Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
,
,
1.De procedure
- de dagvaarding van de vader van 22 november 2021;
- de brief, met bijlagen, van het LJ&R van 25 november 2021;
- de vermeerdering van eis van de vader, van 30 november 2021;
- de eis in reconventie, met bijlagen, van de moeder van 1 december 2021;
- de op voorhand van de vader ontvangen pleitnotities van 1 december 2021.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
n) wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
- de vader is niet in staat om uitvoering te geven aan de beschikking omdat hij in de Filipijnen strafrechtelijk gesignaleerd staat en bij aankomst wordt gearresteerd;
- de moeder is weigerachtig om een officiële verklaring van de Filipijnse autoriteiten af te geven waaruit blijkt dat de vader veilig en zonder arrestatie de Filipijnen kan inreizen met de minderjarige;
- de moeder is weigerachtig om afspraken te maken omtrent het contact tussen de vader en de minderjarige en blokkeert iedere vorm van contact en omgang na afgifte van de minderjarige;
- de moeder heeft geen paspoort en kan om die reden ook geen uitvoering geven aan de beschikking van het Gerechtshof;
- het belang van de minderjarige verzet zich tegen de tenuitvoerlegging gelet op artikel 3 IVRK;
- het samenwerkingsprotocol gedwongen tenuitvoerlegging teruggeleidingsbeschikkingen in internationale kinderontvoeringszaken kan niet worden gevolgd en uitgevoerd;
- de tenuitvoerlegging zoals neergelegd in voornoemd protocol kan niet plaatsvinden door de hiervoor en hierna genoemde feiten en omstandigheden;
- een safe return van de minderjarige is onmogelijk omdat de vader na afgifte van de minderjarige aan de moeder een zeer ernstig risico loopt dat hij langdurig van de dochter wordt gescheiden, zeker nu de vader de Filipijnen niet kan inreizen en als hij wel kan inreizen wordt gearresteerd;
- de moeder werkt niet mee aan een voor de minderjarige veilige overdracht waarin de vader afscheid kan nemen en hij de minderjarige kan overdragen aan de moeder;
- de moeder kan geen uitvoering geven aan de beschikking vanwege recente Covid restricties vanuit de Filipijnse overheid. Zij is niet in staat om de Filipijnen te verlaten en Nederland in te reizen;
- de moeder beschikt niet over een paspoort en/of visum om naar Nederland te reizen;
- het LJ&R is niet in staat om de teruggeleiding te begeleiden en in goede banen te leiden;
- de minderjarige kan niet aan de moeder worden overgedragen;
- het Gerechtshof heeft ten onrechte in strijd met het HKOV de teruggeleiding naar de plaats [plaats] bevolen;
- het Gerechtshof heeft ten onrechte beslist dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige de Filipijnen is;
- het Gerechtshof heeft ten onrechte het belang van de minderjarige niet betrokken bij de afgegeven beschikking. Bij de beoordeling van een teruggeleidingsverzoek vanuit een niet verdragsland dient met name rekening te worden gehouden met het belang van het kind, ook aldus de Hoge Raad. Dit geeft de Nederlandse rechter ruimte om de verzochte teruggeleiding af te wijzen, niet alleen op grond van de weigeringsgronden uit het HKOV. Daar komt bij dat het Gerechtshof ten onrechte overweegt dat niet is komen vast te staan dat de vader naar het recht van de Filipijnen het gezag heeft over de minderjarige. Dit maakt dat het voor de vader nagenoeg onmogelijk is geworden om vanuit Nederland een procedure op de Filipijnen te starten om gezag te verkrijgen. Dit klemt temeer omdat de moeder betwist dat de vader gezag heeft. Dat is door het Gerechtshof miskend;
- het Gerechtshof gaat ten onrechte volledig voorbij aan de door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaken [zaak] /Zwitserland van 6 juli 2010 en X/Letland van 26 november 2013 ontwikkelde criteria. Op grond van het Verdrag en voornoemde beslissingen is een terugkeer strijdig met artikel 8 EVRM;
- er is sprake van een noodtoestand bij de vader.
- de moeder dient de vader te voorzien van een rechtsgeldige officiële verklaring van de Filipijnse autoriteiten dat door de moeder tegen de vader geen strafrechtelijke aangifte is gedaan, dat de vader niet gesignaleerd staat en niet wordt aangehouden bij het inreizen met de minderjarige;
- partijen dienen eerst overeenstemming te bereiken over een omgangsregeling tussen de minderjarige en de vader;
- de reisrestricties voor partijen vanuit de Nederlandse en de Filipijnse overheid dienen eerst te zijn opgeheven;
- het LJ&R dient eerst te onderzoeken of teruggeleiding van de minderjarige mogelijk is en daarbij het belang van de minderjarige te beoordelen zoals vastgelegd in het Samenwerkingsprotocol.
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling
in conventie en in reconventie
6.De beslissing
uiterlijk 6 weken na de datum van dit vonnis, zijnde 27 januari 2022,mee te werken aan de teruggeleiding van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Filipijnen, zoals waartoe hij op basis van de beschikkingen van 16 september 2021 van de rechtbank Den Haag en van 10 november 2021 van het Gerechtshof Den Haag gehouden is, onder meer bestaande uit het afgeven van de minderjarige aan de moeder, althans LJ&R waar de voorlopige voogdij berust, althans de bevoegde autoriteiten;