ECLI:NL:RBNHO:2021:11866

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
8752970 \ CV EXPL 20-7761
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de gevolgen van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Wenen, met aansluitend een vlucht naar Sarajevo. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier claimde een bedrag van € 250,00, vermeerderd met rente en kosten, omdat hij door de vertraging van zijn eerste vlucht de aansluitende vlucht had gemist.

De vervoerder, Austrian Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk wijzigingen in de toegewezen vertrektijd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet in staat was om aan te tonen dat de vertraging niet te wijten was aan hun eigen handelen en dat de passagier recht had op compensatie. De rechter stelde vast dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming was aangekomen, wat volgens de Verordening recht geeft op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagier recht had op compensatie. De vordering van de passagier werd echter afgewezen omdat de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij ongelijk kreeg in de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8752970 \ CV EXPL 20-7761
Uitspraakdatum: 8 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines A.G.
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigden mr. L.E. Schalk en mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 14 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Wenen (Oostenrijk) met vluchtnummer OS374 en aansluitend van Wenen naar Sarajevo (Bosnië en Herzegovina) met vluchtnummer OS759 op 1 augustus 2018.
2.2.
Vlucht OS374 is vertraagd uitgevoerd. De passagiers heeft de aansluitende vlucht naar Sarajevo gemist. De passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht naar Sarajevo op 2 augustus 2019.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Hij heeft daartoe, onder meer het volgende aangevoerd.
4.2.
Vlucht OS374 kreeg om 12:45 UTC een andere CTOT opgelegd. Vervolgens is de CTOT nog een aantal keer gewijzigd totdat een CTOT van 16:41 UTC is toegekend en het toestel dit slot heeft gebruikt. De onderhavige vlucht is vervolgens om 18:06 UTC (20:06 uur lokale tijd) te Wenen geland. De passagiers heeft als gevolg hiervan de aansluitende vlucht, welke om 20:20 uur lokale tijd uit Wenen is vertrokken, gemist. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats. De bemanning van vlucht OS374 moet gevolg geven aan de instructie van de luchtverkeersleiding, ongeacht waarom de luchtverkeersleiding een bepaalde instructie geeft. De vervoerder kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, deze omstandigheid niet voorkomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de passagier niet aan zijn substantiëringsplicht heeft voldaan omdat hij heeft nagelaten te vermelden hoe laat hij in Sarajevo is aangekomen en met welke vlucht. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagier de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop hij daarheen is vervoerd moet vermelden, maar dat hij de bij hem bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor dienen te vermelden, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagier bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld dat de passagier niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat de passagier in repliek heeft gesteld dat hij is omgeboekt naar een vlucht op de volgende dag, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagier hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagier op de eindbestemming.
5.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.5.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de vlucht overgelegd. Uit de ‘slot history’ volgt dat de luchtverkeersleiding de CTOT meerdere malen heeft herzien en uiteindelijk een CTOT van 16:41 UTC aan het toestel heeft toegekend wegens vertragingscodes 81 en 84. De vervoerder heeft toegelicht dat code 81staat voor ‘ATFM due to ATC enroute demand/capacity’ en dat code 84 staat voor ‘ATFM due to WEATHER AT DESTINATION’. De passagier heeft dit niet betwist. Hij stelt echter dat drukte op de route inherent is aan de normale activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Anders dan de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de opgelegde CTOT als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding een gewijzigde vertrektijd voor het toestel heeft opgelegd. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een CTOT op te volgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De (aankomst)vertraging van de vlucht voor de duur van 26 minuten is dan ook ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
De passagier stelt dat de opgelegde CTOT’s niet hebben geleid tot een langdurige vertraging, maar deze stelling kan hem niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming bedroeg meer dan drie uur. Deze vertraging is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht en daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden. De passagier heeft immers hierdoor de aansluitende vlucht naar Sarajevo gemist. Gelet op het voorgaande kan de vertraging van de vlucht als langdurig worden aangemerkt.
5.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter overweegt als volgt. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 40 minuten gepland. Een dergelijke overstaptijd wordt door de kantonrechter als onvoldoende gekwalificeerd, aangezien de minimale overstaptijd te Wenen 25 minuten is en in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. De passagier had te Wenen echter een aankomstvertraging van 26 minuten zodat hij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer kon halen.
5.8.
De vervoerder voert voorts aan dat de passagier is omgeboekt naar de eerste beschikbare vlucht. De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat de passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht die een dag later is vertrokken. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. Gesteld noch gebleken is dat de passagier een dag, in de zin van 24 uur, later is aangekomen op de eindbestemming. Niet valt in te zien welke andere maatregelen de vervoerder in dit geval had moeten nemen om de vertraging te voorkomen. De passagier heeft in dit verband ook niets gesteld.
5.9.
De vordering van de passagier tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal worden afgewezen. De nevenvorderingen zullen daarom ook worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter