Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 november 2020;
- de akte houdende uitlaten na comparitie van [gedaagde 1] met producties 30-33;
- de antwoordakte van HSGV II.
2.De feiten
commerciële korting € 10.000,-–
> aanneemsom. € 100.000,- excl. BTW.”
Mr. Veerman heeft hierop namens HSGV II als volgt geantwoord:
3.Het geschil
in conventie
primair
- voor het geval de rechtbank meent dat de primair gevraagde ontbinding niet is gerechtvaardigd, [gedaagde 1] veroordeelt binnen zestig dagen na het vonnis over te gaan tot uitvoering van de werkzaamheden zoals zijn opgenomen in het document “Globale kostenraming sanering [adres 2] ” van Grondslag voor een bedrag van € 100.000,00, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag na het verstrijken van die periode, dat [gedaagde 1] daarmee in gebreke blijft;
- [gedaagde 1] veroordeelt om binnen dertig dagen na het vonnis een werkplan te overleggen dat voldoet aan de onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid aan een zodanig werkplan te stellen eisen, welk werkplan dient aan te sluiten op het Plan van aanpak van bureau Peninsula van 14 februari 2018, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat hij daarmee na het verstrijken van de genoemde termijn in gebreke blijft;
i) het prijspeil van toepassing is geldend op het tijdstip van uitvoering;
primairvoor recht verklaart dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] de mogelijkheid heeft om met zijn eenmanszaak JP 94 werkzaamheden uit te voeren verband houdend met het woonrijp maken van de ontwikkellocatie in Winkel zoals deze aangegeven is op de tekening zoals deze in productie 11 (laatste pagina, perceelnummers 231, 866, 1671, 1672 en 1701) door [gedaagde 1] overgelegd is, waaronder het binnen het vooraf afgegeven budget woon- en bouwrijp maken alsmede het graven van de bouwkuip, alles volgens in overleg en naar billijkheid vast te stellen budgetten en eventueel door vaststelling van een derde zoals Grondmij;
5. HSGV II veroordeelt in de kosten van dit geding.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
De rechtbank gaat er verder van uit dat na de totstandkoming van het werkplan de opschoon- en asbestsaneringswerkzaamheden (huis, loods) met bekwame spoed door HSGV II zullen worden opgepakt. Uiterlijk in november 2021 of zoveel eerder als mogelijk moet [gedaagde 1] dan zijn werkzaamheden kunnen aanvangen. Hiertoe zal de rechtbank [gedaagde 1] veroordelen. Vanwege de onzekerheden met betrekking tot het exacte tijdstip van het gereedkomen van het werkplan en de afronding van zaken voorafgaand aan de start van de werkzaamheden door [gedaagde 1] , zal de rechtbank geen dwangsom verbinden aan deze veroordeling. Evenmin zal de rechtbank bepalen, zoals gevorderd, dat [gedaagde 1] werkzaamheden voor een vast bedrag van € 100.000,00 worden uitgevoerd. Zoals hieronder onder 4.19 wordt overwogen, geldt voor de werkzaamheden van [gedaagde 1] het prijspeil op het tijdstip van uitvoering. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde 1] zijn werkzaamheden voortvarend zal oppakken, voortzetten én afronden. Voor zover [gedaagde 1] het punt van hergebruik op locatie nog aanstipt, overweegt de rechtbank dat het risico van hergebruik op locatie voor HSGV II is, zoals beslist in het vonnis van 8 juni 2016. Dit punt behoeft dus niet in de weg te staan aan een voortvarende start door [gedaagde 1] .
trachtenter plekke een woonbestemming te realiseren. Het betreft hier een inspanningsverplichting en geen juridische verbintenis van HSGV II jegens [gedaagde 1] om ervoor zorg te dragen dat de grond van HSGV II achter het huis van [gedaagde 1] daadwerkelijk een woonbestemming krijgt.
zijn rol kan spelenom binnen het vooraf afgegeven budget m.b.t. woon- en bouwrijp maken alsmede het graven van de bouwkuip middels bouwteam de werkzaamheden ter hand kan nemen. Verder is in de brief vermeld dat de budgetten in overleg en naar redelijkheid worden vastgesteld, waarbij mogelijk derden om een second opinion zullen worden gevraagd.
Zoals hiervoor is overwogen was een nadere uitwerking van “de overeenkomst” nodig waaromtrent partijen verschillende visies hebben. Er is inmiddels meer dan dertien jaar verstreken sinds de uitgesproken intenties. [gedaagde 1] heeft geen omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat het afbreken van de onderhandelingen door HSGV II in dit geval onaanvaardbaar moet worden geacht. De rechtbank komt op grond van het voorgaande dan ook tot de conclusie dat HSGV II niet gehouden is (opnieuw) in overleg en onderhandeling met [gedaagde 1] te gaan over de door hem verlangde grondwerkzaamheden op de ontwikkellocatie, nog daargelaten dat bezwaarlijk op voorhand kan worden geoordeeld dat een opdracht aan [gedaagde 1] de uitkomst van de onderhandelingen zou moeten zijn.