In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen verzoeker en verweerder. Verzoeker, de vader van een slachtoffer dat een hersenbloeding heeft gehad, stelde verweerder aansprakelijk voor psychisch letsel dat hij zou hebben opgelopen door de confrontatie met zijn dochter in een hulpeloze toestand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad van verweerder jegens verzoeker, omdat het relativiteitsvereiste ontbreekt. Dit houdt in dat de geschonden norm niet strekt tot bescherming van het belang van verzoeker. De kantonrechter heeft verder overwogen dat de gestelde psychische schade niet is aangetoond als zijnde veroorzaakt door het handelen van verweerder. De verzoeken van verzoeker zijn dan ook afgewezen. De kantonrechter heeft ook de kosten van het deelgeschil afgewezen, omdat verzoeker ten onrechte verweerder aansprakelijk heeft gehouden voor de schade.