In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-echtgenoten. De eiseres heeft op 31 mei 2021 een dagvaarding uitgebracht, maar heeft deze op 8 juni 2021 ingetrokken. De gedaagde heeft echter binnen de gestelde termijn aangegeven dat hij een beslissing over de proceskosten wenst, waardoor de procedure niet vervalt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres, ondanks dat zij de procedure heeft ingetrokken, niet voldoende spoedeisend belang had bij het kort geding. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiseres op de hoogte had moeten zijn van de ontwikkelingen rondom de akte van verdeling en dat zij niet had hoeven af te wachten om de procedure aan te spannen. Hierdoor is de eiseres als in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en is zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 965,-. De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de eiseres binnen 14 dagen na het vonnis moet betalen, bij gebreke waarvan wettelijke rente verschuldigd is. Het vonnis is uitgesproken op 23 juni 2021 door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van de griffier L. Kliffen.