ECLI:NL:RBNHO:2021:11881

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
7706524 \ CV EXPL 19-5120
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievordering passagiers tegen luchtvaartmaatschappij wegens vertraging door weersomstandigheden en de-icing procedure

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Emirates wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Dubai en aansluitend naar Ho Chi Minh City. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 2.400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vlucht EK150 op 14 januari 2017 was vertraagd door slechte weersomstandigheden, wat leidde tot een gemiste aansluitende vlucht. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals de de-icing procedure en de instructies van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming waren aangekomen. De vervoerder kon echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals de de-icing procedure en de instructies van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en wees de vordering tot compensatie af. De passagiers werden veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis benadrukt de rol van buitengewone omstandigheden in het luchtvervoer en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7706524 \ CV EXPL 19-5120
Uitspraakdatum: 22 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde EUclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emirates
gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 januari 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dubai Airport (Verenigde Arabische Emiraten) op 14 januari 2017 met vluchtnummer EK150 en aansluitend naar Ho Chi Minh City Airport (Vietnam) op 15 januari 2017. Volgens de oorspronkelijke planning zouden de passagiers op 15 januari 2017 om 19.25 uur lokale tijd aankomen op de eindbestemming.
2.2.
Vlucht EK150 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Vietnam gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een vlucht naar Kuala Lumpur International Airport (Maleisië). De passagiers zijn daar op maandag 16 januari 2017 om 14:57 uur lokale tijd aangekomen, met een vertraging van 19 uur en 32 minuten.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
- € 363,00 dan wel € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de luchthaven Amsterdam te kampen had met slechte weersomstandigheden, te weten regenbuien, sneeuw en cumulonimbus wolken. De wolken en buien brachten harde windstoten met zich mee. Daarnaast was er sprake van temperaturen rond het vriespunt. Dergelijke weersomstandigheden zijn van invloed op de vliegveiligheid. Om deze reden heeft de luchtverkeersleiding dan ook de capaciteit van de luchthaven teruggebracht en konden er minder vluchten uitgevoerd worden dan gepland. Hierdoor traden vertragingen op. Daarbij moesten onder de huidige weersomstandigheden alle vertrekkende toestellen ijsvrij worden gemaakt. De vervoerder dient daartoe gebruik te maken van de faciliteiten die op de luchthaven aanwezig zijn.
4.2.
De de-icing procedure moet kort voor vertrek worden uitgevoerd. Indien een toestel niet opstijgt in het tijdvak waarbinnen de de-icing houdbaar is, zal een toestel moeten terugkeren zodat het proces opnieuw kan worden uitgevoerd. De lokale luchtverkeersleiding zorgt ervoor dat er geen te lange rijen ontstaan bij de de-icing platforms en dat toestellen na de deicing zo snel mogelijk kunnen opstijgen door toestellen niet eerder van de gate te laten vertrekken. Vliegtuigen mochten dan ook niet op het geplande moment van vertrek van de gate vertrekken of opstijgen. Dit worden zogenaamde start-up delays genoemd. De onderhavige vlucht stond om 21:53 uur lokale tijd, zeven minuten voor schema klaar voor vertrek. Het toestel kreeg vervolgens van de luchtverkeersleiding een Target Start Up Approval Time (TSAT) voor 23:20 uur lokale tijd. Met de TSAT gaf de luchtverkeersleiding aan dat het toestel met een vertraging van 20 minuten zou mogen vertrekken. Uiteindelijk kreeg het toestel de vereiste push back clearance om 23:17 uur lokale tijd en is het toestel van de gate vertrokken. Het toestel moest vervolgens in de rij aansluiten voor de de-icing procedure. Nadat het toestel ijsvrij is gemaakt kreeg het de instructie van de luchtverkeersleiding om naar baan 36L te rijden en het toestel kreeg aldaar om 00:29 uur lokale tijd de vereiste take-off clearance. De vlucht is vervolgens zo snel mogelijk uitgevoerd en is om 09:30 uur lokale tijd, met een vertraging van 1 uur en 55 minuten, aan de gate gearriveerd. De vervoerder moet de instructies van de luchtverkeersleiding specifiek gegeven ten aanzien van het toestel naleven. Deze omstandigheid is volgens de vervoerder niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder kan hierop geen daadwerkelijke invloed op uitoefenen. Hetzelfde geldt volgens de vervoerder voor de omstandigheid dat het toestel vlak voor vertrek ijsvrij moest worden gemaakt. De passagiers hebben een aansluitende vlucht gemist. De vervoerder heeft hen omgeboekt op het eerste alternatief. Redelijkerwijs kon er niet meer van de vervoerder worden gevergd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De passagiers hebben niet gesteld of zij van Kuala Lumpur zijn doorgereisd naar de eindbestemming te Ho Chi Minh en hoe laat ze daar zijn aangekomen. De kantonrechter kan niet beoordelen of het hier een verschrijving betreft en of de passagiers hebben bedoeld dat zij met een vertraging van 19 uur en 32 minuten te Ho Chi Minh zijn aangekomen. De vervoerder heeft hier echter geen punt van gemaakt. De kantonrechter neemt daarom als vaststaand aan dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat zowel het wachten op de-icing procedure als de uitvoering van de de-icing procedure kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden, mits voldoende onderbouwd. De omstandigheid dat winterweer in januari niet als een verrassing voor de vervoerder kan komen maakt dit niet anders. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat hij afhankelijk is van luchtverkeersbeheer en de faciliteiten van Schiphol. Dit wordt niet anders op het moment dat de vervoerder er te allen tijde rekening mee houdt dat het in de winter te Schiphol kan sneeuwen. Onbetwist is dat de luchtverkeersleiding beslist wanneer het toestel van het platform mag vertrekken en dat de de-icing procedure kort voor vertrek dient plaats te vinden. De vervoerder heeft voorts toegelicht dat indien een luchtvaartmaatschappij extra tijd zou inruimen, vluchten structureel veel te vroeg zouden aankomen, omdat de-icing in de meeste gevallen niet nodig is. Dit levert volgens de vervoerder voor de luchtverkeersleiding en de luchthaven problemen op, omdat luchtverkeer dan stelselmatig eerder zal aankomen dan gepland. De vervoerder heeft hiermee naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat bij de vluchtplanning geen rekening kan worden gehouden met de mogelijke omstandigheid dat een toestel moet worden ge-de-iced. De vervoerder heeft de omstandigheden voorts voldoende onderbouwd door een verklaring van luchtverkeersbeheer te overleggen waaruit volgt dat aannemelijk is dat het toestel tijdig gereed stond voor vertrek op of rond 21:50 uur lokale tijd, waarna vanwege de beschikbare outbound capaciteit een TSAT is opgelegd voor 23:20 uur lokale tijd en dat de vertraging tussen het off-block tijdstip van 23:19 uur lokale tijd (de kantonrechter leest: 23:17 uur lokale tijd) en de vertrektijd van de baan is ontstaan vanwege de de-icing procedure en het taxiën naar de polderbaan.
5.4.
De passagiers betwisten ook niet dat de vertraging is ontstaan door de-icing. Zij stellen echter dat dit geen buitengewone omstandigheid kan opleveren. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.3. is overwogen, kan deze stelling in het onderhavige geval niet slagen. Voorts stellen de passagiers dat er geen sprake is van een besluit van de luchtverkeersleiding, waardoor het toestel niet conform schema mocht vertrekken. Volgens de passagiers moest het toestel wachten totdat het off-blocks is gegaan, oftewel tot het moment dat de luchtverkeersleiding aangaf dat het toestel mocht gaan vertrekken om te de-icen. Dit is volgens de passagiers geen buitengewone omstandigheid. Ook hierin volgt de kantonrechter de passagiers niet. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het toestel vanwege de TSAT van de luchtverkeersleiding moest wachten. Wanneer een toestel een instructie opgelegd krijgt heeft het toestel niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een instructie opgelegd door de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd.
5.5.
Gelet op alle omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter dan ook van oordeel dat sprake is van omstandigheden die zijn aan te merken als buitengewoon, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De passagiers stellen dat, voor zover er sprake is van een besluit van de luchtverkeersleiding, dit niet heeft geleid tot een langdurige vertraging. Deze stelling kan hen niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is. De uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming bedroeg meer dan drie uur. Deze vertraging is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht en daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden, waaronder het besluit van de luchtverkeersleiding. De passagiers hebben immers hierdoor de aansluitende vlucht naar Ho Chi Minh gemist. Gelet op het voorgaande kan de vertraging van de vlucht als langdurig worden aangemerkt.
5.6.
De vraag die de kantonrechter vervolgens dient te beoordelen is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat er geen sprake was van enige reservetijd tussen de voorgaande vlucht (EK149) en de onderhavige vlucht. De kantonrechter ziet niet in hoe dit in deze zaak een rol speelt. De vervoerder heeft gesteld dat de voorgaande vlucht 24 minuten voor schematijd te Amsterdam is aangekomen en dat het toestel voor de onderhavige vlucht tijdig gereed stond voor vertrek. De passagiers hebben dit niet betwist. Ten aanzien van de overstaptijd te Dubai hebben de passagiers, anders dan de vervoerder in dupliek stelt, zich niet uitgelaten. Vast staat dat tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van 125 minuten was gepland. De vervoerder heeft eerst in dupliek gesteld dat de minimum connecting time te Dubai 60 minuten bedraagt en dat de passagiers 20 minuten reservetijd hadden. De passagiers hebben hier niet meer op kunnen reageren. Daarom is niet komen vast te staan wat in dit geval de minimale overstaptijd was en hoeveel reservetijd de vervoerder bovenop de minimale overstaptijd in acht heeft genomen bij het samenstellen van de vluchten. Dit neemt niet weg dat de passagiers op de luchthaven van Dubai een aankomstvertraging van 115 minuten hadden en dat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. De vervoerder voert voorts aan dat de passagiers zijn omgeboekt naar de eerste beschikbare vlucht. De passagiers hebben dit niet betwist. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De vordering tot betaling van compensatie wordt dan ook afgewezen. De nevenvorderingen zullen daarom ook worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter