ECLI:NL:RBNHO:2021:1249

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
8829826 \ AO VERZ 20-173
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens strijdigheid met de wet en opzegverbod

In deze zaak heeft verzoekster, een werknemer, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland om de opzegging van haar arbeidsovereenkomst door verweerder, haar werkgever, te vernietigen. De opzegging vond plaats zonder de vereiste instemming van de werknemer of toestemming van het UWV, wat in strijd is met artikel 7:671 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Verzoekster was ten tijde van de opzegging ziek, wat ook een opzegverbod met zich meebrengt volgens artikel 7:670 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet ter zitting is verschenen, ondanks dat hij op de hoogte was van de zittingsdatum. De kantonrechter heeft de e-mail van verweerder, waarin hij aangaf bereid te zijn tot een schikking, als schriftelijk verweer aangemerkt. Hierdoor zijn de feiten en omstandigheden die verzoekster heeft aangevoerd als onweersproken komen vast te staan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, omdat deze in strijd is met de wet. De opzegging wordt vernietigd, wat betekent dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. Verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 83,00 voor griffierecht en € 480,00 voor het salaris van de gemachtigde. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8829826 \ AO VERZ 20-173
Uitspraakdatum: 27 januari 2021
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats]
verzoekster
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. F. Reith
tegen
[verweerder] ,handelend onder de naam [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
verweerder
verder te noemen: [verweerder]
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] te vernietigen.
1.2.
De rechtbank heeft [verweerder] bij brief van 30 oktober 2020 meegedeeld dat het verzoekschrift zal worden behandeld ter zitting van 13 januari 2021 om 09.00 uur.
De griffie heeft getracht om met [verweerder] contact te krijgen en heeft dit middels alle bekende telefoonnummers gedaan. [verweerder] heeft kort voor de zitting de gemachtigde van [verzoekster] telefonisch bericht dat hij bereid is om een schikking te treffen. In dat gesprek is gebleken dat [verweerder] op de hoogte was van de zitting. Daarna heeft de gemachtigde van [verzoekster] niets meer vernomen.
1.3.
Op 13 januari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. [verweerder] is niet verschenen.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [in 1995] , is op 25 januari 2014 in de functie van Content Developper tegen een bruto maandsalaris van € 1.680,47 exclusief emolumenten bij [verweerder] in dienst getreden.
2.2.
[verzoekster] heeft vanaf 30 maart 2020 tot 20 juli 2020 zwangerschaps- en bevallingsverlof genoten. Na haar verlof heeft zij zich ziekgemeld met klachten die verband houden met de zwangerschap c.q. bevalling.
2.3.
Op 1 september 2020 heeft [verweerder] de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 28 september 2020.
2.4.
Bij e-mail van 9 januari 2020 heeft [verweerder] aan de gemachtigde van [verzoekster] het volgende geschreven:
“Ik wil graag een schikking treffen. Kunt u voor mij een brief opstellen of aangeven wat we precies moeten melden om tegemoet te komen aan uw eis?”.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag – kort weergegeven – dat aan de opzegging geen schriftelijke instemming danwel toestemming zoals bedoeld in artikel 7:671a BW ten grondslag ligt. Daar komt bij dat [verzoekster] ziek was ten tijde van de opzegging en derhalve sprake is van een opzegverbod in de zin van artikel 7:670 BW. Tenslotte verzoekt [verzoekster] om [verweerder] in de proceskosten te veroordelen, waaronder de eigen toevoegingsbijdrage van € 798,-.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

5.De beoordeling

5.1.
Gebleken is dat [verweerder] op correcte wijze is opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Duidelijk is dat [verweerder] zonder meer bekend was met de zittingsdatum. [verweerder] heeft er kennelijk voor gekozen om niet te verschijnen en heeft ook verder geen bericht van verhindering doorgegeven. De kantonrechter zal de e-mail van 9 januari 2021 van [verweerder] aanmerken als schriftelijk verweer. Gelet op de inhoud van de desbetreffende
e-mail kan geconcludeerd worden dat [verweerder] bereid was om een schikking te treffen en zich niet tegen het verzochte heeft verzet. Dit betekent dat de door [verzoekster] aangevoerde feiten en omstandigheden als onweersproken zijn komen vast te staan, zodat daar in deze procedure verder vanuit zal worden gegaan.
5.2.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst is geschied zonder instemming of toestemming van het UWV, waarmee het een strijdige opzegging in de zin van artikel 7:671 lid 1 BW betreft. Voorts is [verzoekster] nog steeds arbeidsongeschikt, zodat sprake is van een opzegverbod in de zin van artikel 7:670 BW. Nu geoordeeld is dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoekster] om vernietiging van die opzegging worden toegewezen. Er is immers sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW. Omdat de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort.
De kantonrechter zou tot hetzelfde oordeel zijn gekomen als [verweerder] wel was verschenen.
5.3.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De door [verzoekster] verzochte betaling van de eigen bijdrage voor de toevoeging komt niet voor toewijzing in aanmerking.
6. De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst;
6.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 83,00;
salaris gemachtigde € 480,00;
6.8.
verklaart deze beschikking voor de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter