ECLI:NL:RBNHO:2021:12396

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
9303271
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van een geldlening en afwijzing van verrekening met schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en Vos q.q., de bewindvoerder van de rechthebbende. Eiseres vorderde betaling van € 1.122,43, bestaande uit een restantbedrag van € 950,00 van een geldlening en buitengerechtelijke incassokosten. Vos q.q. erkende de schuld, maar voerde aan dat verrekening met schadevergoeding mogelijk was, omdat eiseres goederen uit de woning van de rechthebbende zou hebben meegenomen en vernield. De kantonrechter oordeelde dat het beroep op verrekening niet kon slagen, omdat de gegrondheid van het verweer niet eenvoudig vast te stellen was. De kantonrechter wees de vordering van eiseres toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en legde de proceskosten op aan Vos q.q.. De tegenvordering van Vos q.q. werd afgewezen, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9303271 \ CV EXPL 21-3261 (WT)
Uitspraakdatum: 1 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. E. Douma, advocaat
(toevoeging: 5DT7066)
tegen
P.A.L. Vos, h.o.d.n. Vos Bewindvoering
gevestigd te Den Helder
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende
[rechthebbende], wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: Vos q.q. dan wel [rechthebbende]
gemachtigde: mr. J.J. Jorna, advocaat
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag of Vos q.q. een bedrag van € 950,00 aan [eiseres] moet betalen als (restant)aflossing op een geldlening. Vos q.q. erkent dat dit bedrag moet worden betaald maar wil verrekening van dit bedrag met de waarde van een aantal goederen die [eiseres] zou hebben meegenomen uit de woning van [rechthebbende] . De kantonrechter oordeelt dat Vos q.q. het restantbedrag van de geldlening moet betalen. Het beroep op verrekening wordt afgewezen nu de gegrondheid van het verweer van Vos q.q. niet op eenvoudige wijze is vast te stellen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 17 juni 2021 een vordering tegen Vos q.q. ingesteld. Vos q.q. heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Vos q.q. een schriftelijke reactie heeft gegeven. [eiseres] heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.

2.De feiten

2.1.
De goederen van [eiseres] zijn bij beschikking van 13 juli 2016 onder bewind gesteld met benoeming van Brink Bewindvoering B.V. te Heerenveen tot bewindvoerder. De bewindvoerder van [eiseres] heeft ingestemd met het voeren van deze procedure.
2.2.
[eiseres] en [rechthebbende] hebben een relatie gehad. Deze relatie is in november 2020 beëindigd.
2.3.
Na beëindiging van de relatie heeft [eiseres] goederen uit het huis van [rechthebbende] gehaald.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter Vos q.q. veroordeelt tot betaling van € 1.122,43. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 950,00 en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 172,43. Ook vordert [eiseres] wettelijke rente over € 1.122,43 vanaf 3 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling en veroordeling van Vos q.q. in de proceskosten, de nakosten, en de kosten van betekening van het vonnis.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij aan [rechthebbende] in september 2020 een bedrag van € 1.150,00 heeft geleend. Dit bedrag zou [rechthebbende] in termijnen aan [eiseres] terugbetalen. [rechthebbende] heeft een bedrag van € 200,00 in mindering betaald zodat nog € 950,00 resteert. Ondanks herhaalde verzoeken weigert [rechthebbende] om tot volledige terugbetaling van de geldlening over te gaan. [eiseres] heeft haar gemachtigde moeten inschakelen. Daarom moet Vos q.q. ook buitengerechtelijke incassokosten betalen.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Vos q.q. betwist niet dat [rechthebbende] een bedrag van € 1.150,00 van [eiseres] heeft geleend voor de aankoop van een pup. [rechthebbende] erkent dat hij dit bedrag aan [eiseres] terug moet betalen. Gezien de financiële situatie van [rechthebbende] is in december 2020 een terugbetalingsregeling in termijnen overeengekomen van € 50,00 per maand, vermeerderd met een extra betaling van € 50,00 per kwartaal. In december 2020 en januari 2021 heeft [rechthebbende] aan de afgesproken termijnbetalingen voldaan. Het is juist dat hij nu nog € 950,00 aan [eiseres] moet betalen.
4.2.
Vos q.q. vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiseres] veroordeelt tot betaling van € 555,15 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2020 tot aan de dag van volledige betaling, kosten rechtens. Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiseres] zich, nadat de relatie tussen partijen al was verbroken, toegang heeft verschaft tot de woning van [rechthebbende] en daar meerdere zaken heeft weggenomen en vernield. Hierdoor heeft [rechthebbende] schade geleden tot een bedrag van € 1.505,15. [rechthebbende] wil deze schade verrekenen met het bedrag dat [eiseres] nog van hem te vorderen heeft (1.505,15 - € 950,00 = € 555,15)
4.3.
[eiseres] betwist de tegenvordering. Voor zover van belang zal op de standpunten van partijen hierna bij de beoordeling verder worden ingegaan.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
de vordering
5.2.
Vast staat dat [rechthebbende] van [eiseres] een bedrag van € 1.150,00 heeft geleend waarop nu nog een bedrag van € 950,00 open staat. De Vos q.q. erkent dat [rechthebbende] dit bedrag aan [eiseres] moet betalen, zodat de vordering van [eiseres] voor toewijzing vatbaar is.
de tegenvordering
5.3.
Vos q.q. heeft een tegenvordering ingesteld. De Vos q.q. beroept zich op verrekening van € 950,00 met een bedrag van € 1.505,15 aan schade die [rechthebbende] stelt te hebben geleden nadat [eiseres] in de woning van [rechthebbende] heeft ingebroken. [eiseres] heeft daarbij meerdere zaken weggenomen of vernield. [rechthebbende] heeft hiervan in december 2020 aangifte gedaan. Omdat de totale schade op dat moment nog niet kon worden vastgesteld heeft [rechthebbende] op 17 maart 2021 een aanvullende aangifte gedaan waarbij hij de op dat moment nog vermiste goederen heeft aangegeven. De waarde van deze goederen heeft hij geschat op € 1.436,15. Daarbij komt nog een bedrag van € 69,00 als gevolg van een huisvredebreuk op 3 januari 2021 waarbij een worsteling heeft plaatsgevonden met [eiseres] waarbij zij de schakelketting van [rechthebbende] heeft gebroken, aldus [rechthebbende] . Ter onderbouwing van het verweer heeft Vos q.q. diverse schermafbeeldingen overgelegd van de betreffende goederen waaruit de waarde van de goederen blijkt.
5.4.
[eiseres] betwist het beroep op verrekening van Vos q.q.. Zij ontkent dat sprake is geweest van een inbraak of diefstal of dat zij schade heeft toegebracht aan de eigendommen van [rechthebbende] . Zij was in het bezit van de huissleutel van [rechthebbende] en heeft nadat de relatie tussen partijen was beëindigd haar spullen uit de woning gehaald. [eiseres] betwist de door Vos q.q. gestelde waarde van de goederen. Er zijn geen bewijsstukken zoals aankoopbonnen overgelegd en de door Vos q.q. overgelegde schermafbeeldingen zijn onvoldoende om daarmee de vermeende schade aan te tonen. Ten aanzien van de schakelketting merkt zij nog op dat zij die zelf voor [rechthebbende] heeft gekocht en dat [rechthebbende] deze ketting op Marktplaats te koop heeft aangeboden.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. De wet bepaalt in artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek dat de rechter een vordering ondanks een beroep op verrekening kan toewijzen, indien de gegrondheid van het verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. In dit geval is de tegenvordering niet op eenvoudige wijze vast te stellen, nu de vorderingen van Vos q.q. gemotiveerd worden betwist en verder de gestelde geleden schade naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende is komen vast te staan. De door Vos q.q. overgelegde schermafbeeldingen waarop de nieuwwaarde van de goederen staat afgebeeld zijn daartoe onvoldoende. Ook de overgelegde aangiftes bieden geen aanknopingspunt. Nadat [rechthebbende] op 4 december 2020 aangifte had gedaan van gestolen goederen heeft hij op 13 december 2020 deze aangifte weer ingetrokken en bij de politie verklaard
“Ik wil verder geen aangifte doen en trek deze in. Het is opgelost zo”.Dat [rechthebbende] vervolgens weer op 17 maart 2021 aangifte heeft gedaan van goederen die hij in de loop van tijd alsnog miste, doet hieraan niet af. Bovendien heeft het Openbaar Ministerie bij brief van 24 juni 2021 beslist om de zaak tegen [eiseres] te seponeren vanwege een gebrek aan bewijs. Het beroep op verrekening kan dan ook niet slagen.
de vordering
5.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiseres] zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd nu Vos q.q. hiertegen geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd.
5.7.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Vos q.q., omdat zij ongelijk krijgt. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.
5.9.
Voor een afbetalingsregeling dient Vos q.q. zich te wenden tot de gemachtigde van [eiseres] . De kantonrechter heeft hierin geen bemoeienis.
de tegenvordering
5.10.
Gelet op het voorgaande zal de tegenvordering van Vos q.q. worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Vos q.q. omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt Vos q.q. tot betaling aan [eiseres] van € 1.122,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 950,00 vanaf 3 april 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Vos q.q. tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 85,00
salaris gemachtigde € 248,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
veroordeelt Vos q.q. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiseres] worden vastgesteld op een bedrag van € 124,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiseres] .
6.7.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter