In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal, de vervoerder. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Salvador, Brazilië, met een tussenstop in Lissabon op 29 december 2018. De vlucht van Amsterdam naar Lissabon, met vluchtnummer TP673, werd met vertraging uitgevoerd, waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar Salvador miste en uiteindelijk meer dan 24 uur later op de eindbestemming aankwam. De passagier verzocht compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van het luchtverkeersbeheer.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming was aangekomen, wat op grond van de Verordening in beginsel recht geeft op compensatie. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe, inclusief de wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten, maar wees het verzoek om rente over de buitengerechtelijke kosten af. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, aangezien de vervoerder ongelijk kreeg. De beschikking werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open.