ECLI:NL:RBNHO:2021:11360

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
9329363 CV EXPL 21-3590
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een voortijdig beëindigde leaseovereenkomst met gedeeltelijke afwijzing van de vordering wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft Leasemore B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, naar aanleiding van een voortijdig beëindigde leaseovereenkomst voor een Volkswagen Up!. De overeenkomst werd beëindigd omdat de gedaagde meerdere facturen niet had betaald. Leasemore vorderde een totaalbedrag van € 2.953,43, inclusief buitengerechtelijke kosten en rente. De gedaagde erkende een deel van de vordering, maar betwistte het resterende bedrag en vroeg om terugbetaling van zijn eigendommen die in de auto waren achtergebleven.

Tijdens de zitting op 9 november 2021 was de gedaagde niet aanwezig, maar Leasemore heeft haar standpunt toegelicht. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot een bedrag van € 1.179,17 niet door de gedaagde was betwist en wees dit bedrag toe. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag werd eveneens toegewezen, omdat de gedaagde in verzuim was gekomen door het niet tijdig betalen van de facturen.

De kantonrechter wees echter de gevorderde buitengerechtelijke kosten gedeeltelijk af, omdat Leasemore niet voldoende had onderbouwd hoe de hoofdsom was samengesteld. De rechter benadrukte dat het niet aan de rechter is om in de overgelegde producties naar ondersteunende feiten te zoeken. De vordering voor het overige werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De proceskosten werden toegewezen aan Leasemore, omdat de gedaagde het erkende deel van de vordering niet had betaald. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9329363 \ CV EXPL 21-3590 BL
Uitspraakdatum: 8 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Leasemore B.V.
gevestigd te Huizen
eiseres
verder te noemen: Leasemore
gemachtigde: Van Schendel & Partners
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Leasemore heeft bij dagvaarding van 1 juli 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 9 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagde] is niet op de zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat Leasemore ter toelichting van haar standpunt naar voren heeft gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Leasemore bij brief van 26 oktober 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Op 13 juni 2019 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten betreffende een auto van het merk Volkswagen, model Up! (verder: de auto). Op basis daarvan heeft Leasemore de auto aan [gedaagde] in gebruik gegeven, tegen betaling van een maandelijks leasebedrag.
2.2.
Omdat [gedaagde] een aantal facturen onbetaald heeft gelaten, heeft Leasemore de overeenkomst voortijdig beëindigd, en de auto bij [gedaagde] thuis opgehaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Leasemore vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van facturen met een totaalbedrag van € 2.953,43, buitengerechtelijke kosten (€ 420,34) en rente (tot en met 30 juni 2021 berekend op € 40,77).
3.2.
[gedaagde] verklaart zich bereid de openstaande leasetermijnen van in totaal € 1.135,17 te betalen, en een verkeersboete van € 44,00. Daarbij wil [gedaagde] zijn eigendommen terug, die in de auto lagen en door Leasemore zijn meegenomen. De rest van de vordering wordt door [gedaagde] betwist.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van Leasemore wordt tot een bedrag van € 1.179,17 niet door [gedaagde] betwist, zodat dit bedrag wordt toegewezen. Voor zover [gedaagde] hierbij als voorwaarde heeft willen stellen dat hij zijn eigendommen retour ontvangt, wordt dit niet gehonoreerd omdat hij voldoende gelegenheid heeft gehad om deze op te halen bij Leasemore, waar de eigendommen van [gedaagde] (nog) zijn opgeslagen.
4.2.
Ook de (subsidiair) gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 1.179,17 is toewijsbaar vanaf de datum van verzuim, omdat niet is betwist dat [gedaagde] de betreffende facturen niet op tijd heeft betaald en daarmee in verzuim is gekomen.
4.3.
De door Leasemore gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn gedeeltelijk toewijsbaar. Leasemore heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. Het gevorderde bedrag is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Omdat dat het gevolg is van een niet voorzienbare omstandigheid, zal de kantonrechter de vergoeding niet afwijzen, maar toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, zijnde € 176,88. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.4.
Voor het overige wordt de vordering als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Leasemore heeft de grondslag van haar vordering in de dagvaarding niet duidelijk gesteld, ook niet wanneer daarbij acht wordt geslagen op het als productie 13 overgelegde informatieformulier. Leasemore stelt in de dagvaarding alleen dat de huurovereenkomst voortijdig werd beëindigd, en dat ter zake van schades aan de ingeleverde auto, de beëindigingskosten en een verkeersboete een bedrag van € 2.953,43 door [gedaagde] onbetaald werd gelaten. Een nadere toelichting is daarbij niet gegeven, en hoe de hoofdsom is samengesteld heeft Leasemore verder niet uitgesplitst. In het hiervoor genoemde informatieformulier is ter toelichting van de samenstelling van de vordering (onder 6a) alleen verwezen naar een als productie 1 overgelegde renteberekening. Daarin is echter geen uitsplitsing te vinden. In het informatieformulier onder 9 verwijst Leasemore ter zake gevorderde vergoeding van schade aan de auto zonder toelichting naar artikel 11 van de BOVAG Voorwaarden. Daarover wordt in de dagvaarding echter niets vermeld, terwijl blijkt dat een hoger bedrag wordt gevorderd dan het op de overeenkomst vermelde bedrag aan eigen risico. Op de mondelinge behandeling heeft Leasemore toegelicht waarom een hoger bedrag is gevorderd, echter dat had zij in de dagvaarding moeten doen.
4.5.
Leasemore heeft daarmee onvoldoende concreet gesteld waarop zij haar vordering baseert. Het is niet aan de kantonrechter om in de overgelegde producties op zoek te gaan naar feiten en omstandigheden die de vordering mogelijk zouden kunnen ondersteunen. De rechter heeft slechts te letten op de feiten waarop een partij ter ondersteuning van haar standpunt een beroep heeft gedaan, en de enkele omstandigheid dat uit door een partij overgelegde stukken een bepaald feit blijkt, impliceert niet dat zij zich ter ondersteuning van haar standpunt op dat feit beroept (zie HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404).
4.6.
Ook heeft Leasemore ondanks het bijgevoegde informatieformulier onvoldoende informatie verstrekt om de kantonrechter in staat te stellen de in deze zaak noodzakelijke ambtshalve toets ten aanzien van onder meer de informatieverplichtingen die gelden op grond van artikel 6:230l BW te kunnen uitvoeren. Zij heeft omtrent de informatieverplichtingen vermeld dat deze niet van toepassing zijn. Dat betekent dat niet vastgesteld kan worden of [gedaagde] informatie heeft gekregen over de gevolgen en kosten van tussentijdse beëindiging.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij het erkende deel van de vordering niet heeft betaald, zodat Leasemore terecht een gerechtelijke procedure is gestart. Daarbij wordt de hoogte van de proceskosten gerelateerd aan het toewijsbaar geoordeelde gedeelte van de vordering. [gedaagde] wordt ook veroordeeld tot betaling van € 93,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Leasemore worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Leasemore van € 1.356,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.179,17 vanaf de datum van verzuim van de betreffende facturen tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Leasemore tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 87,61
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 374,00
en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 93,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Leasemore worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter