ECLI:NL:RBNHO:2021:11525

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
C/15/310211 / HA ZA 20-730
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid taxateur voor onderwaardering monumentaal pand na brand

In deze zaak vordert de eiseres, KWEKERIJ ROËNCO B.V., dat de rechtbank verklaart dat de taxateur, VAN AMEYDE WAARDERINGEN B.V., toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen bij de taxatie van een monumentaal pand. Dit pand, dat in 2019 door brand beschadigd raakte, was onderverzekerd, wat leidde tot een geschil over de hoogte van de schadevergoeding. De eiseres stelt dat de taxateur in 2014 een beroepsfout heeft gemaakt door het pand te laag te taxeren, wat resulteerde in een te lage verzekerde som. De rechtbank oordeelt dat de taxateur inderdaad tekort is geschoten, aangezien het verschil tussen de getaxeerde waarde in 2014 en de werkelijke waarde in 2019 buiten de gebruikelijke bandbreedte valt. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres toe en verwijst de zaak naar de schadestaat voor verdere vaststelling van de schade. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/310211 / HA ZA 20-730
Vonnis van 1 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KWEKERIJ ROËNCO B.V.,
gevestigd te Voorhout,
eiseres,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN AMEYDE WAARDERINGEN B.V.,
gevestigd te Badhoevedorp,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Van Ameyde genoemd worden.
De zaak in het kort
In 2019 zijn opstallen van [eiseres] door brand beschadigd. Een van die opstallen is een monumentaal bedrijfspand dat onderverzekerd bleek te zijn. Van Ameyde heeft in 2014, met het oog op de opstalverzekering, in opdracht van [eiseres] een taxatie van dat monumentale pand gedaan. Volgens [eiseres] heeft Van Ameyde daarbij een beroepsfout gemaakt, omdat zij het monumentale pand te laag heeft getaxeerd.
[eiseres] vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat Van Ameyde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en de daardoor door [eiseres] geleden schade moet vergoeden. Die schade moet later worden vastgesteld. De rechtbank wijst de vordering toe. De rechtbank is het met [eiseres] eens dat voor het grote verschil tussen de getaxeerde waarde van het monumentale pand in 2014 en de vastgestelde waarde in 2019 geen andere verklaring is dan dat Van Ameyde een beroepsfout heeft gemaakt. Voor de hoogte van de door [eiseres] geleden schade verwijst de rechtbank de zaak naar de schadestaat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 oktober 2020 met 18 producties;
  • de conclusie van antwoord met 15 producties;
  • het tussenvonnis van 31 maart 2021;
  • de akte overleggen producties van [eiseres] met de producties 19 tot en met 20c;
  • de mondelinge behandeling op 9 september 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaten van partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.
  • Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak heeft [eiseres] met instemming van Van Ameyde haar eis gewijzigd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van een aantal bedrijfspanden aan [adres] te [plaats] (hierna: de panden). Het betreft, kort gezegd, een monumentale bollenschuur (hierna: het monumentale pand) en een recenter pand met daarin een kantoor, inpakafdeling en bewaarcellen (hierna: het kantoorpand).
2.2.
[eiseres] heeft voor de panden een opstalverzekering afgesloten. De polis (hierna: de opstalverzekering) is ondergebracht bij Achmea Schadeverzekeringen N.V. die als gevolmachtigde optreedt voor risicodrager Interpolis.
2.3.
[eiseres] heeft met het oog op de te verzekeren som onder de opstalverzekering door de jaren heen een aantal keer een voortaxatie laten uitvoeren door Heinen B.V. Van Ameyde is de rechtsopvolger van Heinen B.V. (Om praktische redenen zal de rechtbank Heinen B.V. hierna ook aanduiden als Van Ameyde.) Taxaties van de panden door Van Ameyde hebben plaatsgevonden in 1999, 2008 en voor het laatst in 2014. Van de taxatie in 2014 heeft Van Ameyde op 10 juli 2014 rapport uitgebracht. In dat rapport heeft Van Ameyde de herbouwwaarde van de panden met installaties getaxeerd op € 3.220.000. Daarnaast adviseerde Van Ameyde een dekking van € 75.000 wegens, onder meer, te laag getaxeerde opstallen en, vrijblijvend, een dekking van € 225.000 voor opruimkosten (op premier risque basis). Niet meegetaxeerd zijn de fundamenten beneden de begane grondvloeren, respectievelijk de keldervloeren. Het monumentale pand is daarbij getaxeerd op een bedrag van € 1.050.000. Het taxatierapport vermeldt te zijn opgemaakt ten behoeve van een verzekering op indexbasis en een geldingsduur van zes jaar te hebben.
2.4.
Sinds 2014 zijn de onder de opstalverzekering verzekerde bedragen een aantal keer gewijzigd, voor het laatst in augustus 2018. Volgens het polisblad van augustus 2018 bedraagt de dekking voor de opstallen bij brand € 3.598.500.
2.5.
Op 1 juli 2019 is brand uitgebroken in de panden waardoor de panden zijn beschadigd. Namens Interpolis is Crawford & Company (hierna: Crawford) ingeschakeld om de schade vast te stellen. [eiseres] heeft [contra-expert] (hierna: [contra-expert] ) als contra-expert ingeschakeld. Crawford en [contra-expert] hebben voor het opstellen van de schadebegroting gebruik gemaakt van een door Ontwerpburo [xxx] (hierna: [xxx] ) opgestelde detailbegroting. Dit heeft geleid tot een voorlopige kostenraming van 27 augustus 2019.
2.6.
Omdat uit die voorlopige kostenraming bleek dat sprake was van een veel te lage verzekerde som, is aan Van Ameyde gevraagd onderliggende calculaties van haar taxaties aan Crawford en [contra-expert] te verstrekken. Van Ameyde is verder uitgenodigd voor een bespreking op 2 december 2019. Op 2 december 2019 heeft die bespreking plaatsgevonden waarbij aanwezig waren Crawford, [contra-expert] , [eiseres] en, namens Van Ameyde, de heer [yyy] . Daarbij is de voorlopige kostenraming doorgenomen en zijn correcties toegepast.
2.7.
Vervolgens heeft [contra-expert] aan Van Ameyde ( [yyy] ) op 6 december 2019 en daarna op 14 januari 2020 gevraagd eventuele op- of aanmerkingen op de voorlopige kostenraming aan haar door te geven, zodat daar rekening mee kon worden gehouden. Van Ameyde heeft daar niet op gereageerd. Crawford en [contra-expert] hebben vervolgens tezamen op 19 februari 2020 de schade aan het monumentale pand vastgesteld. Voor het monumentale pand zijn zij daarbij uitgegaan dat de getaxeerde waarde € 1.169.318 bedroeg en dat de werkelijke waarde van het monumentale pand € 2.232.621 bedroeg.
2.8.
Op 14 april 2020 heeft [eiseres] Van Ameyde aansprakelijk gesteld voor de schade die zij leidt doordat Van Ameyde het monumentale pand te laag heeft getaxeerd. Van Ameyde heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert in de dagvaarding, samengevat:
I. voor recht te verklaren dat Van Ameyde toerekenbaar tekort is geschoten in haar taken en zorgplicht als taxateur en gehouden is de schade die eiseres daardoor heeft geleden te vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2019;
II. voor recht te verklaren dat de schade van [eiseres] bestaat uit het verschil tussen de uitkering die [eiseres] voor de opstalschade onder de opstalverzekering bij Interpolis ontvangt en de uitkering die zij zou hebben ontvangen indien de herbouwwaarde van het Monumentale Pand wél deugdelijk zou zijn getaxeerd;
III. Van Ameyde te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten;
IV. Van Ameyde te veroordelen in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat Van Ameyde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting om het monumentale pand in 2014 als een goed opdrachtnemer te taxeren. De getaxeerde waarde bedroeg € 1.050.000. Na de brand op 1 juli 2019 is de herbouwwaarde van het monumentale pand door de experts Crawford en [contra-expert] begroot op € 2.232.621. Voor dit grote verschil is geen andere verklaring dan dat Van Ameyde het monumentale pand simpelweg te laag heeft getaxeerd. Daardoor is de verzekerde som onder de opstalverzekering te laag. Doordat de verzekerde som ontoereikend was, keert Interpolis niet de volledige schade aan [eiseres] uit. De schade van [eiseres] bedraagt het verschil tussen de uitkering die [eiseres] voor de opstalschade onder de opstalverzekering bij Interpolis ontvangt en de uitkering die zij zou hebben ontvangen als de herbouwwaarde van het monumentale pand wél deugdelijk zou zijn getaxeerd.
3.3.
Van Ameyde voert verweer. Kort gezegd, komt dat verweer er op neer dat met de waardering door de twee experts nog niet is gezegd dat de taxatie in 2014 onjuist was. Aldus heeft [eiseres] onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van haar vordering. Van Ameyde voert verder aan dat de door [eiseres] gestelde schade geen verband houdt met een tekortkoming van Van Ameyde.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Van Ameyde bij het uitvoeren van de taxatieopdracht in 2014 (de taxatie die heeft geresulteerd in het taxatierapport van 10 juli 2014) tegenover [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als goed opdrachtnemer. Bij de beantwoording van die vraag geldt als maatstaf of Van Ameyde bij de uitvoering van de taxatieopdracht heeft gehandeld als een goed opdrachtnemer door bij de taxatie de zorg te betrachten die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam taxateur mag worden verwacht. Het is aan [eiseres] , die zich op de rechtsgevolgen van haar stellingen beroept, om te stellen en zo nodig te bewijzen dat [eiseres] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht.
4.2.
Anders dan Van Ameyde betoogt, kan het enkele feit dat er een (groot) verschil is tussen de getaxeerde waarde in 2014 en de werkelijke waarde van het monumentale pand in 2019 weldegelijk tot de conclusie leiden dat Van Ameyde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Sterker nog, in dit geval heeft [eiseres] geen andere mogelijkheid om de onjuistheid van de taxatie uit 2014 te onderbouwen. [eiseres] beschikt immers over geen andere gegevens dan die in het taxatierapport van 10 juli 2014 en uit dat taxatierapport kan niet worden afgeleid hoe Van Ameyde tot haar waardering is gekomen. Andere gegevens die ten grondslag lagen aan die taxatie heeft Van Ameyde nooit aan [eiseres] verstrekt. Ook overigens heeft Van Ameyde nooit inzichtelijk gemaakt op welke wijze de taxatie in 2014 tot stand is gekomen. Ook in deze procedure niet.
Weliswaar voert Van Ameyde aan dat zij niet (meer) over onderliggende bescheiden beschikt, maar dat komt in haar relatie tot [eiseres] voor rekening en risico van Van Ameyde.
4.3.
Hoewel Van Ameyde terecht aanvoert dat taxeren geen exacte wetenschap is en verschillende taxateurs tot verschillende waarderingen komen, geldt wel een zekere bandbreedte waarbinnen afwijking tussen de werkelijke waarde en de getaxeerde waarde acceptabel is. In de praktijk wordt, partijen zijn dat met elkaar eens, een bandbreedte van 20 procent gehanteerd. Tien procent boven en tien procent onder de werkelijke waarde van een pand.
4.4.
Hierna zal blijken dat Crawford en [contra-expert] de begrote (herbouw)waarde van het monumentale pand correct hebben vastgesteld. Die waardering wijkt, ook rekening houdend met indexeringen, zodanig af van de door Van Ameyde in 2014 getaxeerde waarde, dat dit buiten de gebruikelijke bandbreedte voor taxaties valt. Dit terwijl er geen andere oorzaken voor die afwijking zijn.
Herbouwwaarde monumentale pand in 2019
4.5.
Crawford en [contra-expert] hebben tezamen de herbouwwaarde van het monumentale pand begroot op € 2.232.621. Terecht stelt Van Ameyde dat die waarde in beginsel alleen geldt tussen Interpolis en [eiseres] . Van Ameyde is daarbij immers geen partij. Dat neemt niet weg dat de tussen Interpolis en [eiseres] vastgestelde herbouwwaarde als uitgangspunt kan worden genomen in de verhouding tussen [eiseres] en Van Ameyde. Dat geldt hier te meer omdat Van Ameyde betrokken is geweest bij de totstandkoming van de waardering door Crawford en [contra-expert] .
  • Van Ameyde heeft de voorlopige kostenraming van Crawford en [contra-expert] en de daaraan ten grondslag liggende detailbegroting van [xxx] ontvangen.
  • Deze zijn op 2 december 2019 met Van Ameyde besproken en Van Ameyde heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
  • [yyy] heeft namens Van Ameyde op 2 december 2019 meegedeeld zich te kunnen vinden in die voorlopige kostenraming, behoudens een marge van 5 tot 10 procent (Van Ameyde heeft deze stelling van [eiseres] niet betwist).
