De rechtbank stelt vast dat eiseres naar aanleiding van de ambtshalve wijzigingsvergunning uit 2011 een plan van aanpak bij verweerder heeft ingediend. Hierin is, voor zover van belang, bij onderdeel 5.4.39, onder het kopje “Plan van aanpak” vermeld dat het voor bestaande tankputten niet realistisch is deze vloeistofkerend te maken conform de eis uit de PGS en dat voor eventuele nieuwbouw in de toekomst wel aan dit voorschrift zal worden voldaan. Voorts is onder datzelfde kopje onder “Status februari 2014” vermeld “(…)Voor het vloeistofkerend maken van de tankput bodems vindt overleg plaats in sectoraal verband (Votob).” Onder het kopje “Datum realisatie” is verder vermeld: “Vloeistofkerend maken putbodems: Nader te bepalen in Votob-verband”.
Bij brief van 5 augustus 2014 heeft verweerder gereageerd op het door eiseres ingediende plan van aanpak waarmee eiseres volgens hem invulling heeft gegeven aan de voorschriften 1.3.2 en 1.3.3 van de ambtshalve wijziging van 2011. Aangegeven is dat verweerder instemt met het door eiseres ingediende plan van aanpak en dat daarmee de in de vergunning van 2011 benoemde voorschriften van de PGS 29 bindend zijn voor de inrichting van eiseres, rekening houdend met de in het plan van aanpak gemaakte afspraken. Verweerder heeft in de brief voorts aangegeven dat over één onderwerp op een later tijdstip een besluit dient te worden genomen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de eisen. Het betreft het vloeistofkerend maken van de tankputbodems, zoals voorgeschreven in voorschrift 39 van de PGS 29:2008. Hiervoor wordt het resultaat van een onderzoek van TNO richtinggevend, zo staat in de brief vermeld.
In het voortgangsverslag van eiseres “Update uitvoering Plan van Aanpak PGS29” van 24 november 2015 is onder nummer 3 “Vloeistofkerend maken bodem” onder het kopje “Gereed” vermeld “Nog nvt” en bij “Opmerkingen” “In Votob verband. Noodzaak om hoogte investeringen proportioneel te laten zijn. Mogelijke oplossingen via TNO-onderzoek” en bij “Stand van zaken” “Overleg met gedeputeerden” en “Bespreking Dura Vermeer over technische alternatieven”.
Partijen hebben ter zitting bevestigd dat er na deze update niets meer met het plan van aanpak is gedaan.
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat het door eiseres ingediende plan van aanpak voor zover daarin het voorstel is opgenomen de bestaande tankputbodems niet te voorzien van een vloeistofkerende voorziening, niet door verweerder is goedgekeurd. Dit betekent dat de inrichting, gelet op voorschrift 1.3.3 van de vergunning uit 2011, op dit punt niet conform het plan van aanpak in werking diende te zijn, maar dat in zoverre voorafgaand aan het bestreden besluit de voorschriften 2.3, 2.4 en 2.7 uit de vergunning 2005 nog golden, omdat deze niet waren komen te vervallen.
Ook de bodemvoorschriften voor zover deze zien op de bestaande tankputbodems uit de vergunningen uit 2007, 2008 en 2009 hadden naar het oordeel van de rechtbank nog gelding voorafgaand aan het bestreden besluit, omdat deze voorschriften met de ambtshalve wijzigingsvergunning uit 2011 niet zijn vervangen.