ECLI:NL:RBNHO:2021:12453

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
9455046 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor negeren rood verkeerslicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het negeren van een rood verkeerslicht. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 5 november 2021 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het niet stoppen voor een rood verkeerslicht. De verklaring van de verbalisant, die direct zicht had op het verkeerslicht, werd als voldoende bewijs beschouwd. De verbalisant had verklaard dat het verkeerslicht ongeveer één seconde op rood stond toen de betrokkene het negeerde.

De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene geen concrete feiten of omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De stellingen van de betrokkene dat de situatie anders was, werden als onvoldoende beoordeeld. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de opgelegde boete. Tevens werd er geen aanleiding gezien om de boete te matigen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9455046 \ WM VERZ 21-479
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 5 november 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 november 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens: Ik had direct zicht op het verkeerslicht en zag dat deze ongeveer 1 seconde op rood stond op het moment dat betrokkene dit licht negeerde en zijn weg vervolgde.(…)”
Betrokkene is staande gehouden en heeft verklaard:
“Het was oranje.”
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een aanvullende verklaring van de verbalisant overgelegd. Hierin is het volgende -kort gezegd- vermeld:
“Op het moment van constateren stonden wij op de Heilooer Tolweg (N9), komende uit de richting van de Kennemerstraatweg en gaande in de richting van Verkeersplein Kooimeer te Alkmaar. Wij stonden voorgesorteerd om rechtdoor naar het AZ stadion te rijden. (…) Ik zag dat het verkeerslicht voor ons, rechtdoor, op rood stond. Ik kan mij niet herinneren waar ik precies stond en hoeveel voertuigen voor mij stonden. Ik zag dat er meerdere voertuigen ons aan de rechterzijde passeerden en zag dat het licht groen was. Ik zag dat het licht vervolgens op oranje sprong en dat het rood werd. Ik zag dat er een voertuig door het rode licht reed zonder hierbij gas terug te nemen of te remmen. Ik zag dat het voertuig vervolgens rechtdoor ging in plaats van rechtsaf (dus niet volgen rijrichting). Ik zag dat het verkeerslicht op het verkeersplein voor rechtdoor ook rood stond. (Dit is de verlengde rijstrook van mijn rijstrook) Ik zag dat het voertuig vervolgens moest remmen voor het rode verkeerslicht.”(…) Ik blijf bij mijn constatering.”
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft in het zaakoverzicht verklaard dat hij direct zicht had op het verkeerslicht. Daarnaast heeft de verbalisant in een aanvullende verklaring de constatering met meer details omschreven. Betrokkene heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring en de waarneming van de verbalisant. De stellingen van betrokkene dat het anders was en niet kan kloppen, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: