In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen GON MAKELAARS B.V. en VASTGOEDPLAN NEDERLAND B.V. GON vorderde betaling van provisie over transacties die nog moesten worden afgerond, terwijl VASTGOEDPLAN in reconventie terugbetaling van een openstaand bedrag van € 154.360,74 vorderde. De samenwerking tussen partijen was per direct beëindigd na een woordenwisseling via WhatsApp op 7 september 2021. GON stelde dat zij recht had op een provisie van € 800.000,00, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de beëindiging van de samenwerking niet aan VASTGOEDPLAN kon worden toegerekend. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van GON af, omdat het niet aannemelijk was dat GON recht had op de gevorderde provisie. Ook de vordering van VASTGOEDPLAN tot terugbetaling van de geldleningen werd afgewezen, omdat onduidelijk was of het uitgeleende bedrag tot de faillissementsboedel van een andere vennootschap behoorde. Beide partijen werden in de proceskosten veroordeeld.