  • Vervolgens heeft [contra-expert] Van Ameyde ( [yyy] ) op 6 december 2019 gevraagd eventuele op- of aanmerkingen aan haar door te geven zodat daar rekening mee kon worden gehouden. Van Ameyde heeft daar niet op gereageerd. Ook niet nadat [contra-expert] haar op 14 januari 2020 opnieuw vroeg te reageren.
Crawford en [contra-expert] hebben vervolgens tezamen de waarde van het monumentale pand begroot op € 2.232.621.
Als Van Ameyde concreet commentaar op de voorlopige kostenraming van Crawford en [contra-expert] had, had zij die destijds kenbaar moeten maken. Dat zij die gelegenheid voorbij heeft laten gaan, komt voor haar eigen risico.
4.6.
In dit licht bezien is onjuist de veronderstelling van Van Ameyde dat Crawford en [contra-expert] hun begroting van de herbouwwaarde niet alleen op de detailbegroting van [xxx] mochten baseren, maar deze hadden moeten baseren op twee herbouwbegrotingen.
4.7.
Aan het verweer van Van Ameyde dat de begroting van [xxx] incompleet en/of oncontroleerbaar zou zijn, gaat de rechtbank daarom voorbij. Daarmee is Van Ameyde nu te laat. Die bezwaren had zij kenbaar kunnen en moeten maken toen zij daartoe in december 2019 en januari 2020 in de gelegenheid werd gesteld.
4.8.
Hetzelfde geldt voor de opmerking van Van Ameyde dat de begroting van de herbouwwaarde uitgaat van het voorzieningen- en afwerkingsniveau in 2019, terwijl die zou moeten worden afgezet tegen het voorzieningen- en afwerkingsniveau ten tijde van de taxatie in 2014. Daar voegt de rechtbank nog aan toe dat Van Ameyde onvoldoende concreet heeft gemaakt op welke posten zij dan doelt en welke bedragen daarmee gemoeid zijn. Van [eiseres] kan niet worden gevergd om daarover nader inzicht te geven. [eiseres] beschikt immers niet over de achterliggende informatie die heeft geleid tot de taxatie in 2014. Die heeft zij nooit van Van Ameyde gekregen.
4.9.
Verder heeft Van Ameyde er op gewezen dat op het polisblad van 7 augustus 2018 een verzekerde som voor de gebouwen is opgenomen van € 3.598.500. € 400.000 meer dan op het polisblad van 1 augustus 2014 en meer dan de door Interpolis gehanteerde indexering. Van Ameyde concludeert daaruit dat er mogelijk een waardeverhogende wijziging aan de opstallen heeft plaatsgevonden.
Ook dat verweer faalt. Uit de - verder niet weersproken - toelichting van [eiseres] blijkt dat in het bedrag van € 3.598.500 de fundering is begrepen terwijl die in 2014 buiten de getaxeerde waarde is gebleven.
4.10.
Tenslotte heeft Van Ameyde over de herbouwbegroting van [xxx] opgemerkt dat daarin posten staan die niet onder de opstalverzekering vallen, dan wel die niet in de taxatie in 2014 zijn meegenomen.
[eiseres] heeft daar in haar laatste akte op gereageerd en tijdens de mondelinge behandeling zijn die posten besproken. [eiseres] heeft inzichtelijk gemaakt dat de door Van Ameyde genoemde posten weliswaar op de herbouwbegroting van [xxx] staan vermeld, maar niet zijn meegenomen in de voorlopige kostenraming van Crawford en [contra-expert] , dan wel daaruit zijn verdwenen na de bespreking op 2 december 2019 met Van Ameyde en dus ook niet zijn meegenomen in de uiteindelijk begrote herbouwwaarde van het monumentale pand.
4.11.
Aldus staat vast dat het monumentale pand bij de brand in 2019 een herbouwwaarde van € 2.232.621 had.
Waarde monumentale pand 2014 t.o.v. 2019
4.12.
Om de waardevaststelling in 2019 af te kunnen zetten tegen de getaxeerde waarde in 2014, moet rekening gehouden worden met de waardeontwikkeling tussen 2014 en 2019. In verband hiermee is de in 2014 getaxeerde waarde geïndexeerd. Het door Van Ameyde getaxeerde bedrag van € 1.050.000 voor het monumentale pand, is conform de door het Verbond van Verzekeraars gehanteerde herbouwwaardeindex in 2019 geïndexeerd tot
€ 1.169.318. Een indexering van afgerond 11,4 procent.
Uitgaande van de begrote herbouwwaarde van het monumentale pand van € 2.232.621 zou, rekening houdend met die indexering, de waarde in 2014 € 2.004.148 ([€ 2.232.621 : 111,4] x 100) hebben bedragen, een afwijking van 52,39 procent ten opzichte van de getaxeerde waarde. Deze afwijking valt buiten de genoemde bandbreedte van 10 procent boven en 10 procent onder de echte waarde. De vraag is waardoor die grote afwijking wordt veroorzaakt.
4.13.
Volgens [eiseres] is er geen andere verklaring voor dit verschil dan de onjuiste taxatie in 2014.
4.14.
Volgens Van Ameyde zijn er andere oorzaken voor dit verschil. In de kern komt het er op neer dat volgens Van Ameyde de door Interpolis gehanteerde indexering van de waarde vanaf 2014 niet aansluit bij de stijging van de herbouwkosten in de jaren daarna. Zeker waar het betreft rijksmonumenten. De rechtbank gaat daaraan voorbij.
Om de door Van Ameyde genoemde alternatieve oorzaken voor het verschil in getaxeerde en werkelijke waarde te kunnen beoordelen, is in ieder geval vereist dat de rechtbank beschikt over informatie over de wijze waarop de taxatie in 2014 tot stand is gekomen. Over die informatie beschikt Van Ameyde, althans zij behoort daarover te beschikken. Nu Van Ameyde die informatie niet in het geding heeft gebracht, heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat onjuiste indexering heeft plaatsgevonden, dan wel dat de toegepaste index niet passend is omdat de bouwprijzen harder zijn gestegen dan waarvan de gebruikte index uitgaat. Bovendien geven de door Van Ameyde genoemde punten geen verklaring voor een verschil van meer dan vijftig procent.
4.15.
De conclusie is dat Van Ameyde bij de taxatie in 2014 niet de zorg heeft betracht die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam taxateur mag worden verwacht. Zij is dus toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de taxatieopdracht en aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade.
De gestelde toerekenbare tekortkoming door Van Ameyde staat dus vast.
4.16.
Van Ameyde heeft over de gestelde schade van [eiseres] betoogd dat deze geen gevolg is van de onjuiste taxatie. Volgens Van Ameyde heeft [eiseres] de adviezen van Van Ameyde zoals opgenomen in het taxatierapport niet opgevolgd en heeft zij een afwijkende dekking afgesproken, kennelijk met het oogmerk om zich premiekosten te besparen. Met andere woorden; ook als Van Ameyde in 2014 een juiste taxatie had gedaan, zou [eiseres] dezelfde dekking met Interpolis zijn overeengekomen.
Die stelling snijdt geen hout. Uit de polisgegevens die [eiseres] heeft overgelegd vanaf 2014 blijkt dat zij voor de dekking van de opstelverzekering, de getaxeerde bedragen weliswaar niet 1 op1 heeft gevolgd, maar in ieder geval wel aansluiting heeft gezocht bij de in 2014 getaxeerde bedragen voor de opstallen.
4.17.
Dit betekent dat de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht zal toewijzen. Dit behoudens het gedeelte waarin [eiseres] vraagt voor recht te verklaren dat wettelijke rente verschuldigd is vanaf 1 juli 2019. Of wettelijke rente over alle schadeposten verschuldigd is, zal moeten blijken in de schadestaat. Dat deel van de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
Schade [eiseres]
4.18.
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak heeft [eiseres] met instemming van Van Ameyde haar vordering onder II. gewijzigd. Zij vordert nu, zo begrijpt de rechtbank, veroordeling van Van Ameyde tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
4.19.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij door de toerekenbare tekortkoming van Van Ameyde schade heeft geleden. De gewijzigde vordering van [eiseres] is dan ook toewijsbaar.
4.20.
De rechtbank zal - in verband met hetgeen zij hierna overweegt over de proceskosten - enkele woorden wijden aan de oorspronkelijk onder II. gevorderde verklaring voor recht. De recjhtbank zou die vordering hebben afgewezen omdat de hoogte van de door [eiseres] geleden schade op dit moment nog niet te begroten is.
In de eerste plaats omdat de polis waaronder Interpolis uitkering doet of inmiddels heeft gedaan andere posten vermeldt dan het taxatierapport in 2014. De rechtbank kan uit hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd niet vaststellen dat dit geen gevolgen heeft voor de dekking en dus de mate waarin Interpolis uitkeert. Zo vermeldt het taxatierapport uit 2014 als herbouwwaarde van de panden met installaties € 3.220.000 en adviseert zij daarnaast een bedrag van € 75.000 wegens, onder meer, te laag getaxeerde opstellen en een dekking van
€ 225.000 ter zake van opruimkosten (premier risque basis). Niet meegetaxeerd zijn de fundamenten beneden de begane grondvloeren respectievelijk de keldervloeren.
Onder de polis van augustus 2018 zijn gedekt de opstallen inclusief fundering, twintig procent aanvullende verzekering (in plaats van het in de taxatie opgenomen bedrag van
€ 75.000) en € 300.000 wegens opruimkosten.
In de tweede plaats omdat Van Ameyde heeft gewezen op de verbruggingsmogelijkheden waardoor mogelijke oververzekering van het kantoorpand kan worden gebruikt ter compensatie van de onderverzekering van het monumentale pand. Weliswaar heeft [eiseres] daarvan aangevoerd dat er geen overbrugging heeft plaatsgevonden, maar dat blijkt onvoldoende uit de stukken die [eiseres] heeft overgelegd.
Buitengerechtelijke kosten
4.21.
Reeds in deze procedure vordert [eiseres] vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Het gaat daarbij om de kosten die [eiseres] heeft moeten maken voor het inschakelen van [contra-expert] en van [xxx] en om de kosten van juridische bijstand.
4.22.
Voor zover [eiseres] nu al vergoeding van de kosten voor het inschakelen van [contra-expert] en [xxx] wil, wordt dat afgewezen. [contra-expert] en [xxx] zijn ingeschakeld wegens de brand in de opstallen en de noodzaak om de herbouwwaarde te begroten. Dat had [eiseres] ook moeten doen als de taxatie door Van Ameyde in 2014 correct was uitgevoerd. Deze kosten zijn dus geen gevolg van de onjuiste taxatie door Van Ameyde.
4.23.
De kosten van juridische bijstand (redelijke kosten ter vaststelling van voldoening buiten rechte) zijn wel al in deze procedure toewijsbaar. Voor de hoogte daarvan sluit de rechtbank aan bij de volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gebruikelijke staffel voor een vordering van onbepaalde waarde, € 925. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding.
Proceskosten
4.24.
In beginsel zou Van Ameyde als de overwegend in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen. Dat leidt in dit geval echter tot een onredelijke uitkomst omdat de hoogte van de proceskosten - in het bijzonder de hoogte van het door partijen betaalde griffierecht - grotendeels is bepaald door de oorspronkelijke vordering van [eiseres] de verklaring voor recht dat de schade van [eiseres] bestaat uit het verschil tussen de uitkering die [eiseres] voor de opstalschade van Interpolis ontvangt en de uitkering die zij zou hebben ontvangen indien de herbouwwaarde van het monumentale pand wél deugdelijk zou zijn getaxeerd. De rechtbank zou die verklaring voor recht, gelet op hetgeen in 4.19 is overwogen, hebben afgewezen.
Indien [eiseres] reeds bij dagvaarding verwijzing naar de schadestaat zou hebben gevorderd, zou het griffierecht voor zowel [eiseres] als Van Ameyde € 639,00 hebben bedragen. Door het handelen van [eiseres] is Van Ameyde geconfronteerd met een onnodig hoog bedrag aan te betalen griffierecht (ieder € 4.131,00). Veroordeling van Van Ameyde in de proceskosten zou tot de onredelijke uitkomst leiden dat Van Ameyde niet alleen zelf onnodig veel griffierecht heeft betaald, maar ook nog eens dat hoge griffierecht aan [eiseres] moet vergoeden. De rechtbank zal daarom de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij haar eigen kosten betaald.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Van Ameyde toerekenbaar tekort is geschoten in haar taken en zorgplicht als taxateur en gehouden is de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden te vergoeden,
5.2.
veroordeelt van Ameyde tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.3.
veroordeelt Van Ameyde om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 925,00 (negenhonderdvijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 oktober 2020 tot de dag van volledige voldoening,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis betreffende punt 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: JG