ECLI:NL:RBNHO:2021:12652

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
7817652 \ CV EXPL 19-7699
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Tirana via Wenen op 20 maart 2017. De passagiers claimen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden die de vertraging zouden hebben veroorzaakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers de aansluitende vlucht hadden kunnen halen, indien de vertraging niet volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging uitsluitend door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.381,50, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beslissing benadrukt de verantwoordelijkheden van vervoerders onder de Europese regelgeving en de noodzaak om aan te tonen dat vertragingen niet te vermijden waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7817652 \ CV EXPL 19-7699
Uitspraakdatum: 29 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]wonende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3]wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap Aktiengesellschaft (AG) (Oostenrijk) Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 februari 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport, Wenen, naar Rinas Airport, Tirana (Albanië) op 20 maart 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Wenen met vluchtnummer OS372 is met vertraging uitgevoerd waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 maart 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Hij heeft daartoe, onder meer het volgende aangevoerd.
4.2.
Voor het kunnen uitvoeren van de vlucht in kwestie is de vlucht Wenen – Amsterdam een conditio sine qua non. De twee (rotatie)vluchten zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Een vertraging van de ene vlucht werkt automatisch door naar de volgende vlucht. De voorgaande vlucht (OS371) stond gepland om te vertrekken om 06:05 uur UTC en om 08:05 uur UTC te arriveren. Deze vlucht is echter met 17 minuten vertraging vertrokken wegens vertragingscode 83P, hetgeen betekent dat de luchthaven van bestemming vertrek uit Wenen niet toestond. De luchtverkeersleiding trok om 04:05 uur UTC het oorspronkelijke slot van 06:05 uur UTC in en verving die voor een slot van 06:37 uur UTC. Het toestel heeft dit slot gebruikt en is om 06:36 uur UTC opgestegen waarna het toestel om 08:19 uur UTC te Schiphol is aangekomen. Ook de onderhavige vlucht kreeg een andere slot tijd opgelegd, ditmaal vanwege vertragingscode 82 (beperkingen aan de zijde van de luchtverkeersleiding). Vervolgens is het slot nog een aantal keer gewijzigd totdat een slot van 10:06 uur UTC is toegekend en het toestel dit slot heeft gebruikt. De onderhavige vlucht is vervolgens met een aankomstvertraging van 29 minuten om 11:34 uur UTC (12:34 uur lokale tijd) te Wenen geland. De passagiers hebben als gevolg hiervan, gelet op de minimale overstaptijd te Wenen van 25 minuten, de aansluitende vlucht, welke (feitelijk) om 12:58 uur lokale tijd uit Wenen is vertrokken, gemist. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats. De bemanning van de vluchten moet gevolg geven aan de instructie van de luchtverkeersleiding, ongeacht waarom de luchtverkeersleiding een bepaalde instructie geeft. De vervoerder kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, deze omstandigheden niet voorkomen.
5.
De beoordeling
5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder beroept zich op buitengewone omstandigheden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder de vluchtrapporten en de ‘slot histories’ van vlucht OS371 en vlucht OS372 overgelegd. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding (meerdere malen) een nieuw slot heeft opgelegd aan de voorafgaande vlucht en de vlucht in kwestie. Het betreft besluiten die specifiek waren gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd wegens vertragingscodes 83P en 82
.De vertraging van de voorafgaande vlucht werkt echter niet door op de vlucht in kwestie. Het vluchtrapport van vlucht OS372 noemt immers geen vertragingscode 93 (vertraging van de voorafgaande vlucht). De vervoerder heeft hiertoe voor het eerst bij dupliek toegelicht dat de aankomstvertraging van vlucht OS371 eenvoudig kon worden gecompenseerd door de ruime rotatietijd, tussen de vluchten. Alleen de vertraging ontstaan ten aanzien van de vlucht in kwestie is daarmee van belang. De passagiers stellen bij repliek dat uit de overgelegde slothistorie volgt dat de vervoerder zelf een latere Estimated Off Block Time (EOBT) heeft doorgegeven, te weten 09:38 uur UTC. Dit omdat het toestel het slot van 09: 34 uur UTC heeft gemist, waarna het door de luchtverkeersleiding opgelegde slot is gewijzigd van 09:34 uur UTC naar 10:06 uur UTC. Deze omstandigheid kan volgens de passagiers niet gelden als buitengewone omstandigheid. De kantonrechter begrijpt dat de EOBT het tijdstip is waarop de vervoerder aangeeft klaar te staan voor de uitvoering van de vlucht. De vervoerder heeft deze stelling van de passagiers onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het wordt er dan ook voor gehouden dat de vertraging tussen 09:34 uur UTC (de laatste slottijd waarbij de vervoerder heeft aangegeven klaar te staan om 09:20 uur UTC) en 10:06 uur UTC (het slot opgelegd nadat de vervoerder zijn EOBT tijd heeft gewijzigd van 09:20 uur UTC naar 09:38 uur UTC) het gevolg is van de door de vervoerder doorgegeven latere EOBT tijd. Met de passagiers is de kantonrechter van oordeel dat ten aanzien hiervan geen sprake kan zijn van een buitengewone omstandigheid.
5.4.
De passagiers stellen verder dat uit het vluchtrapport volgt dat 17 minuten van de vertraging is ontstaan vanwege vertragingscode 83w (geen gates beschikbaar) en dat dit evenmin een buitengewone omstandigheid kan vormen. Een gebrek aan gatebeschikbaarheid wordt gecreëerd door drukte op de luchthaven, oftewel congestie. Congestie kan geen buitengewone omstandigheid opleveren, aldus de passagiers. De kantonrechter volgt deze stelling niet. De vervoerder kon hier immers geen invloed op uitoefenen en is afhankelijk van de beschikbaarheid van gates op de luchthaven. Dit deel van de vertraging wordt dan ook aangemerkt als vertraging ontstaan vanwege een buitengewone omstandigheid.
5.5.
Aangezien de vertraging te Wenen niet volledig het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid dient te worden beoordeeld of de passagiers de aansluitende vlucht, zonder de vertraging ontstaan uit een buitengewone omstandigheid wel hadden kunnen halen. De vlucht is om 11:34 uur UTC (12:34 uur lokale tijd) te Wenen geland. De feitelijke vertrektijd van de aansluitende vlucht was 12:58 uur lokale tijd. De minimale overstaptijd te Wenen is 25 minuten. Hieruit volgt dat de passagiers de aansluitende vlucht hadden kunnen halen. Zij hadden immers slechts één minuut extra te tijd nodig voor de overstap. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook toegewezen. De overige stellingen en verweren behoeven derhalve geen bespreking meer. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als niet weersproken toewijsbaar.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het primair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de primair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 20 maart 2017 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter