In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Polskie Linie Lotnicze “Lot” S.A. De passagier had een vordering ingesteld wegens compensatie voor vertraging van een vlucht van Yerevan naar Warschau en vervolgens naar Amsterdam op 1 september 2018. De passagier vorderde een bedrag van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.
De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een birdstrike tijdens de landing van een voorgaande vlucht. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder aannemelijk had gemaakt dat de birdstrike een buitengewone omstandigheid was die de vertraging had veroorzaakt. De rechter stelde vast dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming was aangekomen, maar dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent luchtreizen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen niet verplicht zijn tot compensatie.