Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 december 2020 met producties 1 t/m 16
- de conclusie van antwoord, met daarbij producties
- de producties 17 t/m 19 aan de zijde van [L]
- de wijziging van eis aan de zijde van [L], met productie 20
- de pleitnota van Alcmair.
- de pleitnota van [L].
- de mondelinge behandeling op 21 december 2021
- het emailbericht van 28 december 2020, waarin mr. Leferink meedeelt dat partijen na de zitting nader met elkaar hebben gecorrespondeerd, maar dat het niet gelukt is om tot een regeling te komen. Daarin wordt verzocht om vonnis te wijzen.
2.De feiten
- dat er nog een tiental stukken ontbraken
- dat [L] hierdoor 20 dagen dwangsommen had verbeurd
- dat dit in totaal € 50.000,- bedroeg.
3.Het geschil
4.De beoordeling
- een overzicht van alle nieuwe crediteuren van [L] sinds het sluiten van de term sheet op 24 februari 2015;
- een overzicht van betalingen aan crediteuren die op het moment van sluiten van de term sheet op 24 februari 2015 aanwezig waren.
Appendix E ziet op de legal ownership structure. [L] stelt dat zij dit bestand niet meer heeft kunnen terugvinden bij degene die het waarderingsrapport heeft opgesteld. Dit kan echter verder in het midden blijven, omdat [L] terecht aanvoert dat de voorzieningenrechter in Arnhem de vordering van Alcmair op dit onderdeel (in reconventie, I.e.) “een overzicht van de groepsvennootschappen van de [L]-groep” heeft afgewezen. Voor de vraag of de achtergestelde lening opeisbaar is geworden, is dat niet van belang.
980,00