ECLI:NL:RBNHO:2021:1532

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
8121724
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van haar vlucht, die resulteerde in het missen van een aansluitende vlucht. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagier claimde een bedrag van € 250,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De vervoerder, Lufthansa, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op haar eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de rechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen, en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent luchtreizen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen niet verplicht zijn tot compensatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8121724 \ CV EXPL 19-16313
Uitspraakdatum: 3 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] , Polen
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen, Duitsland, mede kantoorhoudend te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 10 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 17 mei 2019 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Frankfurt, Duitsland, met vluchtnummer LH993 en van Frankfurt naar Krakow, Polen, met vluchtnummer LH1368.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou vlucht LH993, hierna: de vlucht, om 12.50 uur UTC vertrekken vanaf Amsterdam-Schiphol en om 13.55 uur UTC arriveren in Frankfurt. Vlucht LH1368 zou om 14.40 uur UTC vertrekken vanaf Frankfurt en om 16.10 uur UTC arriveren in Krakow.
2.3.
Vlucht LH993 is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier heeft haar eindbestemming Krakow meer dan drie uur later bereikt.
2.4.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat vlucht LH993 onderdeel uitmaakt van de rotatie Frankfurt – Amsterdam - Frankfurt (LH992/LH993). De voorafgaande vlucht (LH992) is in plaats van om 11.50 uur UTC met een vertraging van 43 minuten om 12.33 uur UTC aangekomen op Amsterdam-Schiphol wegens instructies van de luchtverkeersleiding. Vlucht LH993 is door de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht met een vertraging van 47 minuten om 14.42 uur UTC in Frankfurt aangekomen, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Krakow heeft gemist. De vervoerder moet gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding. Dit is een oncontroleerbare situatie die de vervoerder kon voorkomen noch kon beperken. Zij heeft een overstaptijd van 45 minuten ingepland – de minimum overstaptijd te Frankfurt is 45 minuten – en heeft derhalve alle redelijke maatregelen genomen die van haar gevergd konden worden, aldus de vervoerder.
4.2.
De vervoerder betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.1.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op haar eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is de vervoerder niet verplicht de passagier te compenseren zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
5.2.
Ten aanzien van dit beroep geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 15 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht, of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Buitengewone omstandigheden die zich op de (voor-)voorgaande vlucht hebben voorgedaan, kunnen in beginsel doorwerken op de vlucht in kwestie.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de voorafgaande vlucht (LH992) een latere slottijd toegekend heeft gekregen en met een vertraging van 43 minuten om 12.33 uur UTC is aangekomen op Amsterdam-Schiphol. Ter onderbouwing legt Lufthansa het vluchtrapport van vlucht LH992 over. Zij licht toe dat de luchtverkeersleiding vlucht LH992 wegens vertragingscode 83 (beperkingen van de luchtverkeersleiding op de luchthaven van bestemming, in casu: Amsterdam-Schiphol) niet liet vertrekken uit Frankfurt. Tevens heeft Lufthansa de slot history overgelegd. Zij heeft toegelicht dat de luchtverkeersleiding om 8.40 uur UTC, derhalve twee uur voor vertrek, de oorspronkelijke slottijd van 10.40 uur UTC introk en verving door de nieuwe slottijd van 11.45 uur UTC, welke slottijd de vervoerder heeft gebruikt. De slot history vermeldt eveneens vertragingscode 83, aldus de vervoerder.
5.4.
De vervoerder verwijst verder naar het vluchtrapport van de vlucht in kwestie en licht toe dat het toestel dat de vlucht in kwestie uitvoerde wegens vertragingscode 93 (vertraagde aankomst vorige vlucht LH992) 23 minuten vertrekvertraging heeft opgelopen. Voorts was er sprake van een vertraagde start-up (vertragingscode 89O), welke een vertraging van 17 minuten heeft veroorzaakt. Vlucht LH993 is uiteindelijk in plaats van om 12.50 uur UTC om 13.30 uur UTC vertrokken en in plaats van om 13.55 uur UTC met een vertraging van 47 minuten om 14.42 uur UTC aangekomen in Frankfurt. De passagier heeft daardoor haar aansluitende vlucht LH1368 naar Krakow, met een gepland vertrek van 16.40 uur UTC vanaf Frankfurt, gemist. De vervoerder kan niet anders dan de instructies van de luchtverkeersleiding opvolgen, aldus nog steeds de vervoerder.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat zowel een slotbericht als een vertraagde start-up kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de Considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Lufthansa heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat de luchtverkeersleiding een nieuwe slottijd heeft opgelegd aan het toestel dat vlucht LH992 uitvoerde, alsook dat vlucht LH993 te maken kreeg met een vertraagde start-up.
5.6.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of de buitengewone omstandigheden die zich op de voorgaande vlucht hebben voorgedaan, doorwerken naar de vlucht in kwestie. Voldoende gebleken is dat de vertraging van vlucht LH992 direct effect heeft gehad op de uitvoering van vlucht LH993. Deze vluchten zijn immers onderdeel van de rotatievlucht Frankfurt – Amsterdam – Frankfurt. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH992 werkt naar het oordeel van de kantonrechter door naar het eerste gedeelte van de vlucht in kwestie.
5.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of deze besluiten van de luchtverkeersleiding tot langdurige vertraging hebben geleid, zodat deze als buitengewone omstandigheid kunnen worden aangemerkt. Deze vraag beantwoordt de kantonrechter bevestigend. Vast staat dat de voorafgaande vlucht met een vertraging van 43 minuten is aangekomen op Amsterdam-Schiphol, waardoor vlucht LH993 23 minuten later kon vertrekken. De vertrekvertraging liep door de vertraagde start-up van vlucht LH993 17 minuten verder op, zodat de totale vertrekvertraging 40 minuten bedroeg. Vlucht LH993 is met een vertraging van 47 minuten aangekomen in Frankfurt. Als gevolg van deze vertraging heeft de passagier haar aansluitende vlucht gemist, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een vertraging op de eindbestemming van meer dan drie uur.
5.8.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 45 minuten gepland. De minimale overstaptijd in Frankfurt bedraagt 45 minuten. De vervoerder heeft tussen beide vluchten geen reservetijd bovenop de overstaptijd gereserveerd, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd. Dit neemt niet weg dat de passagier in Frankfurt een aankomstvertraging van 47 minuten had en dat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. Daarbij heeft de vervoerder toegelicht dat zij de passagier naar de eerst mogelijke vervoersmogelijkheid met voldoende plaats heeft omgeboekt. Dit wordt door de passagier betwist. Echter, de passagier heeft niet aangetoond dat er een eerder alternatief mogelijk was, zodat niet vast is komen te staan dat de passagier sneller naar haar eindbestemming vervoerd had kunnen worden. De conclusie is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zodat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt.
5.9.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven geen bespreking meer.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter