ECLI:NL:RBNHO:2021:12695

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
96.094543.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor niet tonen identiteitsbewijs door verdachte die deelnam aan een demonstratie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 november 2020 te Alkmaar deelnam aan een demonstratie. De verdachte werd beschuldigd van het niet tonen van een identiteitsbewijs op eerste vordering, zoals vereist door de Wet op de identificatieplicht. De officier van justitie, mr. R.J. Meuldijk, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. van Straaten, pleitte voor vrijspraak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verdachte deelnam aan een onaangekondigde demonstratie tegen de figuur van Zwarte Piet. Tijdens de demonstratie werd de verdachte door politieambtenaren gevraagd haar identiteitsbewijs te tonen, maar zij had dit niet bij zich. De verdediging voerde aan dat de vordering om identificatie te tonen ongeoorloofd was, aangezien de verdachte zonder concrete aanleiding was staande gehouden, wat zou neerkomen op overheidsintimidatie.

De kantonrechter verwierp dit verweer en oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Vervolgens beoordeelde de kantonrechter het bewijs en concludeerde dat de vordering tot inzage van het identiteitsbewijs niet noodzakelijk was voor de redelijke taakuitoefening van de politie. De demonstratie was klein van omvang en er was geen sprake van verstoring van de openbare orde. Daarom kon niet worden bewezen dat de verdachte verplicht was om aan de vordering te voldoen. De kantonrechter vernietigde de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Kantonrechter
Parketnummer: 96.094543.21
Uitspraakdatum: 12 oktober 2021
Tegenspraak
Schriftelijke uitwerking van mondeling vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.J. Meuldijk en van wat de verdachte en haar raadsvrouw, mr. B. van Straaten, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 13 november 2020 te Alkmaar, niet (op eerste vordering) heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, haar opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht / het Wetboek van Strafvordering / het Wetboek van Strafrecht.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en deze kantonrechter is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Kort gezegd heeft zij daartoe aangevoerd dat de verdachte, die deelnam aan een demonstratie, zonder concrete aanleiding werd staande gehouden en naar haar identiteitsbewijs werd gevraagd, wat een ongeoorloofde vorm van overheidsintimidatie is.
De kantonrechter verwerpt dit verweer. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Zo’n uitzonderlijk geval als zojuist bedoeld doet zich onder meer voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur. Naar het oordeel van de kantonrechter is een dergelijke uitzonderlijke situatie in deze zaak niet aan de orde. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit.
3.3.
Het oordeel van de kantonrechter
Op basis van de stukken in het dossier en wat ter zitting is besproken, stelt de kantonrechter vast dat de verdachte op 13 november 2020 in het centrum van Alkmaar heeft deelgenomen aan een (onaangekondigde) demonstratie tegen de figuur van Zwarte Piet. Kort na aanvang van de demonstratie is de groep demonstranten benaderd door twee buitengewoon opsporingsambtenaren, met het verzoek de demonstratie te staken. Korte tijd later een ter plaatse gekomen politieambtenaar de verdachte gevorderd een identiteitsbewijs te tonen. De verdachte had geen identiteitsbewijs bij zich.
In artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht is strafbaar gesteld het niet voldoen aan de verplichting, opgelegd krachtens in dit artikel genoemde wetten, om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de vordering tot het ter inzage aanbieden van het identiteitsbewijs slechts gegeven mag worden voor zover dat noodzakelijk is voor de redelijke taakuitoefening van de vorderende ambtenaar. Het doen van een dergelijke vordering is niet beperkt tot de strafrechtelijke handhaving, maar kan ook worden gedaan in het kader van de handhaving van de openbare orde.
Het enkele feit dat de demonstratie niet was aangekondigd, levert naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende reden op om in het kader van een redelijke uitoefening van de politietaak inzage in een identiteitsbewijs van de demonstranten te vorderen. Van de demonstratie is een filmpje gemaakt en dat heeft de kantonrechter bekeken. De demonstratie was beperkt in omvang, er namen vier personen aan deel. Uit het filmpje blijkt niet dat de demonstratie gepaard ging met een verstoring van de openbare orde of een dreiging daarvan. De omstandigheid dat de verdachte gebruik maakte van een megafoon en daar – al lopend door een winkelstraat – teksten door riep, is onvoldoende om een (dreigende) verstoring van de openbare orde aan te nemen. Bovendien, zo is op het filmpje te horen, hadden de demonstranten al (ruim) voordat de inzage in het identiteitsbewijs werd gevorderd, gezegd dat zij de demonstratie zouden beëindigen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het in dit concrete geval voor een redelijke taakuitoefening van de politieambtenaar niet noodzakelijk was om inzage in het identiteitsbewijs van de verdachte te vorderen. Er kan dus niet worden bewezen dat voor de verdachte de verplichting bestond aan die vordering te voldoen.
De kantonrechter zal de eerder uitgevaardigde strafbeschikking dan ook vernietigen en de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

4.Beslissing

De kantonrechter:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Boots, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.