ECLI:NL:RBNHO:2021:12397

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
9434386
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming koopovereenkomst perceel grond en woning met ontbindende voorwaarde

In deze zaak gaat het om de nakoming van een koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] voor een perceel grond met woning. De overeenkomst bevatte een ontbindende voorwaarde die inhield dat [gedaagde] de koop kon ontbinden indien hij geen vergunning van de gemeente zou krijgen voor het bouwen van een mantelzorgwoning. Op 11 december 2020 werd de koopovereenkomst gesloten, maar op 7 januari 2021 heeft [gedaagde] per e-mail aan de makelaar van [eiser] laten weten dat hij van de koop afzag omdat hij geen vergunning kon krijgen. [eiser] heeft vervolgens de koopovereenkomst ontbonden en vorderde een boete van [gedaagde] op grond van de overeenkomst.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] terecht een beroep heeft gedaan op de ontbindende voorwaarde. De rechter oordeelde dat [gedaagde] voldoende had aangetoond dat hij niet aan de voorwaarden voldeed om een vergunning te verkrijgen, en dat hij tijdig de makelaar op de hoogte had gesteld van zijn beslissing om van de koop af te zien. Hierdoor was [gedaagde] geen boete verschuldigd en werd de vordering van [eiser] afgewezen. De proceskosten werden voor rekening van [eiser] gesteld, omdat hij ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9434386 \ CV EXPL 21-4554 (WT)
Uitspraakdatum: 15 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: K.W.A. van der Meer, gerechtsdeurwaarder
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
De zaak gaat over de vraag of [gedaagde] zich terecht heeft beroepen op een ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst waardoor de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] dit inderdaad heeft gedaan. [gedaagde] is daarom geen boete verschuldigd en de vordering van [eiser] wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 6 september 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 17 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Ondanks dat [gedaagde] behoorlijk is opgeroepen is hij niet op deze zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] en zijn gemachtigde ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben op 11 december 2020 een koopovereenkomst gesloten voor een perceel grond met woning.
2.2.
In de koopovereenkomst was als ontbindende voorwaarde opgenomen dat [gedaagde] de koopovereenkomst vóór 28 februari 2021 kon ontbinden indien hij geen vergunning van de gemeente [gemeente] zou krijgen voor de bestemming mantelzorg woning.
2.3.
[gedaagde] heeft de makelaar van [eiser] per e-mail van 7 januari 2021 te kennen gegeven van de koop af te zien omdat hij geen vergunning van de gemeente kon krijgen.
2.4.
[eiser] heeft vervolgens de koopovereenkomst ontbonden en beroept zich op de boetebepaling van artikel 11 van de koopovereenkomst.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 13.768,55. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 12.500,00 en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 1.089,00. Ook vordert [eiser] een bedrag aan wettelijke rente tot aan de dag van dagvaarden van € 179,95 en wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 6 september 2021 tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen vanuit de koopovereenkomst. Op grond van artikel 11 van de overeenkomst vordert [eiser] daarom een boete van 10% van de koopsom. Ondanks herhaalde aanmaning weigert [gedaagde] deze boete te betalen. [eiser] heeft zijn incasso gemachtigde moeten inschakelen. Daarom is [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Voor zover van belang zal op dit verweer hierna bij de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen zijn buren en hebben destijds in informele sfeer met elkaar overleg gehad over het onderhavige perceel grond met woning. Daarbij is tussen partijen uitdrukkelijk gesproken over de bedoeling van [gedaagde] om van de woning een mantelzorgwoning voor zijn ouders te maken. Van belang daarbij was dat [gedaagde] daarvoor vergunning zou krijgen van de gemeente [gemeente] . De koopovereenkomst tussen partijen is met dit specifieke doel voor ogen op 11 december 2020 gesloten.
5.2.
[gedaagde] stelt dat hij na het sluiten van de overeenkomst telefonisch en per e-mail contact heeft opgenomen met de gemeente. Daar werd het [gedaagde] duidelijk dat het weinig zin had een vergunning aan te vragen omdat hij niet aan de voorwaarden voldeed en zijn doel dan ook niet gerealiseerd kon worden. Op 7 januari 2021 heeft [gedaagde] vervolgens de makelaar per e-mail bericht dat hij van de koop af moest zien omdat hij geen vergunning zou krijgen.
5.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen hebben in de koopovereenkomst in artikel 15.1 onder d als ontbindende voorwaarde opgenomen dat [gedaagde] de koopovereenkomst vóór 28 februari 2021 schriftelijk kon ontbinden indien hij geen vergunning van de gemeente [gemeente] zou verkrijgen voor het hebben van een mantelzorgwoning. [gedaagde] heeft van deze mogelijkheid per e-mail van 7 januari 2021 gebruik gemaakt.
5.4.
[eiser] betwistte ter zitting niet dat [gedaagde] contact heeft gehad met de gemeente maar stelt dat [gedaagde] onvoldoende inspanning heeft verricht om toch de vereiste vergunning te verkrijgen. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet. Niet valt in te zien dat [gedaagde] nog een vergunning zou moeten aanvragen nu al van tevoren vast stond dat hij niet aan de voorwaarden daarvoor voldeed. [eiser] verklaarde hierover ter zitting: “Hij had een doktersverklaring moeten overleggen maar zijn ouders waren nog te goed, dus dat lukte niet.” [gedaagde] heeft [eiser] hierna tijdig schriftelijk geïnformeerd dat hij om die reden van de koop af moest zien. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee het beroep van [gedaagde] op de ontbindende voorwaarde slaagt. Dit betekent ook dat [gedaagde] geen boete verschuldigd is. De vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen.
5.5.
De proceskosten [gedaagde] voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter