ECLI:NL:RBNHO:2021:11940

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
C/15/290629 / HA ZA 19-438
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst Jaguar XK150 wegens bedrog en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser, een vennootschap naar Duits recht, een klassieke Jaguar XK150 S Roadster gekocht van gedaagde 1. Eiser stelt dat gedaagde 1 haar heeft bedrogen door onjuiste informatie te verstrekken over de authenticiteit van de Jaguar en door belangrijke informatie over eerdere afkeuringen door de RDW te verzwijgen. De rechtbank oordeelt dat gedaagde 1 opzettelijk onjuiste mededelingen heeft gedaan en informatie heeft verzwegen, waardoor eiser de koopovereenkomst heeft gesloten. De rechtbank vernietigt de rechtshandeling van eiser en veroordeelt gedaagde 1 tot terugbetaling van de koopprijs van € 180.000,00, alsook tot schadevergoeding van € 117.235,93. In de vrijwaringszaak vordert gedaagde 1 vergoeding van gedaagde 2, maar deze vordering wordt afgewezen wegens verjaring. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan eiser en gedaagde 2.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 22 december 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/290629 / HA ZA 19-438 van
de vennootschap naar Duits recht
[eiser],
gevestigd te [plaats 1] , [land] ,
eiseres,
procesadvocaat mr. T. Teke te Amsterdam,
behandelend advocaat mr. D.J. von Rosenstiel te Enschede,
tegen
[gedaagde 1],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.N. Mense te Haarlem,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/15/297089 / HA ZA 19-783 van
[gedaagde 1],
wonende te [plaats 2] , gemeente [gemeente] ,
eiser,
advocaat mr. M.N. Mense te Haarlem,
tegen
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.D. Uyldert te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2021, met aangehecht de opmerkingen van [gedaagde 1] over het proces-verbaal,
  • de akte na comparitie, tevens wijziging van eis van [eiser] , met producties 28 tot en met 41,
  • de antwoordakte van [gedaagde 1] , met producties G14 tot en met G19,
  • de nadere akte van [eiser] , met productie 42,
  • de tweede antwoordakte van [gedaagde 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 januari 2020
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2021,
  • de akte van [gedaagde 1] met productie (de akte na comparitie, tevens wijziging van eis van [eiser] in de hoofdzaak),
  • de antwoordakte van [gedaagde 2] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De zaak in het kort

3.1.
[eiser] heeft van [gedaagde 1] een Jaguar gekocht. Op grond van de koopovereenkomst zou het gaan om een originele Jaguar XK150 S Roadster 3.8 L met ‘matching numbers’. Volgens [eiser] heeft [gedaagde 1] haar bedrogen, omdat hij voorafgaand aan de overeenkomst aan haar heeft meegedeeld dat de identiteit van de Jaguar is vastgesteld door een röntgen- en laseronderzoek, terwijl een dergelijk onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Ook heeft [gedaagde 1] verzwegen dat bij een eerdere keuring door de RDW de Jaguar was afgekeurd omdat onregelmatigheden ten aanzien van de identiteit werden vastgesteld. Verder heeft [gedaagde 1] verschillende berichten waarin werd gewaarschuwd dat de Jaguar niet authentiek zou zijn, voor [eiser] verzwegen.
3.2.
De rechtbank geeft [eiser] gelijk. De rechtbank vernietigt daarom wegens bedrog de rechtshandeling waarmee [eiser] de koopovereenkomst met [gedaagde 1] heeft gesloten. [gedaagde 1] moet daarom de koopprijs aan [eiser] terug betalen, onder teruglevering van de Jaguar. [eiser] heeft schade geleden doordat zij de Jaguar heeft doorverkocht aan een derde en zij in een procedure voor het Landgericht Hamburg is veroordeeld onder meer om de kooprijs terug te betalen. De rechtbank veroordeelt [gedaagde 1] die (aanvullende) schade van [eiser] te vergoeden.
3.3.
[gedaagde 1] stelt dat hij de Jaguar eerder van [gedaagde 2] heeft gekocht en dat [gedaagde 2] heeft verzwegen dat er een probleem was met de Jaguar. [gedaagde 1] vordert daarom in de vrijwaringszaak dat [gedaagde 2] aan hem vergoedt wat hij in de hoofdzaak aan [eiser] moet betalen. De rechtbank wijst die vordering af, omdat de vordering is verjaard.

4.De feiten

4.1.
[gedaagde 1] heeft in 2004 een Jaguar XK150 S Roadster 3.8 L, met chasisnummer [nummer] (hierna: de Jaguar XK150) gekocht in de showroom van [bedrijf 1] in [plaats 4] . [bedrijf 1] is een nevenvestiging van de eenmanszaak van [bedrijf 2] (overleden op 8 mei 2017; hierna: [bedrijf 2] ). [gedaagde 1] ruilde een Ferrari 512 Berlinetta Boxer in tegen de Jaguar XK150 met bijbetaling van € 24.000,00. Op 7 juli 2004 heeft [gedaagde 2] een bedrag van € 24.000,00 overgemaakt aan [gedaagde 1] , onder vermelding van “
Betreft: Telegiro met advies FERRARI/JAGUAR”.
4.2.
[gedaagde 1] heeft de Jaguar XK150 laten restaureren bij Classic Restoration Services (CRS) in Vreeland.
4.3.
[eiser] heeft op 20 januari 2014 met [gedaagde 1] een overeenkomst gesloten tot levering van de Jaguar XK150 voor een koopprijs van € 235.000,00. In de koopovereenkomst is afgesproken dat dit bedrag zal worden voldaan door (1) een aanbetaling van € 100.000,00, (2) een inruil van een Bentley S1 ter waarde van € 40.000,00, (3) een betaling van
€ 50.000,00 ‘
bei Fertigstellung der Karosseriearbeiten und deren Abnahme durch den Käufer’ en (4) € 45.000 bij aflevering.
In de koopovereenkomst is verder onder meer het volgende opgenomen:

Fahrzeugbeschreibung / Zubehör:
  • Originaler Linkslenker
  • Matching NumbersJaguar Heritage Cerificate (Anlage 1) Close Ratio Gearbox
  • Hardtop, originales Bordwerkzeug
  • Komplett restauriert mit Fotodokumentation (Anlage 2)
  • Originale Farbkombination weiβ/Leder rot
4.4.
[eiser] heeft op 28 januari 2014 de aanbetaling gedaan aan [gedaagde 1] van
€ 100.000,00.
4.5.
De Jaguar XK150 is op 13 maart 2014 door de RDW goedgekeurd en op kenteken gezet. [gedaagde 1] heeft het keuringsbewijs van de RDW aan [eiser] gezonden.
4.6.
Op 30 mei 2014 heeft Alewijn taxaties ‘passie voor klassiekers’ in opdracht van [gedaagde 1] de Jaguar XK150 ten behoeve van de verzekering getaxeerd op een waarde van
€ 260.000,- (vervangingswaarde).
4.7.
Tussen partijen is in de loop van 2014 een geschil ontstaan over de levering van de Jaguar XK150. [eiser] heeft de koopovereenkomst van 20 januari 2014 ontbonden.
4.8.
De Jaguar XK150 heeft van juli 2014 tot en met januari 2015 in opdracht van [gedaagde 1] in de showroom van E&R Classic Cars in Waalwijk (hierna: E&R) te koop gestaan.
4.9.
Op 8 augustus 2014 ontving E&R een mailbericht van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ). Daarin staat het volgende:

Ik kreeg uw nieuwsbrief waarin u de witte Jaguar XK150 S aanbied.
Ik wil u er in vriendelijke aard op wijzen en voor waarschuwen dat de door u kenbaar gemaakte I.D gegevens op de I.D plaat niet bij deze auto horen, de echte auto behorende bij chassis nummer [nummer] bestaat nog elders in de wereld en de auto die u aanbied is van origine een XK Roadster uit een eerdere jaren. De onfortuinlijke herkomst van de auto die u aanbied staat beschreven in het blad British Car en wel het December nummer van 2002.
De auto welk u aanbied is destijds van de hand gedaan aan een handelaar welk op de hoogte was van de historie en uiteindelijk aangekocht door de Heer [gedaagde 1] u wel bekend.
Ik kan u zeggen dat uw aanbieding al de nodige aandacht heeft in de UK gezien e..e.a. destijds een behoorlijk issue was en daar serieus word genomen en XK150 3.8S modellen hebben een speciale aandacht sinds de laat zestiger jaren.”
E&R heeft het mailbericht van [betrokkene 1] dezelfde dag doorgestuurd aan [gedaagde 1] , met de opmerkingen “
, als ik op xkdata.com kijk staat daar de auto in california in 2010? Is dit ook de reden dat [eiser] teruggetrokken heeft van de deal?
4.10.
Bij emailbericht van 26 januari 2015 schreef E&R het volgende aan [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) uit [plaats 5] (Verenigde Staten), met cc aan [gedaagde 1] :

