ECLI:NL:RBNHO:2021:11991

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
8163610 \ CV EXPL 19-17627
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie luchtvaartmaatschappij bij annulering vlucht

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Nador Airport naar Amsterdam-Schiphol Airport op 15 augustus 2017. De passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., hebben hun vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De vervoerder, Corendon Dutch Airlines, heeft betwist dat de vordering van toepassing is, omdat zij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij zou zijn en de vlucht niet zou bestaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat de vlucht daadwerkelijk bestond en dat de vervoerder de vlucht heeft geannuleerd. Hierdoor is de Verordening niet van toepassing verklaard. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8163610 \ CV EXPL 19-17627
Uitspraakdatum: 1 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2] ,pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2], allen won
ende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3] ,wonende te [woonplaats]
4. [passagier sub 4]wonende te [woonplaats]

5. [passagier sub 5]

6. [passagier sub 6]

7. [passagier sub 7] ,

8. [passagier sub 8]

allen wonende te [woonplaats]
9. [passagier sub 9] ,wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde EUclaim B.V.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde USG Legal Professionals B.V.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 6 augustus 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. Bij akte van 28 november 2019 hebben zij vervolgens nog een machtiging minderjarigen ex. artikel 1:253k jo artikel 1:349 van het Burgerlijk Wetboek overgelegd. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst met Anadoluline respectievelijk Atatours, die optrad namens Nuhr, gesloten op grond waarvan zij zouden worden vervoerd van Nador Airport (Marokko) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 15 augustus 2017.
2.2.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met annulering.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.4.
Passagier sub 2 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 augustus 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 726,00 dan wel € 683,65 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vervoerder betwist primair dat de Verordening van toepassing is. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij niet de contracterende luchtvaartmaatschappij is geweest en evenmin de uitvoerende luchtvaartmaatschappij. Tussen de vervoerder en Nuhr bestond een zogeheten ‘charterovereenkomst’. De overeenkomst hield in dat de vervoerder een bepaalde overeengekomen capaciteit aan vluchten ter beschikking stelde aan de charteraar, te weten Nuhr. De ter beschikking gestelde vluchten zijn de zogenoemde ‘gecontracteerde vluchten’. De charteraar probeert vervolgens deze capaciteit (de gecontracteerde vluchten) voor eigen rekening en risico te verkopen aan passagiers, al dan niet als onderdeel van een door de charteraar samengestelde pakketreis. Volgens de vervoerder heeft touroperator Nuhr vliegtickets verkocht aan de passagiers van een niet-gecontracteerde vlucht, Bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen Nuhr en de passagiers voor een niet bestaande vlucht is de vervoerder op geen enkele wijze betrokken geweest. De boekingsbescheiden die de passagiers hebben overgelegd zijn afkomstig van Nuhr en zijn zonder rechtsgrond en zonder medeweten en medewerking van de vervoerder aan de passagiers verstrekt. Hieruit volgt ook volgens de vervoerder dat de vervoerder de boeking heeft aanvaard en geregistreerd.
4.2.
De Verordening bepaalt in artikel 3 lid 5 dat deze van toepassing is op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2 van artikel 3. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze Verordening vallen, wordt hij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier(s). In artikel 2 onder b van de Verordening wordt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert gedefinieerd als “een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met de passagier.” Gelet op het voorgaande is de Verordening van toepassing op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht feitelijk uitvoert of voornemens is uit te voeren.
4.3.
De vervoerder betoogt dat hij niet als zodanig kan worden aangemerkt, omdat de vlucht niet bestaat. De passagiers betwisten dit en stellen daartoe dat zij erop mocht vertrouwen dat zij reisbescheiden hebben ontvangen van een erkende agent van de vervoerder. Dat Nuhr een erkende agent is blijkt uit het feit dat er een charterovereenkomst is, aldus de passagiers.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het gelet op de gemotiveerde betwisting van de vervoerder, dat sprake is van een niet-bestaande vlucht, op de weg van de passagiers had gelegen om nader toe te lichten dat de vlucht wel degelijk bestaat; dat de vervoerder deze zou uitvoeren en dat de vervoerder de vlucht heeft geannuleerd. Nu de passagiers deze onderbouwing niet hebben gegeven hebben zij niet aan hun stelplicht ten aanzien van het bestaan van de vlucht voldaan. Derhalve is de Verordening niet van toepassing. Immers is niet gebleken dat de vlucht bestaat en kan de vervoerder daarmee niet worden aangemerkt als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij. De stelling van de passagiers dat het veelvuldig uitgeven van vliegtickets door andere partijen inherent is aan het voeren van een luchtvaartonderneming en dat de vervoerder invloed kan uitoefenen op de ticketuitgifte door Nuhr door middel van de charterovereenkomst, kan hen niet baten. Niet valt in te zien hoe de vervoerder invloed kan uitoefenen op de ticketuitgifte door een derde partij voor een niet bestaande vlucht. Daarnaast hebben de passagiers nog wel gesteld dat zij hebben aangenomen dat Nuhr bevoegd was namens de vervoerder te handelen, maar niet op grond van welke feiten en omstandigheden. Dat de vervoerder bij conclusie van antwoord heeft aangegeven dat er een charterovereenkomst tussen de vervoerder en Nuhr bestond is hiervoor niet voldoende. Er kan dan ook niet worden beoordeeld of die feiten en omstandigheden voor risico van de vervoerder dienen te komen. Evenmin is de omstandigheid dat Nuhr vliegtickets aan de passagiers heeft verstrekt met een vluchtnummer van de vervoerder op zichzelf een omstandigheid die voor risico van de vervoerder dient te komen. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter