ECLI:NL:RBNHO:2021:12009

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
9161867 \ CV EXPL 21-2556
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst foodtruck wegens gebrek en dwaling

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde], met betrekking tot de koop van een foodtruck. Eiser stelt dat de foodtruck niet geschikt is voor normaal gebruik omdat deze te zwaar is en niet door de RDW-keuring is gekomen. Eiser vordert ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van het aankoopbedrag van € 5.200,00, vermeerderd met rente en incassokosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de foodtruck in de jaren voorafgaand aan de verkoop zonder problemen is gebruikt en dat er geen gebreken zijn geconstateerd tijdens de APK-keuring. De kantonrechter heeft op 3 november 2021 geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat de foodtruck als te zwaar is bestempeld en dat er geen sprake is van een gebrek of dwaling. De vordering van eiser is afgewezen en eiser is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9161867 \ CV EXPL 21-2556
Uitspraakdatum: 3 november 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M.B. Ullah
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. L. Oass

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 8 april 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 7 oktober 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] nog een kopie van zijn identiteitsbewijs en een volmacht ten behoeve van zijn partner toegezonden. [eiser] is desalniettemin ook zelf ter zitting verschenen en heeft zich laten bijstaan door een tolk.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een particulier en heeft in 2017 een Mercedes-Benz bestelbus met kenteken [kenteken] gekocht met het doel om deze zelf om te bouwen tot een foodtruck (hierna te noemen: de foodtruck).
2.2.
Nadat [gedaagde] de foodtruck had omgebouwd, heeft hij de foodtruck in 2019 op meerdere festivals zelf gebruikt. De foodtruck is voor het laatst op 21 januari 2020 bij de Algemene Periodieke Keuring (APK) goedgekeurd. Tijdens deze keuring zijn er geen gebreken geconstateerd.
2.3.
[eiser] heeft op 15 maart 2020 de foodtruck met inboedel van [gedaagde] gekocht en geleverd gekregen.
2.4.
[eiser] heeft de foodtruck op 29 oktober 2020 door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) laten keuren.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair voor recht verklaart dat de koopovereenkomst is ontbonden althans deze ontbindt, subsidiair de koopovereenkomst vernietigt op grond van dwaling en meer subsidiair de koopovereenkomst vernietigt op grond van wederzijdse dwaling. Daarnaast vordert [eiser] zowel primair als subsidiair als meer subsidiair dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een bedrag ter hoogte van € 5.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2021, en vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 768,35 en de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichting om een foodtruck af te leveren die geschikt is voor normaal gebruik als foodtruck. De foodtruck is op 29 oktober 2020 namelijk niet door de keuring bij de RDW gekomen, omdat het voertuig het maximale toelaatbare gewicht overschrijdt. De foodtruck was al gebrekkig op de dag van aflevering, omdat de massa van de foodtruck op 15 maart 2020 niet anders was dan op 29 oktober 2020. Primair voert [eiser] aan dat hij door dit gebrek geen gebruik kan maken van de foodtruck, omdat hij er niet mee mag rijden, en dat dit een gebrek vormt dat niet te herstellen is, omdat het gewicht van de foodtruck niet kan worden verminderd zonder dat het voertuig de eigenschappen van een foodtruck verliest. Dit rechtvaardigt dan ook de gehele ontbinding van de koopovereenkomst en [gedaagde] dient op grond hiervan het aankoopbedrag van € 5.200,00 terug te betalen.
3.3.
Subsidiair doet [eiser] een beroep op dwaling. [eiser] had de foodtruck nooit gekocht, indien hij op de hoogte was geweest van het gebrek aan de foodtruck. [gedaagde] had [eiser] moeten informeren over het feit dat het voertuig met alle aanpassingen en toevoegingen te zwaar is en niet door de RDW keuring zou komen. Door dit niet te doen, heeft hij een situatie van onjuiste voorstellingen gecreëerd en [eiser] laten dwalen. Meer subsidiair voert [eiser] aan dat, indien [gedaagde] te goeder trouw heeft gehandeld, sprake is van wederzijdse dwaling. De koopovereenkomst dient daarom, zowel subsidiair als meer subsidiair, te worden vernietigd en [eiser] heeft recht op terugbetaling van het door hem betaalde bedrag.
3.4.
Voorts heeft [eiser] buitengerechtelijk incassokosten gemaakt ter hoogte van € 768,35 die voor rekening van [gedaagde] dienen te komen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij de foodtruck in de jaren voorafgaand aan de verkoop zelf meerdere malen, zonder problemen, als foodtruck heeft gebruikt. Uit de APK van januari 2020 zijn geen gebreken naar voren gekomen, zodat ook niet aannemelijk is dat de foodtruck op 15 maart 2020 met gebreken is verkocht. Hij betwist meer in het bijzonder dat de foodtruck zoals hij die aan [eiser] heeft geleverd, te zwaar was. Dit blijkt ook niet uit het door [eiser] overgelegde rapport van de RDW. [gedaagde] voert verder aan dat [eiser] de in oktober 2020 aangevraagde RDW keuring zal hebben aangevraagd, om een door [eiser] zelf aangebrachte wijziging aan de foodtruck te laten goedkeuren. Daar is een RDW keuring immers voor bestemd. Er kan geen sprake zijn van een tekortkoming door een toekomstige omstandigheid, te weten dat [eiser] zelf, voor [gedaagde] onbekende, wijzigingen aan de foodtruck heeft aangebracht. Voorts kan het gewicht van de foodtruck, als al zou komen vast te staan dat dat te hoog was, niet als een onherstelbaar gebrek worden aangemerkt, omdat door het verwijderen of vervangen van (onderdelen van) de inboedel de foodtruck zwaarder of lichter kan worden gemaakt. Hierdoor geldt dat, als de foodtruck toch te zwaar zou blijken en het te zwaar zijn van de foodtruck wel als een tekortkoming wordt aangemerkt, geen sprake is van een blijvende tekortkoming, omdat het gewicht door [gedaagde] kan worden aangepast zonder dat de foodtruck de gewenste eigenschappen verliest. [eiser] heeft [gedaagde] geen gelegenheid gegeven om de foodtruck aan te passen. De overeenkomst kan ook om die reden niet worden ontbonden. Overigens stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat [eiser] € 4.600,00 voor de foodtruck heeft betaald en niet de gevorderde € 5.200,00.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de foodtruck te zwaar is, verwezen naar het ‘rapport van onderzoek’ afkomstig van de RDW (productie 2 bij dagvaarding). Hieruit volgt dat een voertuig van het merk Mercedes-Benz op 29 oktober 2020 door de RDW te zwaar wordt geacht. Het rapport vermeldt echter geen kenteken en er staat ook geen andere informatie in het rapport waaruit kan worden afgeleid dat het rapport op de foodtruck ziet. Daarnaast staat op de bijgevoegde pagina dat met betrekking tot de ‘controle voertuigclassificatie’ de technisch toelaatbare maximum massa ‘3500 kg’ is en dat de massa rijklaar ‘3350 kg’ is. Met de hand staat bij het laatste bijgeschreven: ‘na volle brandstoftank’. [gedaagde] heeft om die reden ter zitting betwist dat de foodtruck door de RDW als te zwaar is bestempeld. De gemachtigde van [eiser] heeft in reactie daarop ter zitting toegelicht dat inderdaad niet uit het overgelegde rapport kan worden opgemaakt dat de foodtruck meer dan 3500 kilo weegt (en daarmee te zwaar is) en dat hij naar aanleiding hiervan telefonisch contact heeft opgenomen met de RDW. De RDW heeft daarop volgens de gemachtigde telefonisch verklaard dat zij over een ander rapport beschikken waaruit zou volgen dat de foodtruck 50 kilo te zwaar is. [eiser] heeft echter nagelaten dit nader te onderbouwen en heeft ook geen bewijs van deze stelling aangeboden. Gelet op de betwisting van [gedaagde] had dit wel op de weg van [eiser] gelegen. Daarmee is niet komen vast te staan dat de foodtruck als te zwaar is bestempeld, zodat ook niet is gebleken dat sprake is van een gebrek en daarmee een tekortkoming van [gedaagde] .
5.2.
Evenmin is komen vast te staan dat [eiser] heeft gedwaald dan wel dat sprake is van wederzijdse dwaling. Voor een geslaagd beroep op dwaling is immers in elk geval vereist dat komt vast te staan dat [eiser] is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken. [eiser] stelt in dat verband dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij met de foodtruck naar verschillende festivals zou kunnen rijden. Als hij had geweten dat het gewicht van de foodtruck het maximaal toelaatbare gewicht overschrijdt zodat hij er de weg niet mee op mocht, had hij de foodtruck niet gekocht. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt echter dat niet is komen vast te staan dat de foodtruck het maximaal toelaatbare gewicht overschrijdt en dat [eiser] er de weg niet mee op mocht, zodat niet ook niet is komen vast te staan dat [eiser] bij de aankoop is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken.
5.3.
De conclusie is dat de koopovereenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden en ook niet ontbonden kan worden, terwijl [eiser] de koopovereenkomst evenmin kan vernietigen op grond van (wederzijdse) dwaling, zodat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter