Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
en haar vennoten,
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 november 2021, met producties 1-37;
- de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 9 december 2021;
- de pleitnota van SPO;
- de pleitnota van [S] c.s.
2.De feiten
De vennoten van SPO zijn eigenaar van het perceel aan de [perceel 1] .
en ten behoeve van [perceel 4] en ten laste van [perceel 3] is een erfdienstbaarheid gevestigd. Deze erfdienstbaarheid houdt in het recht van in- uit- en doorgang van en naar de [straat] door de gang ten zuiden van het middendeel, over het tegelpad ten zuiden van [perceel 2] door de steeg aan de noordoostzijde van dat perceel.
[J] , stond dit perceel jarenlang te koop.
“Hierbij even de tussen stand hoe we er momenteel voor staan.
“de familie [S] heeft de offerte doorgenomen en met derden besproken. Helaas kunnen wij niet akkoord gaan met deze offerte. De situatie is dusdanig gewijzigd t.o.v. 1,5 jaar geleden dat een oplossing ver weg is. Waar ik aan heb gegeven in 1 van de eerste gesprekken aan welk bedrag er gedacht moest worden is volledig voorbij gegaan. Het traject wat daarna is ingegaan is daardoor helaas een utopie. Nu ook blijkt dat er overpad van de steeg door niet 1 gezamenlijke eigenaar maar door 7 nieuwe eigenaren wordt gevraagd is de complexiteit nog veel groter. Graag wil de familie [S] eruit komen. Wij weten nog niet op welke manier maar de offerte is mijlenver van ons bed. Wij blijven bij het eerder genoemde bedrag en willen voor de steeg een duidelijk omschreven protocol opstellen bij de notaris.”
3.Het geschil
primair[S] c.s. gebiedt om zijn onvoorwaardelijke en onherroepelijke medewerking te verlenen aan de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst met SPO, leidende tot de realisatie van de negen appartementen met twaalf parkeerplaatsen op de [percelen 1, 2 en 3] , volgens de definitieve tekeningen van 7 mei 2021, door het ondertekenen, althans accorderen van de offerte (productie 24 bij de dagvaarding).
meer subsidiairveroordeling van [S] c.s. om te gehengen en gedogen dat SPO haar gedeelte van het project, te weten de realisatie van zeven appartementen en zes parkeerplaatsen, op haar eigen perceel uitvoert.
alle gevallenvordert SPO dat [S] c.s. wordt verboden om een wijziging aan te brengen in de huidige feitelijke en juridische situatie van zijn perceel, te dulden dat SPO en de toekomstige eigenaren van de te realiseren appartementen zich door de steeg begeven om van en naar de achterzijde van het [perceel 1] te komen en gaan en dat de garage op het perceel van [S] c.s. wordt gesloopt om het project te realiseren.
[gedaagde 1] een project uitgewerkt voor de bouw van in totaal negen appartementen, één winkel en 12 parkeerplaatsen op de percelen aan de [percelen 1, 2 en 3] (hierna: het project). Daarvan zouden zeven appartementen, zes parkeerplaatsen en de winkelruimte op het perceel van SPO worden gerealiseerd en twee appartementen met zes parkeerplaatsen op het perceel van [gedaagde 2] . De huidige bebouwing op het perceel van SPO en aan de achterzijde van de percelen van [S] c.s. zou hiervoor gesloopt worden.
Daarover zijn afspraken gemaakt die na een lang en voortschrijdend traject nader tot stand zijn gekomen. Aan het project is ook uitvoering gegeven. De architect heeft op of omstreeks 7 mei 2021 definitieve tekeningen gemaakt, waarin de precieze bedoeling van partijen is vormgegeven. Daarnaast zijn bij de gemeente de benodigde vergunningen aangevraagd en verkregen. [gedaagde 1] is van alle ontwikkelingen op de hoogte gebracht, hij is mede aanvrager geweest van de wijziging van het bestemmingsplan en heeft op 9 februari 2021 een overeenkomst met SPO ondertekend.
Subsidiair vordert SPO dat [S] c.s. wordt veroordeeld verder te onderhandelen over de resterende onderwerpen, omdat het hem gezien de gerechtvaardigde belangen van SPO niet vrij stond de onderhandelingen af te breken. SPO vordert bovendien dat de voorzieningenrechter zal bepalen dat het [S] c.s. hangende deze onderhandelingen en/of een door SPO aanhangig te maken bodemprocedure niet is toegestaan enige wijziging in de huidige feitelijke en juridische situatie te brengen.
Door bevrijdende verjaring is ten behoeve van het [perceel 1] en ten laste van het [perceel 2] een erfdienstbaarheid ontstaan. Uit verklaringen van de voormalige eigenaren van [perceel 1] volgt dat de termijn van twintig jaar bezit van de erfdienstbaarheid ruimschoots is overschreden en dat het bezit kenbaar was, terwijl daartegen nooit is geprotesteerd.
[G] op 28 juli 2019 aangegeven dat hij - in plaats van de bestaande schuur - ook wel twee nieuwe appartementen wilde voor een bedrag van € 150.000,-. Daarop is, aldus [gedaagde 1] ter zitting, nooit een tegengeluid gekomen. Pas twee jaar later is SPO gekomen met het voorstel om het project voor te financieren. Op 1 juli 2021 heeft [B] een offerte afgegeven die uitkomt op een bedrag van afgerond € 570.000,- Bovendien zou [S] c.s. afgerond € 24.000,- aan kosten moeten betalen, zijnde 1/3 van de totale kosten.
Dat is nooit afgesproken. SPO is zijn eigen koers gaan varen.
Daarnaast is geen recht van overpad ontstaan door bevrijdende verjaring voor [perceel 1] . De heer [J] is nooit met zijn auto achter geweest en had daar ook niets te zoeken. Hij leverde zijn spullen in de vroege ochtend altijd door de voordeur. Dit heeft zijn onderhuurder [M] schriftelijk aan [gedaagde 1] bevestigd. Ook [T], de echtgenoot van [K], heeft een verklaring afgelegd. Zijn verklaring strookt niet met de bij de dagvaarding overgelegde suggestieve verklaring van [K]. [S] c.s. heeft het volste recht om niet akkoord te gaan met de voorstellen van SPO.
4.De beoordeling
30 juni 2021 in handen kreeg, werd geconfronteerd met het - ten opzichte van het op 28 juli 2019 door hem genoemde bedrag van € 150.000,- - aanzienlijk hogere bedrag van
€ 569.337,07 voor het realiseren van de twee appartementen.
had moeten begrijpen dat het op die datum door hem genoemde bedrag van
€ 150.000,- niet toereikend was, zoals [R] ter zitting heeft aangevoerd, brengt in het voorgaande geen verandering. Het was aan SPO om in de periode na 28 juli 2019 hierover naar [S] toe duidelijkheid te creëren.
[gedaagde 1] de steeg
onbebouwdzal laten in verband met de toegankelijkheid van de percelen van partijen en de appartementen. [gedaagde 1] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij de steeg toch al niet kon bebouwen gelet op het bestaande recht van overpad ten behoeve van de [perceel 3].
- niettegenstaande het voorgaande - de koelcellen in de schuur heeft laten staan. Andere omstandigheden op basis waarvan het afbreken van onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zijn door SPO niet naar voren gebracht.
4.12. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de subsidiaire vordering evenmin toewijsbaar is. Ook deze vordering zal worden afgewezen.
gebruik moeten maken van de steeg, de enige toegangsweg naar de appartementen en de daarbij behorende parkeerplaatsen.
[gedaagde 1] een erfdienstbaarheid (recht van overpad) heeft (verkregen). [gedaagde 1] heeft dat (gemotiveerd) betwist. Beide partijen hebben verklaringen van derden overgelegd dan wel voorgedragen, die elkaar tegenspreken. Hiernaar dient nader onderzoek te worden verricht, waarvoor een kort geding procedure zich - zoals gemeld - niet leent. Overigens geldt dat de voorzieningenrechter in beginsel geen declaratoir vonnis kan wijzen.