ECLI:NL:RBNHO:2021:11814

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
9021799 \ CV EXPL 21-971
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van zorgkostennota's en betalingsachterstand in zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft Avero Achmea Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde wegens betalingsachterstand in de zorgverzekeringsovereenkomst. De kantonrechter heeft op 8 december 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met Avero en was verplicht om premies en eigen bijdragen te betalen. Avero vorderde een bedrag van € 488,82, inclusief wettelijke rente en proceskosten, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de verschuldigde premies en eigen bijdragen. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij een bedrag van € 2.381,66 had overgemaakt aan Avero, waardoor de hoofdsom als voldaan moest worden beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de betalingsregeling niet correct was nagekomen en dat de vordering van Avero niet kon worden toegewezen. De kantonrechter wees de vordering af, maar veroordeelde de gedaagde wel in de proceskosten van Avero. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9021799 \ CV EXPL 21-971
Uitspraakdatum: 8 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Avero Achmea Zorgverzekeringen N.V.
gevestigd te Leeuwarden
eiseres
verder te noemen: Avero
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: F.P. Nooi

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnis van 16 juni 2021 heeft de kantonrechter de incidentele vordering van [gedaagde] – inhoudende dat de kantonrechter de dagvaarding nietig zou verklaren – afgewezen.
1.2.
Avero heeft op 14 juli 2021 een conclusie van repliek met producties ingediend. [gedaagde] heeft daar op 8 september 2021 op gereageerd met een conclusie van dupliek met producties.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. [gedaagde] is op grond van deze overeenkomst bij Avero verzekerd (geweest) volgens de Zorgverzekeringswet.
2.2.
Op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst is [gedaagde] premie aan Avero verschuldigd. Deze premie is [gedaagde] bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.3.
[gedaagde] heeft verder ziektekosten gemaakt. Deze ziektekosten zijn door Avero of de zorgverlener(s) bij [gedaagde] in rekening gebracht. Avero heeft deze ziektekosten aan de zorgverlener(s) vergoed. Deze ziektekosten vallen (voor een deel) onder het (wettelijk verplicht) eigen risico en/of de eigen bijdrage en komen dus voor rekening van [gedaagde] .
2.4.
In verband met de ontstane betalingsachterstand heeft Avero met [gedaagde] een betalingsregeling getroffen. Deze betalingsregeling is niet nagekomen en daardoor komen te vervallen.

3.De vordering

3.1.
Avero vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 488,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 413,03 vanaf 22 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Avero – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.3.
[gedaagde] is in gebreke gebleven met volledige betaling van de uit hoofde van de zorgverzekeringsovereenkomst verschuldigde premies over de periode van 1 juli 2017 tot
1 november 2017, in totaal ten bedrage van € 422,84. Voorts is [gedaagde] in gebreke gebleven met de betaling van de eigen bijdrage van de ziektekosten van € 140,19.
3.4.
Avero zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. Nadat Avero de vordering uit handen heeft gegeven, heeft [gedaagde] in totaal een bedrag van
€ 150,00 voldaan, zodat er een openstaande hoofdsom resteert van € 413,03.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat het voor hem niet duidelijk was hoe de vorderingen over diverse incassobureaus waren verdeeld. Voorts heeft [gedaagde] bij conclusie van dupliek aangevoerd dat hij op
27 juli 2021 een bedrag van € 2.381,66 heeft overgemaakt aan de eisende partij, zodat de hoofdsom als voldaan moet worden beschouwd.

5.De beoordeling

5.1.
Niet in geschil is dat de betalingsregeling die is getroffen, niet correct is nagekomen door [gedaagde] , waardoor die regeling is komen te vervallen. Avero is daarmee op goede gronden tot dagvaarding overgegaan.
5.2.
Ten aanzien van de gevorderde hoofdsom wordt als volgt overwogen. De kantonrechter maakt uit het bij conclusie van dupliek overgelegde betalingsbewijs op dat [gedaagde] op
27 juli 2021 een bedrag van € 2.381,66 heeft overgemaakt aan Avero. Hoewel de kantonrechter uit de conclusie van repliek kan opmaken dat het bedrag van € 2.381,66 ook ziet op andere, niet in deze procedure gevorderde, zorgkostennota’s die door [gedaagde] nog voldaan moeten worden, wordt het door [gedaagde] overgemaakte bedrag van € 2.381,66 toegerekend op de vordering waarop de dagvaarding ziet. De wet schrijft immers in artikel 6:43 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor dat de toerekening plaatsvindt op de oudste verbintenis. Daarnaast strekt op grond van artikel 6:44 BW een betaling eerst in mindering op de kosten, dan op de rente en dan op de hoofdsom. De kantonrechter zal hierna beoordelen of [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente verschuldigd was. Dit is van belang om te kunnen vaststellen of [gedaagde] de betaling van
€ 2.381,66 eerst op deze kosten in mindering mocht brengen en daarna op de hoofdsom van € 413,03.
5.3.
Wat betreft de buitengerechtelijke kosten overweegt de kantonrechter als volgt. Avero maakt aanspraak op een bedrag van € 74,96 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten. Het gevorderde bedrag is conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten maximaal toe te wijzen tarief, zodat dit bedrag in mindering mag worden gebracht op de betaling van € 2.381,66.
5.4.
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen, zodat dit eveneens in mindering mag worden gebracht op de betaling.
5.5.
Gelet op de hoogte van de betaling van € 2.381,66 en de hoofdsom van € 413,03 kan worden geconcludeerd dat [gedaagde] de onderhavige vordering en de daarmee samenhangende kosten geheel heeft voldaan. De omstandigheid dat Avero mogelijk nog andere openstaande nota’s heeft, brengt de kantonrechter niet tot een ander oordeel. De betaling van die nota’s wordt in de onderhavige procedure immers niet gevorderd.
5.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Avero zal afwijzen.
5.7.
De kantonrechter ziet, anders dan [gedaagde] , geen aanleiding om partijen gezamenlijk te veroordelen in de proceskosten. Avero heeft immers wel moeten procederen om [gedaagde] zover te krijgen dat hij zijn betalingsverplichting nakomt. Derhalve zal de kantonrechter [gedaagde] veroordelen in de proceskosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Avero tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding: € 108,22;
griffierecht: € 126,00;
salaris gemachtigde: € 150,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter