ECLI:NL:RBNHO:2021:12799

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
C/15/294870 / HA ZA 19-654
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis benoeming deskundige in civiele procedure tussen VvE en Thunnissen Bouw B.V.

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Noord-Holland, is op 21 april 2021 een tussenvonnis gewezen in de zaak tussen de eisers, bestaande uit een particulier en de vereniging van eigenaren van een appartementencomplex, en de gedaagden, Thunnissen Bouw B.V. en Thunnissen Groep B.V. De eisers hebben een deskundigenonderzoek aangevraagd naar de oorzaak van gebreken aan de gevel van het appartementencomplex. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen instemmen met de benoeming van een deskundige en heeft de Technisch Bureau Afbouw (TBA) aangewezen om het onderzoek uit te voeren. De rechtbank heeft de deskundige, de heer [betrokkene 1], opgedragen om de oorzaak van de gebreken te onderzoeken en heeft een aantal specifieke vragen geformuleerd die aan de deskundige voorgelegd dienen te worden. Tevens is bepaald dat Thunnissen c.s. het voorschot op de kosten van de deskundige moeten betalen. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat eventuele opmerkingen aan de deskundige ook aan de wederpartij moeten worden verstrekt. De deskundige moet binnen twee maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen, waarin ook de reacties van partijen op het concept-rapport moeten worden opgenomen. De zaak zal na het deskundigenbericht opnieuw op de rol komen voor conclusie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/294870 / HA ZA 19-654
Vonnis van 21 april 2021
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [gedaagden] ,
2. de vereniging van eigenaren van de [adres 1]
VVE [adres 2],
gevestigd te [gedaagden] ,
eisers,
advocaat mr. Th.F. Roest te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THUNNISSEN BOUW B.V.,
gevestigd te [gedaagden] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THUNNISSEN GROEP B.V.,
gevestigd te [gedaagden] ,
gedaagden,
advocaat mr. R.A.M. Schram te Haarlem.
Partijen zullen hierna enerzijds [eiser] en de VvE dan wel (gezamenlijk) [eiser] c.s. en anderzijds Thunnissen Bouw en Thunnissen Groep dan wel (gezamenlijk) Thunnissen c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 februari 2021 met de daarin genoemde stukken en bijbehorende producties
  • de akte uitlating deskundigenrapportage en voortgang procedure van [eiser] c.s.
  • de akte uitlaten aangekondigde deskundigenrapportage van Thunnissen c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Beide partijen hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de benoeming van een deskundige. Het eerder aangekondigde deskundigenbericht zal dan ook nu worden bevolen.
2.2.
De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. Partijen hebben ieder een deskundige voorgesteld ( [eiser] c.s.: DGI Dak en Gevel Ingenieurs BV te Raamsdonksveer, en Thunnissen c.s.: een specialist van de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (hierna: NOA) te Veenendaal), zonder daarbij bezwaar te maken tegen een specifieke (andere) deskundige.
2.3.
Navraag door de rechtbank leert dat de NOA zelf geen eigen schade-experts in huis heeft, maar in geval van geschillen altijd gebruik maakt van de externe expertise van het Technisch Bureau Afbouw (voorheen het Bedrijfschap Afbouw, hierna: TBA), een publiekrechtelijke organisatie die onafhankelijk adviseert over technische kwesties omtrent afbouw, onder meer inzake schadediagnose en hersteladvies. De rechtbank is van oordeel dat TBA in het onderhavige geval de aangewezen partij is om de schadeoorzaak in kaart te brengen. De rechtbank heeft TBA daartoe aangezocht en heeft [betrokkene 1], Senior Technisch Adviseur op het gebied van stukadoren geregistreerd in het Landelijk Register van Gerechtelijk Deskundigen, bereid gevonden om als deskundige op te treden. De rechtbank heeft tevens genoegzaam vastgesteld dat hij over de benodigde expertise beschikt om de oorzaak van de schade in de onderhavige procedure te kunnen beoordelen. TBA in de persoon van de heer [betrokkene 1] zal dan ook als deskundige worden benoemd.
2.4.
Partijen hebben beide een aantal vragen geformuleerd die zij aan de deskundige wensen voor te leggen. De rechtbank neemt deze vragen over, met uitzondering van een eventuele overlap daartussen en/of (te) hypothetische vragen, en voegt daar nog enkele eigen vragen aan toe. Aan de te benoemen deskundige zullen dientengevolge de in de beslissing onder 3.1 vermelde vragen worden voorgelegd.
Voorschot
2.5.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 24 februari 2021 reeds overwogen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de gedaagde partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door Thunnissen c.s. moeten worden betaald.
2.6.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van de daar genoemde verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen, waarbij de deskundige wordt verzocht om alle antwoorden nader toe te lichten:
1. Wat is naar uw mening de oorzaak van de gebreken (aantasting door vocht, afbladderen en opbollen stucwerk) aan de stuclaag aan de buitenzijde van het Appartementengebouw (de gevel)?
2. Indien de oorzaak is gelegen in de mortel:
a. is de gebruikte mortel wel of niet geschikt voor het toegepaste gebruik daarvan aan de stuclaag van de buitenzijde van het Appartementengebouw?
b. Indien de gebruikte mortel niet geschikt is voor het toegepaste gebruik daarvan, ligt dat dan aan de ongeschiktheid van de mortel als zodanig, of aan een onjuiste toepassing van op zich geschikte mortel (of een combinatie daarvan)?
c. Indien de mortel niet geschikt is voor het toegepaste gebruik daarvan, was er dan meer kennis in 2006 bekend welke een andere keuze noodzakelijk zou hebben gemaakt?
3. Indien de oorzaak
nietis gelegen in de (on)geschiktheid of de toepassing van de mortel, wat is dan de oorzaak van de gebreken?
4. Is de top afwerking zoals bij oplevering aangebracht een geschikte keuze voor de plint aan de buitenzijde van het Appartementengebouw?
5. Wat is de gemiddelde levensduur van de afwerking met de aangebrachte verflaag en achterliggende stucwerklaag, zoals aangebracht op de buitenzijde van het Appartementengebouw:
a. zonder (deugdelijk) onderhoud
b. met (deugdelijk) onderhoud?
6. Is het vervullen van de eventueel noodzakelijke onderhoudscyclus van invloed op het gedrag van de aangebrachte afwerking?
a. Zo ja, heeft dat in het onderhavige geval bijgedragen aan het ontstaan van de schade? Met andere woorden: zijn de gebreken aan de stuclaag aan de buitenzijde van het Appartementengebouw geheel of gedeeltelijk het gevolg van onvoldoende onderhoud? Graag toelichten.
b. Zou de wijziging van grondwaterstand van invloed kunnen zijn op het gedrag van aangebrachte voorzieningen?
7. Kunt u bevestigen dat het probleem (vanwege de aard van de schade) zich over de gehele stuclaag/gevel voordoet? Zo ja, is het om tot blijvend herstel van de gebreken te komen nodig dat de gehele stuclaag/gevel (ook de plekken waar nu nog geen gebreken zichtbaar zijn) in de herstelwerkzaamheden worden meegenomen?
8. Kan voor de wijze waarop blijvend herstel wordt bereikt, worden aangesloten bij hetgeen [betrokkene 2] daar in zijn rapport over heeft opgemerkt (p. 4 en 5 productie 7 zijdens eisers) en hetgeen SLP en [bedrijf] daarover hebben opgemerkt (productie 23 zijdens eisers)?
a. Zo ja: graag toelichten.
b. Zo nee: welke werkzaamheden dienen dan te worden uitgevoerd om deugdelijk herstel van de gebreken te bereiken?
c. Kunt u een concrete werkomschrijving opstellen om tot blijvend herstel te komen?
d. Wat zijn de kosten die met de door u beschreven herstelwerkzaamheden gepaard gaan?
9. Wat is gebruikelijk wat betreft de vorm, omvang en tijdsduur van de op de herstelwerkzaamheden en/of de gebruikte materialen af te geven garanties?
10. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
3.2.
benoemt tot deskundige:
[betrokkene 1]
Technisch Bureau Afbouw (TBA)
[adres 3]
het voorschot
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.4.
bepaalt dat Thunnissen c.s. het voorschot binnen twee weken na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak dient over te maken op het daarop vermelde rekeningnummer, onder vermelding van “voorschot deskundigenrapport” en het zaak- en rolnummer,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
verzoekt de raadsman van [eiser] c.s. uiterlijk op 28 april 2021 het gehele procesdossier, inclusief de ter comparitie door mr. Deenik namens [eiser] c.s. overgelegde foto’s, in afschrift aan de deskundige te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal verrichten op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de griffie aan de deskundige een brief zal toesturen met informatie over de totstandkoming van deskundigenrapporten,
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt, althans welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk
twee maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen
binnen vier wekendienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen voor conclusie na deskundigenbericht op een termijn van vier weken na ontvangst ter griffie van het rapport,
  • 3.14. draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken,
3.15.
verklaart de beslissing over de partij die het voorschot moet deponeren uitvoerbaar bij voorraad,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 936