ECLI:NL:RBNHO:2021:12583

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
8759545 \ CV EXPL 20-7853
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door blikseminslag

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Rhodos op 17 oktober 2018. De passagier claimt dat hij meer dan drie uur vertraging heeft opgelopen en vordert een schadevergoeding van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging minder dan drie uur was, en beroept zich op buitengewone omstandigheden, namelijk een blikseminslag op het toestel dat de vlucht zou uitvoeren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de door de vervoerder overgelegde verklaring ter onderbouwing van zijn verweer. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeert dat de vlucht inderdaad meer dan drie uur vertraagd is geweest en dat de passagier recht heeft op compensatie. De vordering van de passagier wordt toegewezen, met inachtneming van de proceskosten. De vervoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 800,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8759545 \ CV EXPL 20-7853
Uitspraakdatum: 29 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
procederend zonder gemachtigde
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde M. Nijenhuis LL.M.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 31 augustus 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd en zijn eis vermeerderd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met “De vakantie discounter” een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Rhodos (Griekenland) op 17 oktober 2018 met vlucht CND315, hierna: de vlucht.
2.2.
Op 2 oktober 2018 heeft de vervoerder een schemawijziging aan de passagier doorgegeven. De nieuwe geplande vertrektijd was 14:00 uur lokale tijd.
2.3.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd.
2.4.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert - na vermeerdering van eis - dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
- € 8,80 aan kosten voor het aangetekend versturen van brieven;
- € 1.517,89 voor geïnvesteerde uren;
- de proceskosten, waaronder een bedrag aan salaris en de noodzakelijke verschotten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat hij met meer dan 3 uur vertraging op de eindbestemming te Rhodos is aangekomen. De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren tot een bedrag van € 800,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Het geschil gaat over betaling van compensatie op grond van de Verordening de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). In die zin zal de kantonrechter op basis van artikel 25 Rv de rechtsgronden aanvullen.
4.3.
De vervoerder voert primair aan dat geen sprake is van een vertraging van meer dan drie uur. Volgens de vervoerder was de geplande aankomsttijd om 16:05 uur UTC en is het toestel om 19:00 uur UTC op Rhodos gearriveerd (on block). De vertraging bedroeg dus volgens de vervoerder 2 uur en 55 minuten. Het vliegveld van Rhodos is volgens de vervoerder een klein vliegveld. Er hoeven alleen trappen naar het toestel gereden te worden waarna de deuren geopend kunnen worden. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder bij dupliek een verklaring overgelegd van de Manager Cabin Crew & IFS Corendon, waaruit blijkt dat het doorgaans mogelijk is om binnen 5 minuten vanaf het tijdstip ‘on block’ een vliegtuigdeur te openen, aldus de vervoerder. De passagier stelt dat de door de vervoerder genoemde blocktijd van 22:00 uur lokale tijd tot gevolg heeft dat de passagiers nooit om 22:05 uur het toestel hebben kunnen verlaten.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat de passagier niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de verklaring die de vervoerder bij dupliek ter onderbouwing van zijn primaire verweer heeft overgelegd. Daartoe zal de passagier niet alsnog in de gelegenheid worden gesteld, nu het primaire verweer van de vervoerder niet slaagt. Daartoe wordt als volgt overwogen. Uit het Germanwings-arrest van het Hof van 4 september 2014 (ECLI:EU:C:2014:2141) volgt dat het begrip „aankomsttijd”, dat wordt gebruikt tot bepaling van de omvang van de door de luchtreizigers geleden vertraging, duidt op het tijdstip waarop ten minste een vliegtuigdeur opent, met dien verstande dat de passagiers op dat tijdstip het toestel kunnen verlaten.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vlucht oorspronkelijk op 17 oktober 2018 gepland stond om 16:05 uur UTC (19:05 uur lokale tijd) aan te komen op Rhodos. Verder is niet in geschil dat het toestel om 19:00 uur UTC (22:00 uur lokale tijd) ‘on block’ is gegaan. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat het moment waarop het vliegtuig ‘on block’ stond exact hetzelfde was als het moment waarop de deuren zijn opengegaan, dan wel dat dit moment (‘doors open’) niet later dan 5 minuten na het tijdstip van ‘on block’ lag. De verklaring van de Manager Cabin Crew kan de vervoerder niet baten, omdat hierin slechts algemene informatie staat over wat doorgaans genoeg tijd is voor het openen van een vliegtuigdeur. Dat de vervoerder heeft nagelaten op de aircraft flight log te registreren op welk tijdstip de deuren zijn geopend, dient voor rekening en risico van de vervoerder te komen. Gelet hierop neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat de vlucht drie uur of meer vertraagd is geweest en dat de passagier in beginsel recht heeft op compensatie. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.5.
De vervoerder voert subsidiair aan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid als hiervoor bedoeld, te weten een blikseminslag op het toestel dat gepland stond om de vlucht uit te voeren. Als gevolg daarvan diende er volgens de vervoerder een verplichte inspectie te worden uitgevoerd. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder verwezen naar de toelichting op de Aircraft Flight Log (AFL). Volgens de vervoeder is er tijdens de inspectie schade aangetroffen en diende deze schade te worden hersteld voordat het toestel de vlucht kon uitvoeren. Uiteindelijk is de schade volgens de vervoerder hersteld op 17 oktober 2018 om 19:30 uur UTC.
4.6.
De kantonrechter stelt vast dat de vervoerder als productie 2 bij de conclusie van antwoord gegevens heeft verstrekt van vlucht CND216. De passagier heeft betwist dat dit de vlucht was die voorafgaand aan de onderhavige vlucht is uitgevoerd en dat de onderhavige vlucht met dit toestel zou vliegen. De vervoerder heeft hierop niet gereageerd. Daarmee staat niet vast dat het toestel waarmee de onderhavige vlucht is uitgevoerd, op de voorafgaande vlucht door bliksem is geraakt dan wel dat het toestel aan een inspectie onderworpen moest worden. Uit de door de vervoerder overgelegde AFL blijkt evenmin dat de vertraging is veroorzaakt door blikseminslag, nu het blokje met ‘delays’ (de tijden en de codes) zwart is gemaakt. Overigens is het onbegrijpelijk dat het toestel, zoals de vervoerder heeft aangevoerd, om 19:30 uur UTC is vrijgegeven te Amsterdam, terwijl het toestel om 19:00 uur UTC on block stond te Rhodos.
4.7.
Het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
4.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De vervoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld zoals hierna vermeld, namelijk de explootkosten en het griffierecht. De door de passagier gevorderde bedrag voor het aangetekend versturen van brieven kan niet worden toegewezen. De passagier heeft deze vordering niet onderbouwd door overlegging van het bewijs van aangetekende verzending met vermelding van de verzendkosten. De passagier heeft voorts gesteld dat hij 125 uren heeft besteed aan deze procedure, maar het is niet gebleken dat de passagier door deze tijdsbesteding ook daadwerkelijk inkomsten heeft gemist. Uit het door hem gehanteerde ‘A.O.W. tarief’ blijkt eerder het tegenovergestelde. De gevorderde kosten voor ‘geïnvesteerde uren’ kunnen daarom ook niet worden vergoed. De gevorderde kosten voor betekening van de dagvaarding zijn enkel toewijsbaar tot een bedrag van € 108,60, nu dit laatste bedrag is vermeld onder aan de dagvaarding aan explootkosten. De verzochte rente over de toe te wijzen proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 800,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 26 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 108,60;
griffierecht € 83,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter