming tot erkenning, gezag en omgang, informatieregeling
zaak-/rekestnrs.: C/15/310613 / FA RK 20-6650, C/15/310616/FA RK 20/6652, C/15/310606/FA RK 20/6646
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 9 december 2021
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem,
--tegen--
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.S. Vos, kantoorhoudende te Westbeemster.
De minderjarige
[de minderjarige 2]wordt vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen:
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van genoemde procedures blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 23 november 2020, geregistreerd onder procedurenummer C/15/310613 / FA RK 20-6650 (vervangende toestemming erkenning);
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 23 november 2020, geregistreerd onder procedurenummer C/15/310606/FA RK 20/6646 (gezag en informatieregeling);
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 23 november 2020, geregistreerd onder procedurenummer C/15/310616/FA RK 20/6652 (omgang);
- de F9-formulieren, met bijlagen, van de advocaat van de man van 7 december 2020, 23 december 2020, 4 januari 2021;
- de beschikking van deze rechtbank van 27 januari 2021, waarbij [bijzondere curator] , advocaat te Alkmaar, op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [de minderjarige 2] ;
- het verslag van de bijzondere curator van 22 april 2021, ingekomen op dezelfde datum;
- het rapport van de Raad van 27 mei 2021, ingekomen op 2 juni 2021;
- het verweerschrift, met bijlagen van de moeder van 24 juni 2021, ingekomen op dezelfde datum;
- het F9-formulier van de advocaat van de man van 15 juli 2021;
- de gewijzigde verzoeken van de man van 21 juli 2021, ingekomen op dezelfde datum;
- het F9-formulier van de advocaat van de man van 9 november 2021.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 november 2021 in aanwezigheid van mr. A. Krim namens de man, de moeder bijgestaan door mr. J.S. Vos en van [bijzondere curator] , bijzondere curator. Namens de Raad is verschenen [vertegenwoordiger van de raad] . De man is, met afbericht, niet verschenen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit de moeder zijn geboren:
- op [geboortedatum] te [plaats] het thans nog minderjarige kind:
[de minderjarige 1] (hierna: [de minderjarige 1] );
- op [geboortedatum] te [plaats] het thans nog minderjarige kind:
[de minderjarige 2] (hierna: [de minderjarige 2] ).
2.3.
De man heeft [de minderjarige 1] met toestemming van de moeder erkend, waarbij partijen hebben gekozen voor de geslachtsnaam van de man.
2.4.
De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over beide minderjarigen. De minderjarigen hebben van rechtswege hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 18 maart 2021 (zaaknummer C/15/313438/KG ZA 21-90) heeft de voorzieningenrechter in genoemde procedures inzake de omgang, het gezag en de informatieregeling de Raad verzocht onderzoek te doen en de rechtbank te adviseren ten aanzien van de vragen:
- is het in het belang van de minderjarigen om de man mede te belasten met het ouderlijk gezag?;
- is een omgangs-/zorgregeling in het belang van de minderjarigen? Zo ja, welke regeling is het meest in het belang van de minderjarigen en op welke wijze dient het contact tussen de man en de kinderen te worden hersteld?;
- is een informatieregeling in het belang van de minderjarigen? Zo ja, welke informatieregeling?,
waarbij de voorzieningenrechter het meer of anders verzochte heeft afgewezen.
2.6.
De Raad heeft op 27 mei 2021 rapport en advies uitgebracht.
2.7.
Op 21 juli 2021 heeft de man zijn verzoeken met betrekking tot het gezag en de omgang ingetrokken.

3.Verzoek

3.1.
Het verzoek van de man strekt tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige 2] , als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.2.
De man heeft zijn verzoek gebaseerd op de stelling dat hij de verwekker is van [de minderjarige 2] en dat de moeder zonder redelijke grond weigert toestemming voor de erkenning van [de minderjarige 2] te verlenen. De man heeft aangevoerd dat de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind niet schaadt en dat door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind niet in het gedrang komt. De man acht het voor de ontwikkeling van [de minderjarige 2] van belang dat zij weet van wie zij afstamt en dat de man ook als haar vader op haar geboorteakte staat en zijn achternaam heeft, net zoals bij [de minderjarige 1] het geval is.
3.3.
De man heeft voorts verzocht een informatieregeling vast te stellen waarbij de moeder de man viermaal per jaar, op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober op de hoogte stelt van de schoolresultaten van de minderjarigen door toezending van een kopie van het schoolrapport en/of -verslag, de gezondheid van de minderjarigen, hun hobby’s, vriendjes en vriendinnetjes van de minderjarigen, hun (sport)clubs, andere buitenschoolse activiteiten, eventuele ziekenhuisopnamen en/of bezoeken aan medische specialisten, voorzien van een (portret)foto van de minderjarigen, dan wel een door de rechtbank te bepalen informatieregeling.

4.Verweer

4.1.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en daarbij onder meer het volgende aangevoerd.
4.2.
De man is op 23 juni 2021 door de politierechter voor stalking en bedreiging van de moeder veroordeeld tot 180 uur taakstraf, 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, een proeftijd van drie jaar, en bijzondere voorwaarden waaronder een onmiddellijk contact- en locatieverbod bij huis en school voor 1 jaar als gedragsmaatregel, bij overtreding waarvan elke keer 1 week detentie tot een maximum van zes maanden geldt, waarbij tevens de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, met maatregel.
De moeder is langdurig overbelast door de situatie tussen haar en de man. Deze belasting, tezamen met de angst en de spanningen bij de moeder, is dusdanig hoog dat het haar niet lukt om beide minderjarigen hier geheel tegen te beschermen. De moeder is zich bewust van haar beperkte draagkracht op dit moment en het effect daarvan op de minderjarigen. Zij heeft zich tot de GGZ gewend voor hulp, maar gelet op de nog bestaande situatie tussen partijen kan die hulpverlening thans niet aanvangen. De man heeft geen zicht op zijn eigen handelen. Hij zegt dat hij samen met de moeder en de minderjarigen een gezin wil vormen, om vervolgens doodsbedreigingen aan de moeder te sturen. De man kan zich niet verplaatsen in de positie en beleving van de minderjarigen. De man heeft zich, ondanks een toezegging daartoe tijdens de zitting in kort geding, niet gewend tot een psycholoog. De moeder vreest dat als de man ook juridisch ouder is van [de minderjarige 2] , hij niet zal stoppen met het bewandelen van alle juridische wegen om zijn invloed op en zeggenschap over de minderjarigen te verkrijgen. Hoewel erkenning niet leidt tot gezamenlijk gezag, ontstaat wel de bevoegdheid van de man daartoe. Dit is een ernstige bedreiging voor de moeder, hetgeen niet in het belang van de minderjarigen is. Die hebben rust nodig. Daarbij hoort dat de moeder niet meer zou moeten hoeven vrezen voor juridische procedures. Zij heeft tijd nodig om haar trauma’s te kunnen verwerken, haar draagkracht te vergroten en er te kunnen zijn voor de minderjarigen. [de minderjarige 2] weet wie haar vader is. Het nu forceren van het juridisch vaderschap zal de belasting van deze band vermoedelijk alleen nog verder doen toenemen. [de minderjarige 2] zal zijn achternaam krijgen, iets wat [de minderjarige 2] zelf nadrukkelijk niet wil. Ze is de laatste tijd heel erg boos en heeft zich niet onder controle. Erkenning en naamswijziging is dan ook niet wenselijk. Bij de moeder ontbreekt de draagkracht op dit moment om hiermee goed om te gaan.
Aldus moet worden gevreesd dat er ten gevolge van de erkenning door de man van [de minderjarige 2] reële risico’s zijn dat zij verder wordt belemmerd in haar evenwichtig sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Daarbij is belangrijk dat deze kwetsbare psychische toestand van de moeder die is ontstaan door de langdurige spanningen als gevolg van de gedragingen van de man, wanneer deze nog verder onder druk wordt gezet, ertoe zal leiden dat zij niet langer goed in staat is om [de minderjarige 2] , en [de minderjarige 1] , het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat zij nodig hebben.

5.Verslag bijzondere curator

5.1.
Uit het verslag van de bijzondere curator blijkt onder meer het volgende.
5.2.
Tussen de moeder en de man is niet in geding dat hij de verwekker is van [de minderjarige 2] .
5.3.
De moeder heeft tegenover de bijzondere curator onder meer verklaard dat zij zwanger was van [de minderjarige 2] toen de man in Duitsland en later in [plaats] was gedetineerd. De moeder durfde de relatie toen niet te beëindigen, maar deed dit wel toen de man weer vrij kwam. In 2016 raakte de man opnieuw gedetineerd. De moeder kwam niet meer met de minderjarigen naar de gevangenis en werd door de man bedreigd. Na zijn vrijlating in 2017/2018 heeft de man tot 2020 in Spanje gewoond waarbij hij gemiddeld één keer per maand naar Nederland kwam en bij de moeder en de minderjarigen langskwam. De moeder was altijd bij de omgang aanwezig. Gelet op het milieu waarin de man verkeert, kon de moeder anders niet voor de veiligheid van de minderjarigen instaan. De aandacht van de man is meer op de moeder gericht dan op de minderjarigen. De moeder ontvangt liefdesbetuigingen, afgewisseld met bedreigingen. De man had steeds minder en slechter aansluiting met de minderjarigen, wat resulteerde in dwingender gedrag van de man, waartegen de minderjarigen zich gingen afzetten. In mei 2020 heeft de man de moeder met de dood bedreigd. De moeder en de minderjarigen zijn een tijd ondergedoken geweest. De moeder maakt nog altijd gebruik van het Awaresysteem. De man heeft een gedragsaanwijzing gehad, maar is twee keer op de school van [de minderjarige 1] verschenen en heeft haar daar aangesproken. De man stuurde berichten via de bank, stopte geld in de brievenbus, postte berichten online etc. Dit heeft gezorgd voor trauma’s bij de moeder en de minderjarigen. De moeder is bang voor de man en loopt op haar tandvlees. De moeder begrijpt dat erkenning iets anders is dan omgang en gezag. Ze is angstig voor de gevolgen, maar zou het begrijpen als het wel wordt toegekend. De moeder vindt het vervelend voor [de minderjarige 2] , ook omdat bij erkenning haar achternaam wijzigt.
5.4.
De bijzondere curator heeft kort met beide minderjarigen gesproken. [de minderjarige 1] reageerde boos op de gehele situatie en bonkte met haar hoofd op de tafel. Ze heeft pijn in haar buik als het over de man gaat. Ze wil hem niet zien en is bang en boos tegelijk. [de minderjarige 2] is verlegen, wat schuchter en vertelt niet veel uit zichzelf. Ze wil niet naar de man. Ze kan niet vertellen waarom, maar zegt dat hij stom doet. Ze is boos dat ze straks haar achternaam kwijtraakt. Die heeft ze al haar hele leven en die wil ze houden.
5.5.
De man heeft tegenover de bijzondere curator onder meer verklaard dat de moeder na de geboorte van [de minderjarige 2] is veranderd. Zij wilde de minderjarigen alleen opvoeden, reden waarom hij niet met de minderjarigen alleen mocht zijn. De man betwist ooit in Spanje te hebben gewoond en evenmin heeft hij ooit in het criminele circuit gezeten. De man vindt wat de moeder stelt onnodig opgeblazen. De minderjarigen hebben het altijd leuk bij hem gehad. [de minderjarige 2] is zijn dochter en dient ‘gewoon’ zijn achternaam te dragen.
5.6.
De bijzondere curator heeft aangegeven dat de man geen blijk van enig begrip of inlevingsvermogen voor de beleving en ervaringen van de moeder en de minderjarigen heeft.
De bijzondere curator heeft van de Jeugd- en gezinscoach vernomen dat uit onderzoek is gebleken dat [de minderjarige 1] kenmerken vertoont van ADHD en ASS, maar dat vanwege de aanwezige trauma’s geen diagnose kan worden gesteld. Er zal eerst traumatherapie moeten worden opgestart.
5.7.
De bijzondere curator concludeert tot toewijzing van het verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van [de minderjarige 2] . Weliswaar is gebleken van omstandigheden met betrekking tot de man die begrijpelijkerwijs bij de moeder onrustgevoelens en een gevoel van onveiligheid teweeg brengen, waardoor zij stress ervaart die zijn neerslag kan hebben op [de minderjarige 2] . Dit is echter onvoldoende om te concluderen dat de moeder ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is om [de minderjarige 2] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat zij nodig heeft. Voor gezag en omgang gelden andere wettelijke criteria, zodat er geen automatische koppeling bestaat tussen erkenning en gezag en omgang. De bijzondere curator concludeert dat de belangen van de man en [de minderjarige 2] bij erkenning prevaleren boven de belangen van de moeder en [de minderjarige 2] bij niet-erkenning.

6.Raadsrapport

6.1.
Uit het raadsrapport van 27 mei 2021 blijkt onder meer het volgende.
6.2.
De Raad acht gezamenlijk gezag van de ouders over beide minderjarigen, indien de man tevens [de minderjarige 2] zou erkennen, niet in hun belang en heeft op basis van het rapport geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van de man daartoe. De Raad acht een omgangsregeling met de man eveneens niet in het belang van de minderjarigen en concludeert tot afwijzing van het verzoek daartoe. De Raad is van mening dat minderjarigen reeds langdurig worden geconfronteerd met de enorme spanningen en onveiligheid tussen de ouders, wat naar alle waarschijnlijkheid effect heeft op hun welzijn en daarnaast ook vooral op hun welzijn en stabiliteit in de thuissituatie bij de moeder. De overbelasting, angst en spanning die de moeder ervaart als gevolg van het contact met de man is dusdanig hoog dat zij de minderjarigen hier niet volledig tegen kan beschermen. De man interpreteert de afspraken en grenzen anders en ziet geen noodzaak tot therapie voor zichzelf. De draagkracht van de moeder is op dit moment te laag om het contact met de man te onderhouden. Onbelast contact met de man is niet mogelijk en geforceerde omgang zal de minderjarigen meer schade dan goed doen. Vooral zolang de man niet accepteert dat de minderjarigen negatieve gevoelens jegens hem (kunnen) hebben. Beide minderjarigen willen nadrukkelijk geen omgang met de man, omdat zij vervelende dingen met hem hebben meegemaakt en hij hun grenzen niet respecteert. Hoewel nog onduidelijk is welk trauma [de minderjarige 1] , en mogelijk ook [de minderjarige 2] , in contact met de man heeft opgelopen, blijkt vanuit diagnostisch onderzoek dat dit haar functioneren nu beïnvloedt. De Raad acht het noodzakelijk dat er eerst rust komt en [de minderjarige 1] en mogelijk ook [de minderjarige 2] hulpverlening krijgen om de vervelende gebeurtenissen te verwerken. Daarmee komt er mogelijk ook meer ruimte voor gevoelens en gedachten ten aanzien van de man en kan er op basis van welzijn en draagkracht worden bepaald of omgang met de man op enig moment (wel) in hun belang is. De Raad acht het tevens noodzakelijk dat de moeder en de man ieder voor zich persoonlijke hulpverlening volgen, met als doel te voorkomen dat de minderjarigen (indirect) worden geconfronteerd met hoogoplopende emoties van de man en de onveiligheid die dat met zich brengt voor de minderjarigen en de moeder. De Raad adviseert de man tevens psycho-educatie te vragen gericht op het functioneren en de beleving van de minderjarigen. De Raad acht het wel in het belang van de minderjarigen dat zij weten dat de man graag contact met hen wil. [de minderjarige 2] heeft aangegeven het leuk te vinden om een verjaardagskaart te krijgen en het lijkt de Raad goed dat de vader de minderjarigen met hun verjaardag een kaart stuurt om hen te feliciteren. Dit geeft de minderjarigen de ruimte om de kaart te lezen als en wanneer zij dat willen.
6.3.
De Raad acht het in het belang van de minderjarigen dat de vader op hoofdlijnen wordt geïnformeerd over hun leven. Hierdoor zal hij later, wanneer er mogelijkheden ontstaan tot contact, beter bij de minderjarigen kunnen aansluiten. De Raad adviseert de rechtbank om een informatieregeling vast te leggen waarbij de man eens per drie maanden een foto krijgt van de minderjarigen en op hoofdlijnen wordt geïnformeerd over hun schoolresultaten, gezondheid (inclusief bezoeken aan ziekenhuis of artsen), de psychische hulpverlening en de hobby’s en vrijetijdsbesteding van de minderjarigen. De Raad adviseert om de informatieregeling te laten verlopen via de advocaten van partijen, zodat de moeder geen direct contact met de man hoeft op te nemen, omdat dit thans teveel van de moeder vraagt en bovendien het risico met zich brengt dat de man weer ongewenst contact met haar zal opnemen, waardoor ook de minderjarigen indirect weer worden belast.

7.Beoordeling

7.1.
De man heeft zijn verzoeken inzake het gezag en de omgang ingetrokken op basis van de conclusies van de raad in het rapport. De rechtbank beschouwt de zaken op die onderdelen als afgedaan.
7.2.
Aan de rechtbank liggen thans nog voor het verzoek strekkende tot vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige 2] en het verzoek tot het vaststellen van een informatieregeling met betrekking tot beide minderjarigen.
De rechtbank zal allereerst het verzoek inzake de erkenning bespreken.
erkenning
7.3.
Op grond van het in artikel 1: 204 lid 3 BW bepaalde kan de toestemming van de moeder, wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, mits de man de verwekker is van het kind, tenzij de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.
7.4.
Bij een verzoek tot vervangende toestemming is het uitgangspunt dat zowel het kind als
de verwekker er aanspraak op hebben dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke rechtsbetrekking. Dat de man de verwekker is van [de minderjarige 2] is niet in geschil, zodat aan de gestelde voorwaarde in voornoemd artikel is voldaan.
7.5.
Voor de vraag of het verzoek van de man kan worden toegewezen, dient vervolgens diens belang bij erkenning te worden afgewogen tegen de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige 2] en de belangen van [de minderjarige 2] . Van schade aan de belangen van [de minderjarige 2] kan worden gesproken indien ten gevolge van de erkenning voor haar reële risico’s ontstaan dat zij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer haar moeder ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is [de minderjarige 2] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat zij nodig heeft. Volgens de wetsgeschiedenis (TK,1996-1997, 24 649, nr.28, blz.8) is een zekere emotionele weerstand van de moeder onvoldoende om vervangende toestemming tot erkenning te weigeren. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, indien duidelijk wordt dat de weerstand negatieve gevolgen voor de positie van het kind met zich brengt.
7.6.
Ter zitting is namens de man aangevoerd dat hij wil doen wat het beste is voor zijn kinderen en in hun belang wil handelen. Daarom heeft hij zijn verzoeken inzake omgang en gezag ingetrokken. De man wil echter dat [de minderjarige 2] net als [de minderjarige 1] ook officieel zijn kind is en zijn achternaam draagt. Er wordt niet ontkend wat de moeder heeft meegemaakt, maar dat is wel wat de moeder heeft meegemaakt. Het is de moeder niet gelukt om dat bij de minderjarigen weg te houden. De verminderde draagkracht bij de moeder kan geen rol spelen bij erkenning. [de minderjarige 2] is nog jong en de man acht haar mening bij een achternaamswijziging niet doorslaggevend. De hulpverlening is op gang gekomen en het gaat beter met [de minderjarige 2] . Als vanuit de hulpverlening de boodschap wordt gebracht dat haar achternaam zal wijzigen is er wellicht al meer ruimte voor [de minderjarige 2] om daar mee om te gaan. Zij zal dan dezelfde achternaam hebben als haar zus. Zowel de man als [de minderjarige 2] hebben recht op erkenning van hun relatie als een familierechtelijke betrekking.
7.7.
De moeder heeft ter zitting een door haar opgestelde brief voorgelezen, welke brief ter zitting aan de rechtbank, de Raad, de bijzondere curator en de advocaat van de man is overgelegd.
7.8.
Door en namens de moeder is voorts ter zitting naar voren gebracht dat er nog steeds druk op hen wordt uitgeoefend vanuit de man, ondanks het aan hem door de rechter opgelegde contactverbod. De man wil controle over de moeder en als er niet gebeurt wat hij wil dreigt hij dat het verkeerd kan aflopen. De moeder wil dat dat stopt en de minderjarigen in veiligheid en geborgenheid kunnen opgroeien. De vader stond toch weer op de stoep met een cadeau en heeft via een derde een envelop met een briefje met foto’s van zichzelf en een aanzienlijk geldbedrag laten afgeven bij de moeder. De moeder heeft inmiddels hulpverlening voor zichzelf en er is hulpverlening voor de minderjarigen. Daaruit is gebleken dat bij de minderjarigen de deur naar de vader echt dicht zit. Ook als de moeder tracht over leukere herinneringen met de man te praten met de minderjarigen geven zij aan daarover niet te willen praten. Er zit bij de minderjarigen diep trauma waaraan moet worden gewerkt. De hulpverlening heeft echter ook aangegeven dat er nu ook tijd moet zijn om tot rust te komen. De man plaatst veel berichten op zijn openbare profielen op social media, onder andere dat hij de namen van de minderjarigen op zijn onderarm heeft laten tatoeëren, en dat hij nog een zoon heeft. De moeder kan de minderjarigen niet helemaal behoeden voor die berichten nu zij ouder worden. De kinderen raken van slag van deze acties van de man. De man heeft geen zicht op het effect van zijn handelen op de minderjarigen. Bovendien heeft de man ook foto’s van de minderjarigen op zijn social media gepost. Na alle angst van de moeder en de minderjarigen is het niet wenselijk en niet in het belang van [de minderjarige 2] dat de man haar erkent. Het thans gevonden evenwicht in het gezin van de moeder is broos en daar moet voorzichtig aan worden verder gewerkt. Beide dochters weten niet beter dan dat ze ieder een andere achternaam hebben. [de minderjarige 2] wil de achternaam van de man echt niet. De minderjarigen zoeken vertrouwen en veiligheid bij de moeder. Dat vertrouwen wordt geschaad als de moeder [de minderjarige 2] niet kan beschermen tegen het wijzigen van haar achternaam.
7.9.
De bijzondere curator heeft naar aanleiding van het raadsrapport en het verhandelde ter zitting haar standpunt ter zitting gewijzigd. De bijzondere curator heeft aangegeven reeds bij het opstellen van haar advies te hebben gewikt en gewogenom uiteindelijk het belang van de erkenning te laten prevaleren. De angst van de moeder leek in het gesprek dat zij met de moeder had met name te zien op de omgang. Uit het rapport van de Raad en het verhandelde ter zitting blijkt volgens de bijzondere curator dat er veel minder draagkracht is bij de moeder dan waarvan de bijzondere curator is uitgegaan. De achternaamswijziging zou tevens voor [de minderjarige 2] traumatiserend kunnen zijn, nu dit voor haar een groot onderdeel is van haar identiteit en het de vraag is of zij dit, gelet op haar ervaringen met de man, kan dragen in haar sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling. Dit element is in het rapport nog niet meegewogen in de afweging. De bijzondere curator concludeert thans tot afwijzing van het verzoek, omdat de risico’s voor verstoring van de band tussen de moeder en [de minderjarige 2] en de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige 2] te groot zijn als de man [de minderjarige 2] zal erkennen.
7.10.
De Raad heeft zich ten aanzien van de erkenning ter zitting achter het standpunt van de bijzondere curator geschaard. De moeder is voortdurend alert en dat geeft spanningen die hun weerslag hebben op de minderjarigen. De minderjarigen zijn vermijdend naar de vader en accepteren niet dat de moeder over hem praat. Erkenning kan de verstandhouding tussen de moeder en [de minderjarige 2] schaden. [de minderjarige 2] is te jong om de gevolgen te overzien, maar zij is zo afwijzend naar de man dat het moeten dragen van zijn achternaam zoveel weerstand oproept dat het niet in haar belang kan worden geacht.
7.11.
De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van de Raad is gebleken dat de man is veroordeeld voor uiteenlopende delicten, zoals drugshandel en mishandeling, waaronder ook een veroordeling in Duitsland waarvoor de gevangenisstraf in Nederland ten uitvoer is gelegd. Er staat thans nog zaak open (huiselijk geweld partnermishandeling) waarvoor de man is gedagvaard. De rechtbank stelt voorts vast dat de man op 21 juni 2021 onweersproken is veroordeeld voor stalking en bedreiging van de moeder waarbij tevens een thans nog geldend contact- en locatieverbod is opgelegd. Ondanks deze veroordeling, de daarbij gestelde voorwaarden en de lopende proeftijd heeft de man toch getracht met de moeder in contact te komen, onder andere door via een derde bij de moeder een envelop te laten bezorgen met foto’s van zichzelf alsmede geld. Vanwege de bedreigingen en stalking door de man heeft de moeder een Aware-apparaat met behulp waarvan zij direct de meldkamer in kan schakelen wanneer de man in haar buurt komt. De minderjarigen hebben in hun jonge leven erg te lijden gehad onder de situatie en en hebben daardoor trauma’s opgelopen. De moeder doet hard haar best om zichzelf weer goed op de rails te krijgen en de minderjarigen een stabiel thuis te geven. Dat is echter in de bestaande situatie geen gemakkelijke opgave. Ingeval vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige 2] zou worden verleend, zal de moeder voortdurend rekening dienen te houden met mogelijke aanspraken van de man die daaruit voortvloeien. Uit de stukken en de behandeling ter zitting komt naar voren dat de man geen genoegen kan nemen met een vaderrol op afstand. De man heeft op geen enkele manier laten zien dat hij besef heeft van de problemen die hij heeft veroorzaakt en thans nog veroorzaakt. Ook heeft man niet laten zien dat hij bereid is om aan zichzelf te gaan werken en de moeder en de kinderen de tijd te geven die zij nodig hebben om tot rust te komen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de moeder ten gevolge van de erkenning van [de minderjarige 2] door de man in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat dat zij niet in staat is [de minderjarige 2] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat zij nodig heeft en dat daardoor [de minderjarige 2] in haar sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling wordt belemmerd. Dat de ontwikkeling van [de minderjarige 2] thans goed verloopt, maakt dit niet anders. De schade die voornoemd risico voor een gezonde ontwikkeling van [de minderjarige 2] kan opleveren weegt zwaarder dan het belang van [de minderjarige 2] en de man bij erkenning van hun familierechtelijke betrekking. De omstandigheid dat [de minderjarige 1] wel door de man is erkend, leidt niet tot een ander oordeel. Pas als de man bereid is een hulpverlenings-traject te doorlopen, dat tot een goed einde heeft gebracht en kan reflecteren op het verleden en kan zien wat zijn gedrag teweeg heeft gebracht, waarbij hij tevens de moeder en de kinderen de rust geeft die zij nodig hebben, kan er mogelijk een situatie ontstaan waarin hij zich opnieuw tot de rechter kan wenden. Daarbij merkt de rechtbank nadrukkelijk op dat het enkele tijdsverloop in dit geval niet een hernieuwde beoordeling rechtvaardigt. De man zal eerst moeten voldaan aan de voorwaarden die hiervoor zijn geformuleerd.
7.12.
De rechtbank zal het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [de minderjarige 2] dan ook afwijzen.
informatieregeling
7.13.
Vervolgens dient de rechtbank een beslissing te nemen op het verzoek van de man tot het vaststellen van een informatieregeling.
7.14.
Voorop wordt gesteld dat de wet in artikel 1:377b BW alleen uitdrukkelijk een recht op informatie en consultatie toekent aan de (niet met het gezag belaste) ouder. Met ouder in de zin van dit artikel wordt bedoeld degene die de juridische ouder van het kind is. Hieruit volgt dat het verzoek van de man alleen betrekking zou kunnen hebben op [de minderjarige 1] . Uit de rechtspraak blijkt evenwel dat ook anderen dan de (niet met het gezag belaste) ouder recht (kunnen) hebben op informatie over het kind. Hierbij is -wat betreft de ontvankelijkheid van een dergelijk verzoek- vereist dat de persoon die daarop aanspraak maakt in een relatie tot het kind staat die is aan te merken als "family life" in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De rechtbank is van oordeel dat er tussen de man en [de minderjarige 2] sprake is van genoemd family life en acht de man ten aanzien van beide minderjarigen ontvankelijk in zijn verzoek.
7.15.
De man heeft zijn verzoek ter zitting gewijzigd in die zin dat de man thans verzoekt een informatieregeling vast te stellen conform het advies van de Raad in het raadsrapport, waarbij de moeder de man eens per drie maanden op hoofdlijnen informeert over de minderjarigen ten aanzien van hun schoolresultaten, gezondheid (inclusief bezoeken aan ziekenhuis of artsen), de psychische hulpverlening, hun hobby’s en vrijetijdsbesteding, voorzien van een foto van de minderjarigen, waarbij de informatieregeling verloopt via de advocaten van partijen.
Namens de man is aangevoerd dat hij het een zware straf acht als hij niet meer zou worden geïnformeerd over de minderjarigen, ook al is er geen omgang. Hoewel de man niet wil bagatelliseren wat er tussen de man en de moeder is voorgevallen, moet dit wat hem betreft niet worden doorgetrokken naar de minderjarigen. De man houdt van zijn kinderen en wil niet dat zij uit zijn leven verdwijnen. Voor hem is het belangrijk dat er een stip aan de horizon is, zodat hij niet het gevoel heeft alles te verliezen. Een informatieregeling geeft dan rust. De informatieregeling kan plaatsvinden via de advocaten van partijen, zodat de moeder niet in direct contact hoeft te staan met de man en het niet belastend is voor haar. Mocht er in toekomst contactherstel kunnen plaatsvinden, dan heeft de man door middel van de informatie toch enige aansluiting bij de minderjarigen.
7.16.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het vaststellen van een informatieregeling. De moeder stelt er niet op te kunnen vertrouwen dat de man de informatie vertrouwelijk houdt. Zij acht dat niet veilig voor de minderjarigen. De man is actief op social media en plaatst daar zonder de instemming van de moeder ook foto’s van de minderjarigen. De minderjarigen willen niets van de man weten en hebben geen enkel vertrouwen in hem. Als de moeder informatie over hen moet verstrekken tegen hun wens in, zal dat het vertrouwen van de minderjarigen in de moeder schaden. De vader heeft nooit kunnen aansluiten bij de minderjarigen en kijkt alleen naar zichzelf. Dat zal door een informatieregeling niet veranderen.
7.17.
De Raad heeft ter zitting haar standpunt en advies inzake de informatie gewijzigd. De Raad is thans van mening dat een verplichte informatieregeling de band tussen de moeder en de minderjarigen zal schaden. De man maakt gebruik van social media waarop iedereen kan reageren. Dat zorgt voor ruis. Het beschermt niet de privacy van de minderjarigen, die ook steeds meer actief zullen worden op social media. Dat kan problemen veroorzaken tussen de moeder en de minderjarigen, hetgeen door de Raad niet in hun belang wordt geacht. De man heeft te weinig zicht op zijn eigen gedrag om hier op de juiste wijze mee om te kunnen gaan en accepteert daartoe geen hulpverlening. Hij heeft [de minderjarige 1] ongevraagd op school bezocht en begrijpt niet wat daar niet goed aan was en wat dat teweeg heeft gebracht. De Raad voorziet geen verandering binnen afzienbare tijd. De Raad adviseert de rechtbank thans om het verzoek af te wijzen.
7.18.
De rechtbank stelt allereerst vast dat er een contact- en locatieverbod geldt voor de man voor een jaar, opgelegd door de politierechter. Een rechtstreekse informatieregeling tussen de ouders is derhalve uitgesloten. De vraag rijst of er in weerwil van het contactverbod een informatieregeling via de advocaten kan worden vastgesteld.
De rechtbank komt echter aan het beantwoorden van die vraag niet toe, nu de rechtbank van oordeel is dat het belang van de minderjarigen thans in de weg staat aan het vaststellen van een informatieregeling. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Het vaststellen van een informatieregeling betekent in dit geval dat de moeder wordt verplicht te handelen tegen de nadrukkelijke wens van minderjarigen in, waardoor de verhouding tussen de moeder en minderjarigen mogelijk onder druk komt te staan. Deze thans verbeterde maar nog broze verstandhouding behoeft bescherming, zodat de minderjarigen zich veilig kunnen voelen. De minderjarigen moeten nog veel verwerken van wat zij met de vader hebben meegemaakt. De man heeft eerder hun privacy geschonden en geen blijk gegeven rekening te houden met hun gevoelens. Een nieuwe voortdurende bron van spanning zal, het geheel van de situatie in ogenschouw genomen, bij de moeder én de minderjarigen voor oplopende spanningen zorgen. Dat komt de effectiviteit van de hulpverlening niet ten goede en daarmee ook niet de verstandhouding tussen de moeder en de minderjarigen. De minderjarigen groeien op bij hun moeder en zijn van haar afhankelijk. Het is van groot belang dat het goed gaat met de moeder, zodat de minderjarigen kunnen opgroeien tot evenwichtige volwassenen. De man heeft belang bij het verkrijgen van informatie over de minderjarigen, maar het hiervoor omschreven belang van de minderjarigen weegt zwaarder. De rechtbank zal het verzoek van de man tot het vaststellen van een informatieregeling dan ook afwijzen. Ook hier geldt dat de man eerst zal moeten aantonen dat zijn gedrag wezenlijk is veranderd en dat hij erkenning kan geven voor hetgeen hij bij de moeder en de kinderen heeft veroorzaakt.

8.Beslissing:

De rechtbank:
8.1.
wijst de verzoeken van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.