Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 augustus 2019 met bijlagen 1 tot en met 57,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met bijlagen 1 tot en met 26D,
- de conclusie van antwoord in reconventie met bijlagen 58 tot en met 74,
- het tussenvonnis van 5 februari 2020, waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
- het proces-verbaal van de op 29 oktober 2021 gehouden mondelinge behandeling en de daarin genoemde stukken,
- de brief van mr. Bouter van 22 november 2021 naar aanleiding van het proces-verbaal en de schriftelijke reactie daarop van mr. Nijhuis van 26 november 2021 (zonder bijlagen).
2.Feiten
3.De vorderingen in conventie en in reconventie
4.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Dat de consultancyovereenkomst zich beperkte tot de afwikkeling van het geschil van [erflater] met Achmea, vindt daarnaast ook steun in de eigen stellingen van [gedaagden] De reden om de consultancyovereenkomst te sluiten was volgens [gedaagden] namelijk dat [gedaagde 1] en [erflater] voorzagen dat de letselschadekwestie veel tijd zou gaan kosten. Ook heeft [gedaagden] zelf in de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie aangevoerd dat de consultancyovereenkomst betrekking had op de te verwachten schade-uitkering van Achmea.
- € 255.047,24 ziet op de uitkeringen onder de verzekeringspolissen die aan [gedaagde 1] zouden toekomen;
- € 435.688,66 heeft te maken met door [gedaagde 1] vermeend te weinig bij [erflater] in rekening gebrachte uren en kosten.