ECLI:NL:RBNHO:2021:11998

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
8255776 CV EXPL 20-243
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de passagier in zijn vordering wegens cessie aan AirHelp

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Turk Havayollari A.O. De passagier had een vordering ingesteld, maar de vervoerder voerde aan dat de passagier niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat hij zijn vorderingsrecht had gecedeerd aan AirHelp door het ondertekenen van een assignmentformulier. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en dat de passagier inderdaad het formulier had ondertekend, waardoor hij niet langer bevoegd was om zelf over het vorderingsrecht te beschikken. Hierdoor werd de passagier niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was om de passagier te veroordelen in de werkelijke proceskosten, ondanks het verzoek van de vervoerder. De kantonrechter merkte op dat de gemachtigde van de passagier in meerdere vergelijkbare zaken al was veroordeeld in de werkelijke proceskosten van de wederpartij. De passagier werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet meer over het gepretendeerde vorderingsrecht beschikte en er geen bewijs was dat hij de gemachtigde had ingeschakeld om zijn vordering te verhalen. De proceskosten kwamen voor rekening van de passagier.

De beslissing van de kantonrechter was dat de passagier niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering en dat hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder, vastgesteld op € 248,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8255776 CV EXPL 20-243
Uitspraakdatum: 22 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlandse recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnis in het incident van 16 september 2020 is het voorwaardelijk incident tot tussenkomst van Airhelp afgewezen. Voor het procesverloop voorafgaand aan dit vonnis wordt naar het vonnis van 16 september 2020 verwezen.
1.2.
De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de rol voor conclusie van dupliek aan de zijde van de vervoerder. De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk gereageerd. De passagier is nog in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
2.2.
Door de passagier is niet weersproken dat hij het assignmentformulier dat door AirHelp wordt gebruikt, heeft ondertekend, zodat dit vaststaat. In vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter eerder, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), geoordeeld dat het assignmentformulier zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagier in eigendom wordt overgedragen aan AirHelp. Door het ondertekenen van het assignmentformulier is de passagier niet langer bevoegd zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken. De conclusie is dat het primaire verweer van de vervoerder slaagt. De passagier zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Nu het primaire verweer slaagt, behoeven de overige verweren van de vervoerder geen bespreking meer.
2.3.
De kantonrechter ziet geen aanleiding, zoals door de vervoerder bij dupliek is verzocht, de passagier te veroordelen in de werkelijke proceskosten noch om de gemachtigde van de passagier te veroordelen in de werkelijke proceskosten. De gemachtigde van de passagier is reeds vanwege zijn wijze van procederen in meerdere vergelijkbare zaken (te weten luchtvaart compensatieclaims) veroordeeld in de werkelijke proceskosten van de wederpartij. Het signaal dat de kantonrechter(s) te rechtbank Noord-Holland heeft/hebben afgegeven zal inmiddels duidelijk zijn. Eveneens zal bij de (gemachtigden van) verschillende luchtvaartmaatschappijen de werkwijze van de gemachtigde, die voor zowel passagiers als Airhelp optreedt, duidelijk zijn. Alhoewel de dagvaarding niet alle relevante feiten en omstandigheden vermeldt, de passagier niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat hij niet meer over het gepretendeerde vorderingsrecht beschikt en ook niet is gebleken dat de passagier de gemachtigde heeft ingeschakeld om zijn gepretendeerde vorderingsrecht te verhalen, zijn dit omstandigheden die in tientallen misschien wel honderden zaken hebben gespeeld. De stelling dat de dagvaarding onduidelijk, onvolledig dan wel tegenstrijdig is, met een bijbehorende beroep op misbruik van procesrecht en een daarbij mogelijke veroordeling in de daadwerkelijke proceskosten zal dan ook niet meer (behoudens uitzonderingen) slagen. De vervoerder is hiervan immers op de hoogte en kan zich hiertegen verweren. De proceskosten komen dan ook voor rekening van de passagier, omdat hij niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.4.
Mocht de passagier niet op de hoogte zijn van deze procedure dan zou het de gemachtigde sieren als hij de proceskosten van zijn cliënt voor eigen rekening neemt.

3.De beslissing

de kantonrechter
3.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in zijn vordering;
3.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
3.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter