In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot nihilstelling van kinderalimentatie en partneralimentatie. De man, die als taxichauffeur werkt, heeft verzocht om de alimentatieverplichtingen te wijzigen naar nihil, omdat hij door de coronacrisis onvoldoende inkomsten genereert. De man ontvangt een TOZO-uitkering, maar deze is niet voldoende om zijn vaste lasten te dekken, laat staan de alimentatieverplichtingen. De vrouw heeft verweer gevoerd en betoogd dat de man zijn verzoek zonder overleg heeft ingediend en dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente de inning van de alimentatie heeft overgenomen en opgeschort vanwege de coronacrisis. De rechtbank oordeelt dat de man op dit moment geen belang heeft bij zijn verzoek, omdat de gemeente de inning van de alimentatie niet met terugwerkende kracht zal innen. De rechtbank wijst het verzoek van de man af, met de opmerking dat hij in de toekomst, indien nodig, een nieuw verzoek kan indienen na overleg met de vrouw en de gemeente.