We have this car in consignment for a dutch owner. We will forward your e-mail to him (mr. [gedaagde 1] ) so you and him can have direct contact about this.
We have seen some copies of bill of sale and bills of lading of the import of the car from the USA to Holland but I am sure he can tell you more about that.”
[betrokkene 2] reageerde dezelfde dag als volgt:
“(…)
Thank you for your prompt attention to this matter. Please understand- I am not claiming that you or the owner intentionally mispresented the car.But somehow, somewhere along the line – this car was apparently altered to be something that it is not – in my opinion.Others – genuine experts – who have examined the car’s photos, support that observation; and have identified more than 20 abnormalities (differences- from other recognized examples of this model- 1960 XK-150 “S” 3.8 Liter) which indicate there is something wrong here.
Please reference a few attached photos of my car (which I have had certified and appraised- after its full concours restoration in 2009-10 – for $350,000 USD). (…)”
4.11.
Ter beëindiging van hun geschil hebben [eiser] en [gedaagde 1] op 18 juni 2015 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In die overeenkomst hebben partijen afgesproken dat [gedaagde 1] de Jaguar XK150 aan [eiser] verkoopt voor een koopprijs van € 180.000,00. [eiser] zal de koopprijs voldoen deels in geld en deels door inruil van een drietal voertuigen.
In de vaststellingsovereenkomst is verder onder meer het volgende opgenomen:

5. Partijen hebben de genoemde voertuigen en de daarbij behorende documentatie gecontroleerd en verklaren dat zij deze goed hebben bevonden. Partijen doen bij voorbaat afstand van enige vordering betreffende gebreken van het geleverde waarbij partijen onder geleverde zowel de genoemde voertuigen als de daarbij behorende documentatie verstaan.[…].
8. [eiser] verklaart dat de (aan)betaling van € 100.000,00[…]
die [eiser] op 28 januari 2014 aan [gedaagde 1] deed volledig is verrekend en dat [eiser] uit dien hoofde geen aanspraken meer heeft op [gedaagde 1] .
[…]
10. Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het bovenstaande algehele en finale kwijting.[…]”.
4.12.
[gedaagde 1] heeft de Jaguar XK150 vervolgens geleverd aan [eiser] .
4.13.
Op 26 oktober 2015 heeft [eiser] de Jaguar XK150 verkocht aan [betrokkene 3] in Oostenrijk (hierna: [betrokkene 3] ) voor een koopprijs van € 305.000,00. In de koopovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

Fahrzeugbeschreibung / Zubehör:[…]
-
matching numbers Motor
[…]”
4.14.
Bij brief van 2 maart 2018 heeft [eiser] van het Landgericht Hamburg een dagvaarding van [betrokkene 3] ontvangen waarin hij zich jegens [eiser] op ontbinding van de koopovereenkomst beroept en terugbetaling van de koopsom vordert tegen gelijktijdige afgifte en overdracht van de Jaguar XK150. [betrokkene 3] heeft zich op het standpunt gesteld dat de Jaguar XK150 zich niet in originele staat bevindt, er geen sprake is van matching numbers (geen originele motor en transmissie), de Jaguar geen origineel chassisnummer heeft en het voertuig om die reden als vervalsing moet worden aangemerkt.
4.15.
Bij vonnis van het Landgericht Hamburg van 29 januari 2021 is [eiser] veroordeeld tot betaling aan [betrokkene 3] van een bedrag van € 311.134,91, vermeerderd met rente, tegen gelijktijdige afgifte van de Jaguar XK150 aan [eiser] . In het vonnis heeft het Landgericht vastgesteld dat partijen in hun koopovereenkomst uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat het voertuig een ‘matching numbers’-motor zou hebben. Na deskundigenbewijs heeft het Landgericht geoordeeld dat het voertuig geen ‘matching numbers’-motor heeft. Naar het oordeel van het Landgericht was dat al een voldoende gebrek dat ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt.

5.Het geschil

in de hoofdzaak

5.1.
[eiser] vordert, na wijziging van haar eis, dat de rechtbank:
- primair de door [eiser] verrichte rechtshandeling, te weten de ondertekening van de overeenkomst van 18 juni 2015, zal vernietigen en [gedaagde 1] zal veroordelen tot terugbetaling van de koopprijs van € 235.000,00 tegen gelijktijdige retournering van het voertuig en tot schadevergoeding van € 117.235,93,
  • subsidiair de overeenkomst van 18 juni 2015 zal vernietigen en [gedaagde 1] zal veroordelen tot terugbetaling van de koopprijs van € 235.000,00 tegen gelijktijdige retournering van het voertuig en tot schadevergoeding van € 117.235,93.
  • meer subsidiair de overeenkomst van 18 juni 2015 zal ontbinden en [gedaagde 1] zal veroordelen tot terugbetaling van de koopprijs van € 235.000,00 tegen gelijktijdige retournering van het voertuig en tot schadevergoeding van € 117.235,93.
5.2.
[gedaagde 1] voert verweer.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
5.4.
[gedaagde 1] vordert dat [gedaagde 2] wordt veroordeeld om aan [gedaagde 1] te betalen al hetgeen waartoe [gedaagde 1] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld.
5.5.
[gedaagde 2] voert verweer.
5.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

in de hoofdzaak

De bevoegdheid van de Nederlandse rechter
6.1.
[eiser] is in [land] gevestigd. In het vonnis in incident van 6 november 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen.
Nederlands recht is van toepassing
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen partijen voortvloeit uit de vaststellingsovereenkomst van 18 juni 2015, op grond waarvan (onder meer) [gedaagde 1] de Jaguar XK150 aan [eiser] heeft verkocht. Partijen hebben daarin afgesproken dat op de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is. Partijen hebben daarover in deze procedure geen ander standpunt ingenomen. Uit de vorderingen van [eiser] en het verweer van [gedaagde 1] blijkt ook dat zij uitgaan van de toepasselijkheid van het Nederlands recht. De rechtbank zal daarom de vorderingen van [eiser] beoordelen naar Nederlands recht.
Het bezwaar van [gedaagde 1] tegen de akte na comparitie en de eiswijziging van [eiser]
6.3.
De rechtbank wijst het verzoek van [gedaagde 1] af om de akte na comparitie en de eiswijziging van [eiser] buiten beschouwing te laten. Op de zitting is [eiser] in de gelegenheid gesteld om het vonnis van het Landgericht Hamburg in de procedure tussen haar en [betrokkene 3] in het geding te brengen, zich uit te laten over het oordeel van het Landgericht en de gevolgen voor haar schade. Dat is wat [eiser] bij haar akte na comparitie heeft gedaan. [eiser] heeft daarbij ook verwezen naar de deskundigenberichten die in de procedure voor het Landgericht zijn uitgebracht en die als producties overgelegd. Dat die deskundigenberichten al waren uitgebracht ten tijde van de comparitie in deze zaak en dat [eiser] die dus eerder in het geding had kunnen brengen, maakt niet dat [eiser] die informatie na de comparitie niet meer mocht verstrekken. [eiser] heeft in haar akte toegelicht dat zij naar aanleiding van het vonnis van het Landgericht het van belang vond de deskundigenberichten (ook) in het geding te brengen. Het Landgericht heeft zijn oordeel beperkt tot het geconstateerde gebrek in de geleverde Jaguar XK150 dat geen sprake was van een motor met ‘matching numbers’. Volgens [eiser] blijken uit de deskundigenberichten meer gebreken en kan daaruit worden geconcludeerd dat de Jaguar XK150 niet authentiek is. Om dat standpunt toe te lichten, mocht [eiser] daarom die deskundigenberichten ook in het geding brengen. De rechtbank vindt dat niet in strijd met de goede procesorde. De rechtbank merkt daarbij op dat [eiser] het eerste deskundigenbericht van [betrokkene 4] van 7 maart 2019 al bij haar dagvaarding in het geding heeft gebracht en de overige deskundigenberichten daarop voortbouwen. Bovendien heeft [gedaagde 1] in zijn twee antwoordaktes uitvoerig gereageerd op de akte van [eiser] .
6.4.
[gedaagde 1] heeft verder bezwaar gemaakt tegen het feit dat een aantal producties die [eiser] bij haar akte heeft overgelegd, waaronder de deskundigenberichten, in het Duits zijn opgesteld, zonder dat zij een (officiële) vertaling daarvan heeft overgelegd. In artikel 2.5 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken (versie 1 oktober 2019) is bepaald dat het overleggen van een vertaling in beginsel niet noodzakelijk is indien een stuk is gesteld in de Engelse, Duitse of Franse taal. Daarbij is verder bepaald dat de rechtbank een vertaling kan verlangen, indien zij dit nodig of wenselijk acht voor de behandeling van de zaak, mede gelet op de belangen van de overige belanghebbenden. [1] De rechtbank vindt in dit geval een vertaling niet nodig. [gedaagde 1] heeft onder meer verweer gevoerd op basis van de inhoud van de overgelegde deskundigenberichten, waaruit hij ook zelf (in het Duits) heeft geciteerd, en waaruit blijkt dat hij de stukken heeft begrepen. Bovendien heeft hij niet concreet aangevoerd op welke punt de deskundigenberichten voor hem onvoldoende duidelijk zijn vanwege de taal waarin die stukken zijn gesteld. [gedaagde 1] heeft slechts gesteld dat niet algemeen bekend is wat de Duitse term voor autogeen lassen is, maar heeft niet toegelicht in hoeverre dat voor de beoordeling van deze zaak van belang is.
6.5.
Ook mocht [eiser] haar eis in haar akte na comparitie nog wijzigen. Uitgangspunt is dat een eiser zijn eis en de gronden van zijn eis mag wijziging zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. [2] De rechtbank vindt de eisverandering van [eiser] niet in strijd met de goede procesorde. De wijziging is immers vrij beperkt doordat zij aan haar eis een (subsidiaire) grondslag heeft toegevoegd, door zich naast bedrog [3] nu ook te beroepen op dwaling [4] bij de totstandkoming van de overeenkomst. Zij legt daaraan nagenoeg dezelfde feiten ten grondslag. Daarnaast heeft zij naar aanleiding van het vonnis van het Landgericht haar schade begroot, zoals ook was afgesproken op de zitting. Bovendien heeft [gedaagde 1] in zijn antwoordaktes inhoudelijk gereageerd op de gewijzigde eis.
Het bezwaar van [gedaagde 1] tegen de nadere akte van [eiser]
6.6.
De rechtbank verwerpt ook het bezwaar van [gedaagde 1] tegen de nadere akte van [eiser] , voor zover die geen reactie vormt op de producties die [gedaagde 1] bij zijn antwoordakte heeft overgelegd. [eiser] heeft in haar nadere akte, naast een reactie op de door [gedaagde 1] overgelegde producties, gereageerd op de (nieuwe) argumenten die [gedaagde 1] in zijn antwoordakte naar voren heeft gebracht. Bovendien is [gedaagde 1] in de gelegenheid gesteld om te reageren op de nadere akte van [eiser] . Hij heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de nadere akte van [eiser] (gedeeltelijk) buiten de beoordeling te laten. Van strijd met de goede procesorde is ook hier geen sprake.
Conclusie: de rechtbank laat de aktes van [eiser] en haar eiswijziging toe
6.7.
De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank de aktes van [eiser] van na de zitting met de producties (ook die in de Duitse taal) bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser] zal betrekken. De rechtbank gaat daarbij uit van de vorderingen zoals [eiser] die bij haar eerste akte heeft gewijzigd. De rechtbank betrekt bij die beoordeling natuurlijk ook de antwoordaktes van [gedaagde 1] (met producties). [eiser] heeft daartegen ook geen bezwaar gemaakt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding tot het houden van een nieuwe comparitie van partijen, zoals [gedaagde 1] heeft gevraagd. In de aktes en antwoordaktes na de zitting hebben partijen al uitvoerig op elkaars aanvullende argumenten en producties gereageerd. Op basis daarvan kan de rechtbank dit vonnis wijzen.
Is er een grond om de rechtshandeling van [eiser] waarmee zij de vaststellingsovereenkomst met [gedaagde 1] heeft gesloten, te vernietigen?
6.8.
Met de vaststellingsovereenkomst van 18 juni 2015 heeft [gedaagde 1] de Jaguar XK150 aan [eiser] verkocht. [gedaagde 1] heeft daarna de Jaguar aan [eiser] geleverd. [eiser] vraagt de rechtbank de rechtshandeling waarmee zij de koopovereenkomst met [gedaagde 1] heeft gesloten te vernietigen en vordert terugbetaling van de koopprijs tegen teruglevering van de Jaguar. Zij stelt daarvoor (primair) dat zij bij het sluiten van de overeenkomst door [gedaagde 1] is bedrogen. Volgens [eiser] heeft [gedaagde 1] haar opzettelijk onjuist geïnformeerd door te stellen dat de Jaguar XK150 authentiek is, door niet mee te delen dat geen sprake is van ‘matching numbers’ en door aanwijzingen dat de Jaguar mogelijk niet authentiek is voor haar te verzwijgen. De rechtbank zal daarom beoordelen of [eiser] de overeenkomst van 18 juni 2015 onder invloed van bedrog heeft gesloten. Als sprake is van bedrog, zal de rechtbank de rechtshandeling van [eiser] vernietigen waarmee zij de overeenkomst met [gedaagde 1] heeft gesloten. [5] Dat heeft dan tot gevolg dat [gedaagde 1] de koopsom voor de Jaguar XK150 aan [eiser] zal moeten terugbetalen.
[gedaagde 1] heeft [eiser] bedrogen bij het sluiten van de overeenkomst
6.9.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] inderdaad de overeenkomst onder invloed van bedrog heeft gesloten, doordat [gedaagde 1] opzettelijk onjuiste mededelingen aan [eiser] heeft gedaan voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst en feiten heeft verzwegen die hij wel had moeten meedelen. [gedaagde 1] heeft [eiser] daardoor bewogen tot het sluiten van de koopovereenkomst voor de Jaguar XK150, in de vorm zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst van 18 juni 2015. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
6.10.
Voordat partijen de vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, hebben zij eerder, op 20 januari 2014, een koopovereenkomst gesloten waarbij [gedaagde 1] de Jaguar XK150 aan [eiser] verkocht. In die overeenkomst was als kenmerken van de Jaguar onder meer opgenomen dat sprake was van een ‘Originaler Linkslenker’ en van ‘matching numbers’. [eiser] heeft die overeenkomst ontbonden omdat volgens haar [gedaagde 1] de restauratie van de Jaguar XK150 niet tijdig gereed had en hij het voertuig daardoor niet tijdig aan haar had geleverd. Bij vaststellingsovereenkomst van 18 juni 2015 zijn partijen opnieuw de verkoop van dezelfde Jaguar aan [eiser] overeengekomen. In die overeenkomst zijn de hiervoor genoemde kenmerken van het voertuig niet opnieuw opgenomen. In plaats daarvan zijn partijen overeengekomen dat zij bij voorbaat afstand doen van enige vordering betreffende gebreken van het geleverde voertuig. Daaronder moet blijkens de overeenkomst ook de daarbij behorende documentatie worden verstaan.
[gedaagde 1] heeft opzettelijk onjuiste mededelingen gedaan over de RDW-keuring in 2014
6.11.
[eiser] heeft de vaststellingsovereenkomst van 18 juni 2015 ondertekend en heeft daarmee ook de clausule geaccepteerd dat zij afstand doet van vorderingen in verband met gebreken aan het voertuig en bijbehorende documentatie. [eiser] heeft gesteld dat zij daar toe is overgegaan, omdat zij heeft vertrouwd op niet alleen de door [gedaagde 1] verstrekte Jaguar Heritage Certificate en het taxatierapport van 30 mei 2014, maar vooral ook op de keuringspapieren van de RDW van 13 maart 2014 die zij van [gedaagde 1] kreeg. Volgens [eiser] heeft [gedaagde 1] daarbij aan haar meegedeeld dat de RDW de echtheid en originaliteit van de Jaguar XK150 heeft onderzocht door middel van een röntgen- en laserinspectie. Volgens [gedaagde 1] was het keuringsstation van de RDW in Den Bosch het enige station in Nederland waar de Jaguar op echtheid en originaliteit kon worden gekeurd. Volgens [gedaagde 1] zou een betere keuring niet mogelijk zijn. [gedaagde 1] heeft erkend dat hij deze uitlatingen tegenover [eiser] heeft gedaan (en stelt zich ook nu nog op het standpunt dat de RDW door middel van een röntgen- en laseronderzoek de originaliteit van de Jaguar heeft bevestigd). Volgens [eiser] had zij daarom geen reden te twijfelen aan de vermelding in de eerste koopovereenkomst dat het ging om een originele Jaguar XK150 met ‘matching numbers’.
6.12.
[eiser] heeft gesteld dat haar advocaat in november 2018 navraag heeft gedaan bij de RDW. De RDW heeft hem toegelicht dat de RDW bij een toelatingskeuring geenszins een röntgen- of laserinspectie verricht en dat de RDW niet over apparatuur daarvoor beschikt. Volgens de RDW gaat het bij een toelatingskeuring niet om een keuring op echtheid of originaliteit en kwaliteit. De RDW kijkt enkel naar de documenten, kijkt of het chassisnummer door de fabriek is aangebracht, noteert het motor- en versnellingsbaknummer en vergelijkt dit met de documenten. Daaruit moet worden afgeleid dat bij de toelatingskeuring door de RDW het onderzoek naar de originaliteit van een voertuig niet meer omvat dan een visuele inspectie van de ingeslagen nummers en een vergelijking met de voertuigdocumenten.
6.13.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] in het licht van deze gemotiveerde stellingen van [eiser] onvoldoende zijn stelling heeft onderbouwd dat de RDW door middel van een röntgen- en laseronderzoek de originaliteit van de Jaguar XK150 heeft bevestigd. De door hem overgelegde verklaring van de RDW van 11 januari 2019 dat de Jaguar XK150 op 14 januari 2014 aan een ‘nadere keuring/identiteitsonderzoek’ is onderworpen en vervolgens is goedgekeurd, vindt de rechtbank daarvoor onvoldoende. Daaruit blijkt immers niet dat een onderzoek is uitgevoerd dat verder gaat dan de RWD aan de advocaat van [eiser] heeft toegelicht, laat staan dat een röntgen- en laseronderzoek is uitgevoerd naar de originaliteit van de Jaguar XK150. Ook uit de overgelegde verklaring van een medewerker van CRS, die stelt samen met [gedaagde 1] de Jaguar eerst naar de RWD in Nieuwegein te hebben gebracht en later naar de RDW in Den Bosch, blijkt niet dat de RDW een röntgen- en laseronderzoek heeft uitgevoerd. Volgens deze verklaring zou de keurmeester van de RDW hebben gezegd dat een onderzoek door het PAT (Permanent Autoteam van de politie) nodig zou zijn. Dat ook daadwerkelijk een onderzoek door het PAT heeft plaatsgevonden, blijkt niet uit die verklaring en is ook overigens niet gebleken. Volgens de verklaring van de medewerker van CRS konden hij en [gedaagde 1] niet aanwezig zijn bij het onderzoek bij de RDW. Hij (en ook [gedaagde 1] ) heeft dus niet gezien op welke wijze het onderzoek is uitgevoerd.
6.14.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de RDW de Jaguar XK150 niet heeft onderzocht op echtheid of originaliteit door middel van een röntgen- en laserinspectie. Het is ook niet gebleken dat [gedaagde 1] kon aannemen dat een dergelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Het staat vast dat [gedaagde 1] een dergelijke mededeling wel aan [eiser] heeft gedaan voorafgaande aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Hij heeft daarbij bovendien de aanprijzing gedaan dat ‘een betere keuring niet bestaat’. Daarmee heeft [gedaagde 1] aan [eiser] opzettelijk een onjuiste mededeling gedaan over het onderzoek naar de originaliteit van de Jaguar XK150.
[gedaagde 1] heeft opzettelijk verzwegen dat de RDW de Jaguar XK150 eerder in 2004 had afgekeurd
6.15.
Daarbij komt nog het volgende. [gedaagde 1] heeft bij antwoordakte van 9 juni 2021 een brief van de RDW van 7 januari 2004 overgelegd. Daaruit blijkt dat [bedrijf 1] de Jaguar XK150 eerder al in 2004 voor toelating en afgifte van een kentekenbewijs heeft laten keuren door de RDW. Het voertuig is toen afgekeurd, onder meer omdat onregelmatigheden zijn geconstateerd ten aanzien van de identiteit (“VR 3.2.3 vin nummer staat niet origineel ingeslagen”).
6.16.
[gedaagde 1] heeft erkend dat hij deze brief van de RDW al in zijn bezit had in elk geval ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten van 20 januari 2014 en 18 juni 2015. De enkele niet nader onderbouwde stelling van [gedaagde 1] dat hij in januari 2014 de correspondentie tussen [bedrijf 1] en de RDW aan [eiser] heeft getoond, maar dat [eiser] daarvoor geen belangstelling toonde, vindt de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat [eiser] de inhoud van de brief van de RWD bij het sluiten van de overeenkomst in 2015 al kende, omdat [eiser] dat uitdrukkelijk heeft betwist. Volgens [eiser] heeft zij voor het eerst bij de antwoordakte van [gedaagde 1] van 9 juni 2021 de brief gezien. Indien [gedaagde 1] meent dat hij de brief al in 2014 aan [eiser] heeft laten zien - waarmee hij dus in feite stelt dat [eiser] bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst al wist van de eerdere twijfel aan de identiteit van de Jaguar XK150 - had het voor de hand gelegen dat hij die brief al (veel) eerder in het geding had gebracht. Ook valt niet in te zien waarom [gedaagde 1] voorafgaande aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst niet (ook) een afschrift van de brief van de RDW aan [eiser] heeft gegeven, terwijl hij wel in de overeenkomst heeft laten opnemen dat partijen de bij het voertuig behorende documentatie hebben gecontroleerd en in dat verband afstand doen van enig vorderingsrecht.
6.17.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde 1] opzettelijk de informatie over de eerdere afkeuring door de RDW en de geconstateerde onregelmatigheden ten aanzien van de identiteit van de Jaguar XK150 niet met [eiser] heeft gedeeld voorafgaande aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Kennelijk heeft hij die informatie ook niet gedeeld met de RDW toen hij in 2014 om een nieuwe toelating vroeg. Uit de door [eiser] overgelegde informatie van de RDW 16 juli 2021 blijkt dat de RDW in 2014 zelf niet meer beschikte over de gegevens uit 2004. Ook daarmee komt de waarde van de toelatingskeuring in 2014, op basis waarvan [gedaagde 1] [eiser] heeft willen overtuigen van de originaliteit van de Jaguar XK150, in een ander daglicht te staan.
6.18.
[gedaagde 1] heeft betwist dat de RDW in 2004 geen kenteken wilde afgeven omdat de identiteit van de Jaguar XK150 niet vastgesteld kon worden. [gedaagde 1] wijst daarvoor op het feit dat de Jaguar in 2014 (alsnog) op kenteken is gesteld. Daarmee gaat [gedaagde 1] voorbij aan het feit dat de RDW in 2004 in duidelijke bewoordingen heeft aangegeven dat onregelmatigheden zijn geconstateerd ten aanzien van de identiteit van het voertuig, dat het vin-nummer niet origineel staat ingeslagen en dat (mede) op die grond het voertuig is afgekeurd. In het licht van de vermelding in de koopovereenkomst van 20 januari 2014 dat sprake is van ‘matching numbers’ was dat op zichzelf al relevante informatie die [gedaagde 1] niet aan [eiser] had mogen onthouden, juist ook omdat de RDW het voertuig in 2014 wel heeft toegelaten en daarbij niet de informatie uit 2004 heeft kunnen betrekken. Dat de RDW in 2014 kennelijk de onregelmatigheid ten aanzien van het vin-nummer niet (opnieuw) heeft opgemerkt, maakt dat niet anders.
[gedaagde 1] heeft opzettelijk de berichten van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] achtergehouden, waarin werd gewaarschuwd dat de Jaguar XK150 niet authentiek is
6.19.
Verder blijkt de twijfel aan de identiteit van de Jaguar XK150 niet alleen uit de RDW-keuring in 2004, maar ook uit het emailbericht dat E&R op 8 augustus 2014 van [betrokkene 1] ontving. [6] [betrokkene 1] waarschuwt in dat bericht dat de identiteitsgegevens van de Jaguar XK150 die E&R aanbiedt, niet bij deze auto horen. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst [betrokkene 1] naar een artikel over de Jaguar XK150 in het blad British Car van december 2002. E&R heeft dat emailbericht dezelfde dag doorgestuurd aan [gedaagde 1] . Voor zover [gedaagde 1] het artikel in British Car niet al bij zijn aankoop van de Jaguar XK150 in 2004 van [bedrijf 1] had meegekregen, zoals [eiser] onder verwijzing naar een verklaring van [gedaagde 2] stelt en [gedaagde 1] betwist, was hij in elk geval in augustus 2014 op de hoogte van het bestaan van het artikel in British Car. In dat artikel (met de titel ‘Een Cat in de zak’) staat beschreven dat [betrokkene 1] begin 2002 de Jaguar XK150 heeft gekocht en dat na aankoop is gebleken dat het niet ging om een Jaguar XK150 3.8 S Roadster, maar een XK150 3.4. Volgens het artikel is onder meer het chassisnummer verwijderd van de motorsteun en opnieuw aangebracht op een dwarsbalkje onder de radiator. Dit balkje is eerst gestraald en daarna zijn de niet originele, te kleine cijfers en letters opnieuw ingeslagen. Ook het motornummer is volgens het artikel duidelijk opnieuw aangebracht en de aanduiding “3½ Litre” aan de zijkant van het gietijzeren blok is verwijderd. Het model van het blok is volgens het artikel door het ontbreken van zijn dikke rand aan de zijkant dan ook beslist niet die van een 3.8.
6.20.
Daarnaast heeft E&R op 26 januari 2015 een emailbericht dat zij had ontvangen van [betrokkene 2] uit de Verenigde Staten doorgezonden aan [gedaagde 1] , waarin [betrokkene 2] zijn twijfels heeft geuit over de identiteit van de Jaguar XK150 en heeft gesteld zelf eigenaar te zijn van een Jaguar XK150 S 3.8 met hetzelfde chassisnummer. [7]
6.21.
Het staat vast dat [gedaagde 1] voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst [eiser] niet heeft geïnformeerd over het emailbericht van 8 augustus 2014 van [betrokkene 1] , met daarin de waarschuwing over de identiteit van de Jaguar XK150 en de verwijzing naar het artikel British Car. Ook heeft [gedaagde 1] [eiser] niet geïnformeerd over het emailbericht van [betrokkene 2] van 26 januari 2015. De stelling van [gedaagde 1] op de zitting dat hij tegen [eiser] zal hebben gezegd dat er geruchten waren dat de Jaguar XK150 niet authentiek zou zijn, heeft [eiser] betwist en heeft [gedaagde 1] op geen enkele manier onderbouwd of nader toegelicht. Daarvan kan de rechtbank daarom niet uitgaan.
6.22.
De stelling van [gedaagde 1] dat hij het artikel in British Car niet kende en in 2014 ook niet heeft kunnen achterhalen, maakt niet dat hij [eiser] niet heeft hoeven informeren over het emailbericht van [betrokkene 1] met de verwijzing naar het artikel in British Car. Ook de stelling van [gedaagde 1] dat hij een slechte relatie heeft met [betrokkene 1] en dat in de markt van oldtimers wel vaker wordt beweerd dat een auto wordt verkocht die niet deugt, maakt niet dat hij [eiser] niet hoefde te informeren. Uit het emailbericht van [betrokkene 1] was het [gedaagde 1] immers in elk geval wel duidelijk dat [betrokkene 1] wilde waarschuwen dat de identiteitsgegevens van de Jaguar XK150 niet bij dit voertuig hoorde en dat dit stond beschreven in het artikel in British Car. Daarbij heeft E&R [gedaagde 1] nog erop gewezen dat een andere auto met dezelfde identiteit kennelijk ook ergens anders op een website stond vermeld. [8] E&R heeft zich daarbij tegenover [gedaagde 1] hardop afgevraagd of dat misschien de reden was dat [eiser] de eerdere koopovereenkomst met [gedaagde 1] had ontbonden (weliswaar was die koopovereenkomst om een andere reden ontbonden, maar door de vraag van E&R kreeg [gedaagde 1] wel expliciet de waarschuwing dat de mail van [betrokkene 1] voor [eiser] mogelijk reden zou kunnen zijn de Jaguar XK150 niet te willen kopen). Op 26 januari 2015 kreeg [gedaagde 1] bovendien via E&R opnieuw een signaal dat twijfels bestonden over de identiteit van de Jaguar XK150, door het mailbericht van [betrokkene 2] . Dat [gedaagde 1] dat bericht opvatte als een persoonlijke belediging, zoals hij stelt, maakt niet dat hij [eiser] daarover niet hoefde te informeren, zeker niet nu hij eerder een dergelijk bericht had ontvangen van [betrokkene 1] en hij in die berichten kennelijk wel aanleiding had gezien om de Jaguar XK150 uit de verkoop bij E&R te halen.
6.23.
[gedaagde 1] moet daarom hebben begrepen dat [eiser] zich op basis van de gegevens uit de mailberichten van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , ook al zouden die volgens [gedaagde 1] onjuist zijn en ook al staat volgens [gedaagde 1] niet vast dat de Jaguar XK150 die [betrokkene 2] bezit het originele voertuig is, ook zelf een oordeel zou hebben willen vormen over de identiteit van de Jaguar, bijvoorbeeld door daarnaar verder onderzoek te laten doen. Dat geldt vooral omdat in de eerdere (ontbonden) koopovereenkomst was opgenomen dat sprake is van ‘matching numbers’, [gedaagde 1] [eiser] met de RDW-keuring van 2014 heeft willen overtuigen van de identiteit van de Jaguar XK150 en [gedaagde 1] in de vaststellingsovereenkomst heeft laten opnemen dat partijen de bij het voertuig behorende documentatie hebben gecontroleerd en in dat verband afstand doen van enig vorderingsrecht. Dan is het van belang dat [gedaagde 1] [eiser] ook in het bezit zou hebben gesteld van alle relevante informatie waarover hij de beschikking had, waaronder dus ook het emailbericht van [betrokkene 1] met de verwijzing naar het artikel in British Car, en het bericht van [betrokkene 2] die stelt eigenaar te zijn van een Jaguar XK150 met hetzelfde chassisnummer. Door dat niet te doen, heeft [gedaagde 1] naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk informatie achtergehouden die voor [eiser] relevant was voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst.
Conclusie: [gedaagde 1] heeft door opzettelijk onjuiste mededelingen en verzwegen informatie [eiser] bewogen tot het aangaan van de vaststellingsovereenkomst
6.24.
De conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde 1] door bedrog [eiser] heeft bewogen tot het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, waarbij hij de Jaguar XK150 (opnieuw) aan [eiser] heeft verkocht en [eiser] bij voorbaat afstand heeft gedaan van enige vordering die betrekking heeft op gebreken aan het voertuig of de documentatie bij het voertuig. Er is sprake van bedrog omdat [gedaagde 1] opzettelijk aan [eiser] de onjuiste mededeling heeft gedaan dat de RDW en/of het PAT van de politie door middel van röntgen- en laseronderzoek de identiteit van de Jaguar XK150 heeft vastgesteld en dat een betere keuring niet bestaat. Verder heeft [gedaagde 1] opzettelijk verzwegen dat de RDW hetzelfde voertuig eerder had afgekeurd omdat er onregelmatigheden zijn geconstateerd ten aanzien van de identiteit. Ook heeft hij opzettelijk de berichten van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] verzwegen, die onderbouwd hebben gewezen op de twijfels ten aanzien van de identiteit van de Jaguar XK150.
6.25.
Deze informatie was voor [eiser] voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst relevant, omdat in de eerdere koopovereenkomst tussen [gedaagde 1] en [eiser] was opgenomen dat het ging om een ‘Originaler Linkslenker’ en dat sprake was van ‘matching numbers’. Dat die eerdere koopovereenkomst is ontbonden en deze kenmerken in de vaststellingsovereenkomst niet zijn opgenomen, zoals [gedaagde 1] als verweer heeft gevoerd, maakt niet dat die kenmerken geen onderdeel meer uitmaken van de vaststellingsovereenkomst. Met de vaststellingsovereenkomst hebben partijen immers beoogd hun eerdere geschil over de gestelde niet tijdige restauratie en levering van de Jaguar XK150 willen beëindigen. Ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst hadden partijen nog geen geschil dat verband hield met de identiteit van het voertuig (de toen al wel voorhanden aanwijzingen voor twijfel aan die identiteit had [gedaagde 1] voor [eiser] achtergehouden). Het is niet gebleken dat [eiser] met de vaststellingsovereenkomst ook afstand heeft willen doen van haar aanspraak op levering van een originele Jaguar XK150 met ‘matching numbers’, of zoals [gedaagde 1] heeft gesteld, dat [eiser] een garantie voor ‘matching numbers’ in de vaststellingsovereenkomst heeft ‘weggecontracteerd’. Eerder het tegenovergestelde lijkt het geval, omdat [gedaagde 1] [eiser] met zijn verwijzing naar de RDW-keuring in 2014 juist heeft willen overtuigen van de identiteit van het voertuig. Pas daarna heeft [eiser] ingestemd met de bepaling in de vaststellingsovereenkomst dat zij bij voorbaat afstand doet van enige vordering met betrekkingen tot gebreken aan het voertuig en de bij het voertuig behorende documentatie. Dat sprake is van een vaststellingsovereenkomst waarin partijen elkaar finale kwijting hebben verleend en afstand hebben gedaan van hun recht de overeenkomst te ontbinden, sluit niet uit dat die overeenkomst door de rechter kan worden vernietigd als sprake is van bedrog waardoor de ene partij door een opzettelijk onjuiste voorstelling van zaken door de andere partij tot het sluiten van die overeenkomst is bewogen.
6.26.
[gedaagde 1] stelt nog steeds ervan overtuigd te zijn dat de Jaguar XK150 authentiek is. Nog daargelaten dat [gedaagde 1] dat niet heeft aangetoond, doet die omstandigheid niet af aan het feit dat hij [eiser] opzettelijk onjuist heeft voorgelicht over het röntgen- en laseronderzoek naar de identiteit van de Jaguar XK150 en hij informatie over de twijfels over de identiteit aan [eiser] heeft onthouden. Daardoor heeft [gedaagde 1] [eiser] bewogen tot het aangaan van de vaststellingsovereenkomst zonder nader onderzoek te doen. Daarom kan [gedaagde 1] [eiser] nu ook niet verwijten dat zij voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsonderzoek geen nader onderzoek heeft gedaan naar de authenticiteit van de Jaguar XK150.
De rechtbank zal de rechtshandeling die [eiser] heeft verricht, vernietigen
6.27.
Het voorgaande betekent dat [eiser] terecht de vernietiging heeft gevorderd van de rechtshandeling waarmee zij de vaststellingsovereenkomst met [gedaagde 1] is aangegaan. De rechtbank zal daarom de vordering van [eiser] tot vernietiging van die rechtshandeling toewijzen.
De rechtbank zal de vordering tot terugbetaling van de koopprijs tegen teruglevering van de Jaguar XK150, toewijzen
6.28.
De vernietiging van de rechtshandeling van [eiser] heeft tot gevolg dat geen overeenkomst tussen partijen tot verkoop van de Jaguar XK150 tot stand is gekomen. Dat betekent dat [gedaagde 1] de koopprijs die hij van [eiser] heeft ontvangen aan [eiser] zal moeten terugbetalen omdat die onverschuldigd is betaald. [eiser] zal op haar beurt de Jaguar XK150 aan [gedaagde 1] moeten terug leveren.
Welke koopprijs heeft [eiser] voor de Jaguar XK150 betaald?
6.29.
Partijen verschillen van inzicht over de hoogte van de koopprijs die [eiser] op basis van de vaststellingsovereenkomst aan [gedaagde 1] heeft betaald. [eiser] stelt dat het gaat om een bedrag van € 235.000,00, volgens [gedaagde 1] is de koopprijs een bedrag van € 180.000,00. De rechtbank komt tot het oordeel dat uitgegaan moet worden van een koopprijs van
€ 180.000,00, zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
6.30.
Volgens [eiser] heeft zij een koopprijs van € 235.000,00 betaald. Daarvoor wijst zij eerst op de aanbetaling van € 100.000,00 die zij op grond van de (eerdere) koopovereenkomst van 20 januari 2014 al voor de Jaguar XK150 aan [gedaagde 1] had betaald. Volgens [eiser] had zij na ontbinding van die koopovereenkomst en verrekening met een bedrag van € 45.000,00 dat zij aan [gedaagde 1] was verschuldigd op grond van een andere koopovereenkomst van een Jaguar XK120, nog een resterende vordering op [gedaagde 1] van (100.000 -/- 45.000 =) € 55.000,00. [eiser] wijst vervolgens op artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst. Daarin staat dat de (aan)betaling van € 100.000,00 die [eiser] op 28 januari 2014 aan [gedaagde 1] deed, volledig is verrekend en dat [eiser] uit dien hoofde geen aanspraken meer heeft op [gedaagde 1] . Volgens [eiser] is het aldus verrekende bedrag van
€ 55.000,00 vermeerderd met de in de vaststellingsovereenkomst genoemde koopprijs van
€ 180.000,00, in totaal de koopprijs van € 235.000,00.
6.31.
Volgens [gedaagde 1] is het onjuist dat de koopprijs voor de Jaguar XK150 € 235.000,00 was. Hij wijst op de vaststellingsovereenkomst waaruit blijkt dat de koopprijs € 180.000,00 is. Volgens [gedaagde 1] is de (restant) aanbetaling van € 55.000,00 verrekend met de inruil van de (niet geleverde) Bentley, de kosten die [gedaagde 1] maakte in het kader van de koopovereenkomst van 20 januari 2014 en de kosten die het gevolg waren van de ontbinding van die overeenkomst.
6.32.
De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat [eiser] wegens de eerdere aanbetaling voor de Jaguar XK150 nog een resterende vordering had op [gedaagde 1] van
€ 55.000,00. De stelling van [eiser] dat dat bedrag met de verkoop van de Jaguar XK150 in de vaststellingsovereenkomst is verrekend, waardoor de verkoopprijs bovenop de in die overeenkomst genoemde koopprijs van € 180.000,00 uitkomt op een totaalbedrag van
€ 235.000,00, heeft [gedaagde 1] gemotiveerd weersproken en blijkt ook niet uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst. Daarin staat immers uitsluitend een koopprijs van
€ 180.000,00 genoemd. [eiser] heeft de stelling van [gedaagde 1] dat de vordering van [eiser] van € 55.000,00 is verrekend met de inruil van de Bentley en de door [gedaagde 1] gemaakte kosten in verband met de koopovereenkomst van 20 januari 2014, niet weersproken. Gelet op artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst waarin is bepaald dat de koopprijs € 180.000,00 bedraagt en artikel 8, waarin is bepaald dat de aanbetaling door [eiser] van € 100.000,00 volledig
isverrekend, gaat de rechtbank daarom uit van een koopprijs van € 180.000,00. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] dat bedrag aan [gedaagde 1] heeft betaald (deels in geld en deels door inruil van een drietal voertuigen).
De rechtbank zal de vordering tot terugbetaling van de koopprijs toewijzen tot een bedrag van € 180.000,00
6.33.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de vordering van [eiser] om [gedaagde 1] te veroordelen de koopprijs terug te betalen, zal toewijzen tot een bedrag van € 180.000,00, en voor het meerdere zal afwijzen. Dat [eiser] een deel van de koopprijs heeft voldaan door de inruil van een drietal voertuigen, zoals [gedaagde 1] heeft aangevoerd, maakt niet dat hij niet kan worden veroordeeld de koopprijs geheel in geld terug te betalen, waaronder een waardevergoeding voor de ingeruilde voertuigen.
De vordering tot schadevergoeding
6.34.
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde 1] door het hiervoor besproken bedrog onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Volgens [eiser] moet [gedaagde 1] daarom haar schade die zij als gevolg daarvan lijdt, aan haar vergoeden. Die schade is volgens [eiser] ontstaan doordat zij de Jaguar XK150 heeft doorverkocht aan [betrokkene 3] en zij in de procedure voor het Landgericht Hamburg is veroordeeld om aan [betrokkene 3] een bedrag van € 311.134,91 in hoofdsom, vermeerderd met rente, te betalen omdat de Jaguar niet aan de overeenkomst beantwoordde (geen ‘matching-numbers’-motor). [eiser] heeft haar schade begroot op een bedrag van € 117.235,93. [eiser] heeft dat bedrag als volgt begroot.
6.35.
[eiser] is in de procedure tegen [betrokkene 3] veroordeeld een bedrag van € 311.134,91 in hoofdsom te betalen, vermeerderd met rente. [eiser] heeft met [betrokkene 3] een schikking getroffen tot betaling van een bedrag van € 330.000,00 en een bedrag van
€ 10.986,00 voor de proceskosten van [betrokkene 3] . In totaal heeft [eiser] een bedrag van
€ 340.986,00 aan [betrokkene 3] betaald, en een bedrag van € 11.249,93 aan zijn Duitse advocaat. Totaal heeft zij daarmee een bedrag van € 352.235,93 betaald. Volgens [eiser] is daarom haar totale schade een bedrag van (352.235,93 -/- 235.000 =) € 117.235,93.
[gedaagde 1] is aansprakelijk omdat hij onrechtmatig heeft gehandeld
6.36.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat [gedaagde 1] door bedrog [eiser] heeft bewogen tot het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, waarbij hij de Jaguar XK150 aan [eiser] heeft verkocht. Daarmee heeft [gedaagde 1] onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] . Dat betekent dat [gedaagde 1] in beginsel de schade die [eiser] als gevolg van dat bedrog heeft geleden, aan [eiser] moet vergoeden. [9]
De schade van [eiser] en het causaal verband met het bedrog van [gedaagde 1]
6.37.
De schade van [eiser] bestaat uit het bedrag dat [eiser] aan [betrokkene 3] op grond van het vonnis van het Landgericht Hamburg heeft moeten terugbetalen, voor zover dat bedrag de koopprijs die [eiser] voor de Jaguar X150 aan [gedaagde 1] heeft betaald [10] , overstijgt. De rechtbank is van oordeel dat die schade het gevolg is van het bedrog van [gedaagde 1] , en niet, zoals [gedaagde 1] heeft gesteld, alleen van het feit dat [eiser] de Jaguar XK150 aan [betrokkene 3] heeft verkocht onder de vermelding ‘matching numbers’-motor. [gedaagde 1] heeft de Jaguar XK150 immers aan [eiser] verkocht als een voertuig met ‘matching numbers’. [11] [eiser] op haar beurt heeft de Jaguar XK150 daarom doorverkocht aan [betrokkene 3] onder de vermelding dat de Jaguar een ‘matching numbers’-motor heeft. Het Landgericht heeft geoordeeld dat de Jaguar XK150 niet beantwoordt aan de overeenkomst met [betrokkene 3] omdat geen sprake is van een ‘matching numbers’-motor. Daarmee is de schade van [eiser] die voortvloeit uit het vonnis van het Landgericht het gevolg van de mededeling van [gedaagde 1] dat de Jaguar XK150 ‘matching numbers’ heeft en de onjuiste informatie die hij in dat verband aan [eiser] heeft gegeven en de informatie die hij voor [eiser] heeft verzwegen over de identiteit van het voertuig.
6.38.
[gedaagde 1] heeft op zichzelf terecht erop gewezen dat het Landgericht Hamburg niet heeft geoordeeld dat de Jaguar XK150 niet als origineel is aan te merken of dat het een vervalsing betreft. Het Landgericht heeft echter ook niet geoordeeld dat de Jaguar XK150 wel authentiek is (het Landgericht heeft die vraag in het midden gelaten). Wel heeft het Landgericht onder verwijzing naar de deskundigenrapporten in die procedure geoordeeld dat geen sprake is van een ‘matching-numbers’-motor en dat de Jaguar XK150 al om die reden niet aan de overeenkomst tussen [betrokkene 3] en [eiser] beantwoordt. Dat oordeel is ook voor deze procedure tussen [eiser] en [gedaagde 1] relevant, omdat [gedaagde 1] de Jaguar XK150 aan [eiser] heeft verkocht met de mededeling dat sprake is van ‘matching numbers’. Omdat uit het oordeel van het Landgericht en de daaraan ten grondslag liggende deskundigenrapporten volgt dat in elk geval de motor geen ‘matching numbers’ heeft, kan worden geconcludeerd dat de mededeling van [gedaagde 1] aan [eiser] dat de Jaguar XK150 ‘matching numbers’ heeft, ertoe heeft geleid dat [eiser] de onjuiste mededeling aan [betrokkene 3] heeft gedaan dat de Jaguar een motor heeft met ‘matching numbers’.
6.39.
[gedaagde 1] heeft de bevindingen van de Duitse deskundigen die ten grondslag liggen aan het oordeel van het Landgericht Hamburg dat (in elk geval) de motor van de Jaguar XK150 geen ‘matching numbers’ heeft, onvoldoende weersproken. Hij heeft een rapport overgelegd van [betrokkene 5], directeur van Sports Car Centre Garage (‘Engelse en Italiaanse sportwagens’) in [plaats 6]. [betrokkene 5] reageert in dat rapport op de bevindingen van de Duitse deskundige [betrokkene 4] . Ten aanzien van de motor bevestigt [betrokkene 5] juist dat het niet de originele motor is waarmee de wagen de fabriek heeft verlaten en dat het motornummer op een later tijdstip in de motor moet zijn gezet. [betrokkene 5] weerspreekt in zijn rapport niet dat daarmee geen sprake is van een motor met ‘matching numbers’. De rechtbank neemt daarom, in navolging van het Landgericht Hamburg, als vaststaand aan dat in elk geval de motor van de Jaguar XK150 niet voldoet aan het vereiste van ‘matching numbers’. [gedaagde 1] heeft dat op de zitting bij monde van zijn advocaat ook met zoveel woorden erkend, door te stellen dat ‘de nummers vanaf het begin niet klopten’.
6.40.
De rechtbank heeft in het voorgaande geconcludeerd dat de schade van [eiser] het gevolg is van het bedrog van [gedaagde 1] . Dat betekent dat [gedaagde 1] in beginsel de schade aan [eiser] moet vergoeden.
Welke schade moet [gedaagde 1] vergoeden?
6.41.
[gedaagde 1] heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiser] de schade onjuist heeft begroot. Daarnaast heeft [gedaagde 1] zich op het standpunt gesteld dat een deel van de schade wegens eigen schuld voor rekening van [eiser] moet blijven. De rechtbank is van oordeel dat die verweren van [gedaagde 1] niet slagen en dat daarom de door [eiser] gevorderde schade van € 117.235,93 kan worden toegewezen. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
De hoogte van de schade
6.42.
Volgens [gedaagde 1] heeft [eiser] de schade onjuist begroot. [eiser] heeft de Jaguar XK150 verkocht aan [betrokkene 3] voor een bedrag van € 305.000,00, onder meer tegen inruil van een (andere) Jaguar ter waarde van € 170.000,00. [eiser] heeft die Jaguar weer doorverkocht voor een bedrag van € 154.000,00. [eiser] maakte daardoor een verlies van
€ 54.000,00 op deze transactie. Volgens [gedaagde 1] kan deze gederfde winst geen schade opleveren die het gevolg is van de verkoop van de Jaguar XK150.
6.43.
Met dit betoog gaat [gedaagde 1] eraan voorbij dat [eiser] haar verlies als gevolg van de ingeruilde en doorverkochte (andere) Jaguar niet in zijn schadebegroting heeft opgenomen. [eiser] heeft alleen gesteld dat zij geen winst heeft gemaakt op de doorverkoop van de ingeruilde Jaguar. In dat geval zou die winst in mindering moeten worden gebracht op zijn schade. [gedaagde 1] heeft niet weersproken dat geen sprake is van winst. Er komt daarom geen bedrag in mindering op de schade van [eiser] .
6.44.
Verder is volgens [gedaagde 1] de door [eiser] begrootte schade lager, omdat uit het vonnis van het Landgericht Hamburg blijkt dat [betrokkene 3] een gebruiksvergoeding (‘Nutzungsersatz’) moet betalen aan [eiser] van € 3.900,00.
6.45.
Uit het vonnis van het Landgericht blijkt dat het Landgericht het recht van [eiser] op het bedrag van € 3.9000,00 heeft verrekend met het bedrag dat [eiser] aan [betrokkene 3] moet terugbetalen van € 305.000,00 (€ 135.000,00 in contanten + € 170.000,00 als waardevergoeding voor de ingeruilde Jaguar). [12] Per saldo heeft [eiser] dus een bedrag van
€ 301.100,00 in hoofdsom aan [betrokkene 3] moeten betalen. Daarnaast is [eiser] veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 6.154,44 voor deskundigenkosten en een bedrag van
€ 3.880,47 voor buitengerechtelijke kosten. In totaal is [eiser] dus veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 311.134,91, te vermeerderen met 5% rente. Er is daarom geen grond voor de stelling van [gedaagde 1] dat het door [eiser] begrote schadebedrag lager zou moeten zijn. [gedaagde 1] gaat bovendien eraan voorbij dat [eiser] heeft gesteld dat hij na het vonnis van het Landgericht een schikking heeft getroffen met [betrokkene 3] voor een bedrag van
€ 330.000,00 en een bedrag van € 10.986,00 voor de proceskosten van [betrokkene 3] . Samen met de kosten voor zijn Duitse advocaat heeft [eiser] in totaal een bedrag van € 352.235,93 betaald. [gedaagde 1] heeft dat niet weersproken. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat de totale schade van [eiser] na aftrek van het bedrag van € 235.000,00 een bedrag van € 117.235,93 bedraagt, zoals [eiser] heeft begroot.
Is een deel van de schade het gevolg van eigen schuld van [eiser] ?
6.46.
Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht in beginsel verminderd door de schade over de benadeelde en de degene die de schade moet vergoeden te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. [13] [gedaagde 1] heeft zich op het standpunt gesteld dat de deskundigenkosten en de gerechtelijke kosten van de procedure bij het Landgericht, en daarnaast de rentekosten, voor rekening van [eiser] moeten blijven. Volgens [gedaagde 1] had [eiser] , als zij ervan overtuigd was dat [gedaagde 1] haar een niet authentiek voertuig had verkocht, de vordering van [betrokkene 3] meteen moeten voldoen, in plaats van nog een nieuw deskundigenbericht uit te lokken.
6.47.
[eiser] heeft daartegen ingebracht dat haar handelen in de procedure voor het Landgericht in het teken stond van haar verplichting om de schade zoveel mogelijk te beperken. Het lag voor de hand om de Jaguar XK150 in die procedure door een gerechtelijke deskundige te laten onderzoeken om duidelijkheid te krijgen over de niet aanwezige ‘matching numbers’ en de authenticiteit, en meer in het bijzonder of de motor als een ‘matching numbers’-motor kon worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] daarin gelijk heeft. [eiser] heeft in de procedure voor het Landgericht terecht verweer gevoerd, omdat [gedaagde 1] zich tegenover haar op het standpunt bleef stellen dat de Jaguar XK150 authentiek is en de ‘in Nederland best mogelijke keuring’ van de identiteit van een voertuig had gehad. Daarmee steunde [gedaagde 1] feitelijk [eiser] in haar verweer tegenover [betrokkene 3] . Daarnaast had [eiser] geen zekerheid over de betekenis van het nummer in het motorblok en de vraag of een later ingebouwde motor nog volgens het in de branche gebruikelijke begrip als ‘matching numbers’-motor kan worden aangemerkt. Het nadere deskundigenbericht was nodig om daarover duidelijkheid te verkrijgen. Als de conclusie zou zijn geweest dat wel sprake is van een ‘matching numbers’-motor, dan zou [eiser] niet zijn tekortgekomen jegens [betrokkene 3] en niet zijn veroordeeld tot betaling van de hiervoor genoemde bedragen. [eiser] zou dan geen (aanvullende) schade hebben geleden. [eiser] heeft dus door het voeren van verweer in de procedure voor het Landgericht voldaan aan haar verplichting haar schade zoveel mogelijk te beperken. Dat zij daarin achteraf gezien niet is geslaagd, maakt dat niet anders. Er is daarom geen reden om de kosten in verband met die procedure, en de rente die in de tijd van de procedure is opgelopen, voor rekening van [eiser] te laten.
Proceskosten
6.48.
De vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak zullen grotendeels worden toegewezen. Daarmee wordt [gedaagde 1] grotendeels in het ongelijk gesteld. Daarom zal de rechtbank [gedaagde 1] veroordelen de proceskosten van [eiser] te vergoeden. De kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag worden begroot op € 11.586,52. Dat bedrag bestaat uit explootkosten van € 83,52, € 4.030,00 aan griffierecht en een bedrag van € 7.473,00 (3 punten × tarief VI) aan salaris advocaat.
in de vrijwaringszaak
6.49.
[gedaagde 1] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde 2] jegens hem aansprakelijk is voor zijn schade die het gevolg is van de toewijzing van de vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak. Volgens [gedaagde 1] heeft [gedaagde 2] aan hem de Jaguar XK150 geleverd terwijl dat voertuig niet beantwoordde aan de koopovereenkomst. Daarmee is volgens [gedaagde 1] [gedaagde 2] tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst en heeft hij mogelijk onrechtmatig gehandeld, omdat [gedaagde 2] aan hem heeft verzwegen dat er een probleem was met de Jaguar XK150. [gedaagde 1] vordert daarom om [gedaagde 2] te veroordelen om aan hem alles te vergoeden waarvoor [gedaagde 1] in de hoofdzaak wordt veroordeeld.
6.50.
[gedaagde 2] voert tegen de vordering van [gedaagde 1] primair het verweer dat niet hij in 2004 de overeenkomst tot verkoop van de Jaguar XK150 met [gedaagde 1] heeft gesloten, maar dat het een overeenkomst was tussen [bedrijf 2] ( [bedrijf 1] ) en [gedaagde 1] . Subsidiair betwist [gedaagde 2] dat hij bij de verkoop van de Jaguar XK150 aan [gedaagde 1] heeft verzwegen dat het voertuig niet authentiek is. Hij stelt dat [bedrijf 2] [gedaagde 1] juist heeft geïnformeerd dat de Jaguar XK150 niet authentiek is en dat [bedrijf 2] het tijdschrift British Car van december 2002, waarin over de problemen met de identiteit van de Jaguar XK150 werd bericht, aan [gedaagde 1] heeft meegegeven. Verder heeft [gedaagde 2] zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [gedaagde 1] is verjaard op grond van artikel 7:23 lid 2 BW.
De vordering van [gedaagde 1] is verjaard
6.51.
De rechtbank zal de vragen of [gedaagde 2] partij was bij de overeenkomst tot verkoop van de Jaguar XK150 aan [gedaagde 1] en zo ja, of hij [gedaagde 1] bij de verkoop onjuist heeft geïnformeerd, in het midden laten. Ook als ervan uitgegaan zou worden dat [gedaagde 2] partij was bij de koopovereenkomst uit 2004 en hij [gedaagde 1] toen niet heeft geïnformeerd over de problemen met de identiteit van de Jaguar XK150, dan is de rechtbank van oordeel dat het beroep van [gedaagde 2] op verjaring slaagt. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
6.52.
Rechtsvorderingen gegrond op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, verjaren door verloop van twee jaren nadat de koper daarvan aan de verkoper kennisgeving heeft gedaan. [14] Bij brief van 11 augustus 2014 heeft (de advocaat van) [gedaagde 1] [gedaagde 2] geïnformeerd over het e-mailbericht van [betrokkene 1] aan E&R van 8 augustus 2014, waarin [betrokkene 1] waarschuwde dat de Jaguar XK150 niet authentiek is. [gedaagde 1] heeft [gedaagde 2] in deze brief aansprakelijk gehouden voor de gevolgen. Voor het eerst bij brief van 22 november 2018 heeft (de advocaat van) [gedaagde 1] [gedaagde 2] opnieuw aansprakelijk gehouden voor de gevolgen als wordt vastgesteld dat de Jaguar XK150 niet authentiek is.
6.53.
[gedaagde 1] heeft het voorgaande niet weersproken, maar gesteld dat hij zijn vordering niet uitsluitend heeft gegrond op een tekortkoming in de nakoming, maar ook op onrechtmatige daad. De rechtbank begrijpt daaruit dat [gedaagde 1] bedoelt te betogen dat niet de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW (twee jaar) van toepassing is, maar de verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW (vijf jaar) [15] . Uitgaande van een verjaringstermijn van vijf jaar, zou [gedaagde 1] met zijn brief van 22 november 2018 de verjaring tijdig hebben gestuit. Uitgaande van een verjaringstermijn van twee jaar, was de vordering van [gedaagde 1] ten tijde van zijn brief van 2 november 2018 al verjaard.
6.54.
De rechtbank is van oordeel dat niet de verjaringstermijn van vijf jaar van artikel 3:301 lid 1 BW van toepassing is, maar de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW. Artikel 7:23 lid 2 BW geldt voor iedere rechtsvordering van de koper die feitelijk gegrond is op het niet beantwoorden van de afgeleverde zaak aan de overeenkomst, ook als door de koper op deze grondslag (ook) een rechtsvordering uit onrechtmatige daad wordt gebaseerd [16] , of als de vordering is gebaseerd op bedrog waaraan feiten ten grondslag liggen die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt. [17] [gedaagde 1] heeft gesteld dat [gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld omdat hij bij de verkoop zou hebben verzwegen dat de Jaguar XK150 niet authentiek is. Daarmee houdt de feitelijke grondslag van de vordering uit onrechtmatige daad van [gedaagde 1] in dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, zoals [gedaagde 1] zelf ook stelt door zich te beroepen op een tekortkoming in de nakoming. Op de vordering van [gedaagde 1] is daarom de verjaringsregel van artikel 7:23 lid 2 BW van toepassing. Dat betekent dat de vordering van [gedaagde 1] is verjaard. De rechtbank zal daarom de vordering van [gedaagde 1] afwijzen.
De proceskosten
6.55.
Omdat de vordering van [gedaagde 1] in de vrijwaringszaak wordt afgewezen, wordt [gedaagde 1] in het ongelijk gesteld. Daarom zal de rechtbank [gedaagde 1] veroordelen de proceskosten van [gedaagde 2] te vergoeden. De kosten aan de kant van [gedaagde 2] tot vandaag worden begroot op € 7.826,50. De bedrag bestaat uit € 1.599,00 aan griffierecht en € 6.227,50 aan salaris advocaat (2,5 punten × tarief VI).

7.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
7.1.
vernietigt de door [eiser] verrichte rechtshandeling, te weten de ondertekening van de overeenkomst van 18 juni 2015,
7.2.
veroordeelt [gedaagde 1] tot terugbetaling aan [eiser] van de koopprijs van € 180.000,00 tegen gelijktijdige teruglevering van de Jaguar XK150 door [eiser] aan [gedaagde 1] ,
7.3.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 117.235,93 als schadevergoeding,
7.4.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot op vandaag begroot op € 11.586,52,
7.5.
verklaart dit vonnis in de hoofdzaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaak
7.7.
wijst de vordering af,
7.8.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde 2] tot op vandaag begroot op € 7.826,50,
7.9.
wijst dit vonnis in de vrijwaringszaak, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021. [18]

Voetnoten

1.Zie ook Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:65
2.Artikel 130 lid 1 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv)
3.artikel 3:44 lid 1 en lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
4.artikel 6:228 BW
5.artikel 3:44 lid 1, in samenhang met artikel 3:51 lid 1 BW
6.zie 4.9
7.zie 4.10
8.in het emailbericht van 8 augustus 2014 waarmee E&R het mailbericht van [betrokkene 1] doorstuurde aan [gedaagde 1] .
9.artikel 6:162 BW
10.de koopprijs moet [gedaagde 1] al aan [eiser] terugbetalen op grond van wat hiervoor is overwogen onder 6.28 tot en met 6.33
11.zie 6.25
12.vonnis van het Landgericht Hamburg van 29 januari 2021, onder 1 (e).
13.artikel 6:101 lid 1 BW
14.artikel 7:23 lid 2 BW
15.op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden
16.HR 21 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2582
17.HR 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2902
18.type: JvdK