ECLI:NL:RBNHO:2021:12656

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
C/15/323161 FT RK 21/853
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling en voorlopige voorziening in verband met ontruiming door verhuurder

Op 14 december 2021 heeft schuldenares een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, waarin zij vroeg om toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek volgde op een eerdere minnelijke regeling die succesvol was doorlopen, waarbij alle schuldeisers akkoord waren gegaan met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft op 21 december 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een situatie waarin de schuldenares niet in staat was om haar schulden te betalen, aangezien de minnelijke regeling succesvol was afgerond.

Daarnaast was er een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend in verband met een ontruiming door verhuurder Sura International. Ondanks dat Sura International eerder akkoord was gegaan met een betalingsregeling, kondigde zij aan de ontruiming door te zetten. De rechtbank oordeelde dat de toelating tot de schuldsaneringsregeling niet het juiste middel was om de ontruiming tegen te houden, en verklaarde het verzoek tot voorlopige voorziening niet ontvankelijk. De rechtbank benadrukte dat de wettelijke schuldsaneringsregeling niet kan worden toegepast als er een succesvolle minnelijke regeling is doorlopen.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Dijk en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open voor de partijen die daartoe recht hebben, binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: C/15/323161 FT
RK 21/853
vonnis van 21 december 2021
op het verzoek van:
[schuldenares],
geboren op [datum] te [plaats 1] (Polen),
wonende te [plaats 2],
schuldenares.

1.De procedure

1.1
Op 14 december 2021 is ter griffie van deze rechtbank binnengekomen het verzoekschrift met bijlagen van schuldenares strekkende tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

2.De beoordeling

2.1
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening (EG) 2015/848 betreffende insolventieprocedures van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van schuldenares in Nederland ligt.
2.2
Een natuurlijk persoon kan alleen tot de wettelijke schuldsaneringsregeling worden toegelaten als redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of als hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Daarvan is voor wat betreft schuldenares geen sprake. Uit het verzoekschrift blijkt immers dat de minnelijke schuldregeling is doorlopen en dat alle schuldeisers akkoord zijn gegaan met de aangeboden regeling. In dat geval is toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling niet mogelijk (en overigens ook niet wenselijk). Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
2.3.
Die beslissing wordt door het volgende niet anders. Sura International, die een woning aan schuldenares verhuurt en op grond van een vonnis van 3 december 2020 deze woning mag ontruimen, heeft aangekondigd die ontruiming alsnog door te zetten, hoewel Sura International akkoord is gegaan met de aangeboden betalingsregeling. Hoewel de aangekondigde ontruiming niet goed samen lijkt te gaan met de instemming van Sura International met de betalingsregeling, is toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in dit geval niet het middel om de ontruiming tegen te houden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
wijst het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 21 december 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.