ECLI:NL:RBNHO:2021:1531

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
7989556
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot compensatie op basis van schemawijziging van vlucht

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways Plc vanwege een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de luchtvaartmaatschappij voor een reeks van vluchten van Koh Samui naar Amsterdam via Bangkok en Londen. Door een schemawijziging van vlucht BA10, die op 6 mei 2019 plaatsvond, kwam de overstaptijd tussen de vluchten onder de minimale vereiste tijd. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht, maar arriveerden alsnog met vertraging. Ze vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor vertragingen en annuleringen van vluchten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft het verweer van de vervoerder beoordeeld. De vervoerder stelde dat de passagiers niet aan hun stelplicht hadden voldaan, maar de kantonrechter oordeelde dat de passagiers voldoende informatie hadden verstrekt in hun dagvaarding. De rechter concludeerde dat de Verordening geen grondslag biedt voor een vordering op basis van een schemawijziging, wat leidde tot de afwijzing van de vordering van de passagiers. De passagiers werden ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij ongelijk kregen in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7989556 \ CV EXPL 19-12461
Uitspraakdatum: 3 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk, mede kantoorhoudend te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 juli 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 6 mei 2019 diende te vervoeren van Koh Samui, Thailand, naar Bangkok, Thailand, met vluchtnummer BA7952 en van Bangkok naar Londen (Heathrow), Verenigd Koninkrijk, met vluchtnummer BA10 en van Londen naar Amsterdam-Schiphol, met vluchtnummer BA444.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou vlucht BA7952 op 6 mei 2019 om 8.00 uur lokale tijd vertrekken vanaf Koh Samui en om 9.15 uur lokale tijd arriveren in Bangkok. Vlucht BA10 zou vervolgens om 12.00 uur lokale tijd vertrekken uit Bangkok en om 19.15 uur lokale tijd arriveren in Londen (Heathrow). Vlucht BA444 zou vervolgens om 19.35 uur lokale tijd vertrekken uit Londen (Heathrow) en om 21.55 uur lokale tijd aankomen op Amsterdam-Schiphol.
2.3.
Er heeft een schemawijziging van vlucht BA10 plaatsgevonden. Hierdoor kwam de overstaptijd tussen de vluchten BA10 en BA444 onder de minimale overstaptijd. De passagiers zijn omgeboekt naar vlucht BA428. Vlucht BA428 stond gepland te vertrekken vanaf Londen (Heathrow) op 7 mei 2019 om 6.40 uur lokale tijd en zou aankomen op Amsterdam-Schiphol om 9.05 uur lokale tijd.
2.4.
De passagiers hebben zichzelf omgeboekt naar vlucht BA430.
2.5.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming aangekomen.
2.6.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.7.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
Op het verweer van de vervoerder wordt – voor zover van belang – bij de beoordeling nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert primair aan dat de passagiers niet aan hun stelplicht hebben voldaan. De kantonrechter overweegt dat alhoewel moet worden nagegeven dat de passagiers slechts het minimale in de dagvaarding hebben vermeld, in de dagvaarding is aangegeven dat een beroep wordt gedaan op de compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening en is daarbij de aankomst- en vertrekplaats, het vluchtnummer, de datum van de vlucht en de passagiers bij name benoemd, onder overlegging van de boekingsbevestigingen. Het is, na indiening van een claim, aan de luchtvaartmaatschappij – die immers over alle gegevens beschikt waarom de geboekte vlucht niet tijdig kon worden uitgevoerd door haar – om, indien van toepassing, een beroep op buitengewone omstandigheden te doen, aan te geven wat zij aan redelijke maatregelen heeft genomen en dit deugdelijk met feiten en stukken te onderbouwen. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder, nu het voor haar zonder meer duidelijk was waartegen zij zich moest verweren, zij niet in haar procesbelang is geschaad. Het primaire verweer van de vervoerder faalt derhalve.
4.3.
Als onbetwist staat vast dat de passagiers zijn omgeboekt naar vlucht BA428, omdat de overstaptijd tussen de oorspronkelijk geboekte vluchten BA10 en BA444, als gevolg van een schemawijziging van vlucht BA10, onder de minimale overstaptijd kwam. Anders dan de passagiers stellen maakt het voor het instellen van een vordering wel degelijk uit of er sprake is van een annulering of een schemawijziging. De Verordening biedt namelijk geen grondslag voor een vordering op grond van een schemawijziging. Om die reden zal de kantonrechter de vordering van de passagiers dan ook afwijzen. De nevenvorderingen volgen hetzelfde lot.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter