Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser] ,
[eiseres],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 december 2019 met producties 1 t/m 5,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties 1 t/m 9,
- het tussenvonnis van 4 maart 2020,
- het rolbericht van 2 juni 2020 van [gedaagden] met productie 10,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overlegging producties van 9 juni 2020 met producties 6 t/m 11,
- de gewijzigde conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overlegging producties van 12 juni 2020,
- de akte overlegging producties van [gedaagden] met producties 11 t/m 18,
- het proces-verbaal van de descente van 6 juli 2020,
- de tijdens de mondelinge behandeling van 6 juli 2020 overgelegde comparitie-aantekeningen van mr. Groen en twee foto’s (één van [eisers] en één van [gedaagden] ),
- de brief van 17 juli 2020 van [gedaagden] c.s. met opmerkingen over het proces-verbaal,
- het tussenvonnis van 19 augustus 2020,
- de akte bewijslevering van [gedaagden] ,
- de akte bewijslevering van [eisers] ,
- de akte overlegging productie met productie 14 van [eisers] ,
- de akte houdende overlegging bewijs voor enquête met producties 19 t/m 35 van [gedaagden] ,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 januari 2021,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 januari 2021,
- de akte houdende opgave getuigen en verhinderdate van [gedaagden] ,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 juni 2021,
- de conclusie na enquêtes van [eisers] ,
- de conclusie na enquête tevens houdende vermeerdering van eis in reconventie met producties 26 t/m 47 van [gedaagden] ,
- de antwoordconclusie na enquête van [gedaagden] ,
- de antwoordconclusie na enquêtes tevens houdende uitlating vermeerdering van eis in reconventie van [eisers] ,
- het verzoek van [gedaagden] om een nadere akte te mogen nemen,
- het bezwaar van [eisers] tegen het verzoek van [gedaagden] om een andere akte te mogen nemen.
2.De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
“Als kind woonde ik op de [straatnaam] 628. Ik ben daar een jaar of 20 geleden vertrokken toen ik ging studeren. (…)Tegen het huis van mijn ouders liep een pad met een muurtje, ik bedoel ernaast.”
“Ik denk dat het 1978 of 1979 is geweest en wij waren daar in verband met nieuwe beglazing. (…) Het ging om het deel van de beglazing aan de kant met de nieuwe kozijnen, dat was tussen de woningen waar wij het hier over hebben. Het was een beetje een modderig stukje waar wij stonden, er stonden een paar boompjes en voor de rest weet ik het eigenlijk niet zo goed meer. We konden er goed bij, we hadden geen steigers maar een trapje was genoeg. (…)Er stond wel een muurtje net zoals dat er nu ook nog staat, op dezelfde plek. Volgens mij is er niks veranderd.”
“Ik ben destijds bij het huis geweest om de goten te vervangen. Ik denk dat het 1987 of 1988 is geweest. (…) Eigenlijk zag het er hetzelfde uit als nu, ook met een grindpaadje. (…)Er staat ook een keermuurtje en dat was toen ook zo. Dat was niet erg lastig, het was ook niet zo hoog (de getuige wijs aan 30 tot 40 centimeter, maximaal een halve meter). (…)Het was een strookje van 60 tot 70 centimeteren die planten groeiden daarnaast en er ook wel overheen.”
“Ik heb op nummer 628 gewoond, totdat ik in 2001 uit huis ben gegaan. (…)U vraagt mij naar het muurtje. Dat was er wel en dat ik ook nooit veranderd. Mogelijk is er weleens een steen verlegd maar niet meer dan dat.”
“Ik heb daar 21 jaar van mijn leven gewoond, van 1956 tot 1977. (…) U vraagt mij of er ergens een afscheiding was, een stenen muurtje. Ik weet dat tussen onze woningen een soort goot was, daar lag rommel en ook nog groenafval en dergelijke.”
“Ik ben destijds bij het huis geweest om de goten te vervangen. Ik denk dat het 1987 of 1988 is geweest. (…)U vraagt mij hoe wij op de plek kwamen om te werken. Ik denk voor het huis langs, want achterom was niet mogelijk, in ieder geval lastiger. Ik weet het niet meer maar ik denk dat we door de tuin van de buren die trapjes hebben neergezet.Ik denk dat ik over het hekje van [naam8] ben gestapt, voor het huis.”
“Ik heb daar 21 jaar van mijn leven gewoond, van 1956 tot 1977. (…) Onze tuin liep in die periode tot het huis van de buurman. (…) Er was niet iets van een echte afscheiding. (…) U zegt mij dat er in het dossier sprake is van een keermuurtje. Dat zou best kunnen zijn, want er was wel een scherpere afscheiding bij die goot. Wij waren de enige die daar kwamen.Achterom kon je daar niet komen via de tuin of het erf van buurman [naam6] . Ik weet dat nog, want daarachter was een goeie plaats om te vissen. Buurman [naam6] betrapte ons daar weleens en joeg ons dan weg. Dan moesten we behoorlijk snel over het hek heen klimmen om in onze tuin terug te komen. Aan de voorkant was er ook geen toegang tot die goot, alleen maar uit onze tuin. Je kon dus niet voor om via de tuin van de buren daar komen. (…)U toont mij een foto (productie 31 – akte mr. Groen). Dat is dat dwarshek waar ik het zojuist over had. Dat hek was dicht daar kon je niet doorheen vanaf het perceel [naam6] .Onze tuin liep ook letterlijk door tot de muur van [naam6] .”
“Ik ben in dat huis geboren en heb er tot mijn zesde gewoond (…). Ik ben er later nog wel met grote regelmaat geweest. Na 1984 niet meer. (…) De achtertuin liep door tot aan de slootkant en de tuin liep tot aan het pand van voorheen [naam6] .Aan de achterkant was een hekwerk en dat sloot aan op de achterkant van het pand van [naam6] .(…)[naam6] kon niet door dat hek want het zat vast aan de muur.(…) De situatie is gebleven tot eind jaren ’70. Toen was er een verbouwing bij nummer 628. Dat eerste hekwerk met een deur is volgens mij toen niet gewijzigd, dat zit er nog steeds.”
3.378,00(6 punten × tarief € 563,-)
“Als kind woonde ik op de [straatnaam] 628. Ik ben daar een jaar of 20 geleden vertrokken toen ik ging studeren. (…) Ik zie nu een foto in het proces verbaal op bladzijde 3, dat het zelfs 3 ramen zijn.Daar kon je nog beter kijken naar voren en kon je de straat ook zien. Als je achteraan stond, dan kon je er ook doorheen kijken, bijvoorbeeld als er mensen in de tuinliepen. Dat kon vanuit elk raam. Ik weet niet precies hoe hoog de haag was. Als kind kon ik net over de rand van het raam kijken en dan keek je tegen de heg aan.Aan de bovenkant van het raam kon je er wel overheen kijken. En dat was ook zo vanaf de trap binnen, naar de eerste verdieping.”
“Ik heb op nummer 628 gewoond, totdat ik in 2001 uit huis ben gegaan. (…)Mijn slaapkamer was het eerste raam en van daaruit had ik vrij uitzicht. De badkamer zat ook aan die kant en dat vond ik wel spannend, want er was geen blindering maar alleen een gordijntje. (…) U vraagt mij hoe hoog de heg was. De getuige wijst aan (tot onder haar kin).Ik kon erover heen kijken, maar als kind natuurlijk nog niet.”
“Wij hadden destijds een klus aan het huis op nummer 628. Ik was toen in dienst bij mijn vader als schilder. Ik denk dat het 1978 of 1979 is geweest dat wij daar waren (…) Het was een beetje een modderig stukje waar wij stonden,er stonden een paar boompjesen voor de rest weet ik het eigenlijk niet zo goed meer.”
- productie 30 [gedaagden] (ook overgelegd door [eisers] tijdens de zitting): foto uit 1967;
- productie 6 [eisers] : foto van eind jaren ’70;
- productie 45 [gedaagden] : foto 1987;
- productie 41 [gedaagden] : foto 2016;
- productie 43 [gedaagden] : foto 2019.
“U vraagt mij naar de tuin tussen 630 en 628. Daar heeft aan de rand struikgewas gestaan, in mijn beleving was het een soort haag, tegen het hek aan was het meer een haag, verderop was het meer hier en daar. Het uitzicht vanuit de opslag van [naam6] was daardoor weggewerkt.”Het uitzicht vanuit de opslag was aan de achterzijde van de woning op nummer 628. [getuige 8] heeft dus niet verklaard dat er vanuit de woning van [naam6] geen uitzicht was op het erf van [gedaagden] . Sterker nog, hij heeft verklaard dat de haag ‘verderop’ (dus niet bij de opslag), ‘meer hier en daar’ was. Dat sluit uitzicht vanuit de woning (van destijds [naam6] ) dus niet uit.
3.De beslissing
- in de eerste zin
- in de laatste zin