ECLI:NL:RBNHO:2021:1595

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
C/15/312302 / JU RK 21-115
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na zorgen over veiligheid en opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 februari 2021 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft verzocht om de kinderen nog drie maanden in een pleeggezin te laten wonen, omdat er zorgen waren over de veiligheid thuis. De ouders, die doof zijn, hebben verschillende hulp ontvangen, maar de situatie thuis is onveilig gebleken. De kinderrechter heeft de zaak behandeld zonder publiek en heeft zowel met de jeugdbeschermer als met de ouders gesproken. De ouders hebben aangegeven het niet eens te zijn met de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de kinderen in een crisispleeggezin moeten blijven wonen tot 1 mei 2021. De ouders moeten werken aan de voorwaarden die gesteld zijn door de jeugdbeschermer om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de vader ook hulp moet zoeken om beter met zijn boosheid om te gaan, gezien de zorgen over zijn gewelddadige gedrag. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk van kracht is.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/312302 / JU RK 21-115
datum uitspraak: 1 februari 2021
beschikking uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam.
ever de kinderen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 1]
,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende te [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende te [plaats] .

1.Het verzoek, de verslagen en de zitting

1.1
De kinderrechter heeft het volgende gelezen:
- het verzoek van de William Schrikker Stichting, een verslag van [de jeugdbeschermer] (de jeugdbeschermer) en verslagen van de hulpverlening, binnengekomen bij de administratie van de rechtbank op 20 en 28 januari 2021.
1.2
Op 1 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak op een zitting zonder publiek behandeld. De kinderrechter heeft hierbij gesproken met:
- [de jeugdbeschermer] ;
- de ouders.
1.3
Omdat beide ouders doof zijn, was op de zitting ook een gebarentolk aanwezig, [gebarentolk] .

2.Belangrijke informatie

2.1
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn op 1 mei 2020 onder toezicht gesteld.
2.3
Op 20 januari 2021 heeft de kinderrechter besloten dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met spoed in een pleeggezin moesten worden geplaatst, in ieder geval voor vier weken.
2.4
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen op dit moment in een crisispleeggezin.

3.Wat vraagt de jeugdbeschermer aan de kinderrechter?

3.1
De jeugdbeschermer heeft aan de kinderrechter gevraagd om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog drie maanden in een pleeggezin te laten wonen, omdat zij al een tijd zorgen heeft over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het is thuis niet altijd veilig genoeg voor de kinderen. Op 17 januari is het thuis weer uit de hand gelopen. De jeugdbeschermer heeft gehoord dat de vader boos werd op de moeder, omdat [minderjarige 2] op een zwevende tv-kast was geklommen. In zijn boosheid heeft hij [minderjarige 2] een duw gegeven, waardoor [minderjarige 2] met zijn hoofd tegen de tafel is gevallen. Daarna liep de vader dreigend op de moeder af en gaf hij haar met zijn vuist een stomp in haar zij. Omdat de vader boos bleef, is de moeder met [minderjarige 2] naar [naam 1] (iemand die zij goed kent) gegaan.
3.2
Door alles wat er is gebeurd vindt de jeugdbeschermer het voor de kinderen op dit moment thuis niet veilig genoeg. Er is al veel geprobeerd om te zorgen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] thuis konden blijven wonen, maar de zorgen blijven bestaan. De ouders hebben veel hulp gekregen van De Waerden ( [naam 2] ) en familieleden en ze doen hun best om goed voor de kinderen te zorgen. Toch lukt dit niet altijd goed genoeg. Ook begrijpen de ouders de zorgen niet altijd. De jeugdbescherming twijfelt daarom of de ouders [minderjarige 1] en [minderjarige 2] goed genoeg kunnen verzorgen en opvoeden. Ook maakt de jeugdbeschermer zich zorgen over de boze buien van de vader, zeker nadat hij de moeder op 17 januari in zijn boosheid heeft geslagen, waar [minderjarige 2] bij was.
3.3
In de komende maanden zal de jeugdbeschermer basisvoorwaarden op papier zetten. Dit zijn de dingen waar de ouders aan moeten werken om te zorgen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] thuis veilig zijn. Een voorwaarde zal bijvoorbeeld zijn dat de ouders leren hoe zij beter met elkaar kunnen praten. Ook is het belangrijk dat de vader een training volgt om te leren hoe hij
beter met zijn boosheid om kan gaan. Verder zal uitgezocht moeten worden of er thuis nog meer dingen zijn gebeurd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben aan hun pleegouders namelijk verteld dat zij thuis elke dag werden geslagen. Dit is heftig en daarom moet goed bekeken worden wat er precies aan de hand is.

4.Wat vinden de ouders?

4.1
De ouders hebben aan de kinderrechter verteld dat zij het er niet mee eens zijn dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog langer in het pleeggezin blijven. De ouders willen dat de kinderen zo snel mogelijk naar huis komen.
4.2
Over wat er op 17 januari is gebeurd, heeft de vader verteld dat [minderjarige 2] op de
tv-kast was geklommen. De vader stond op dat moment in de keuken. De moeder was in
de huiskamer, maar zag door haar oogaandoening niet wat er was gebeurd. De vader werd boos, omdat [minderjarige 2] van de kast had kunnen vallen en zich had kunnen bezeren. Hij heeft toen met zijn knie de moeder in haar zij geraakt. Hij heeft [minderjarige 2] niet geslagen. De vader had spray voor de televisie vast en probeerde [minderjarige 2] daar vandaan te begeleiden. Hij kwam daarbij tegen zijn hoofd aan. [minderjarige 2] viel toen uit zichzelf.
De vader begrijpt dat de jeugdbeschermer zich zorgen maakt. Hij heeft zelf ook zorgen, omdat het de moeder niet altijd lukt om goed voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te zorgen. De vader werkt veel en kan haar dan niet helpen. De moeder heeft daarom hulp nodig. De vader heeft zelf geen hulp nodig. Hij weet goed hoe hij voor zijn kinderen kan zorgen en hoe hij zijn emoties onder controle kan houden.
4.3
De moeder heeft over 17 januari verteld dat het klopt dat de vader haar heeft geslagen. De vader was boos, omdat de moeder door haar oogaandoening niet had gezien
dat [minderjarige 2] op de tv-kast was geklommen. De klap deed pijn en de moeder en [minderjarige 2] waren bang voor de vader. Ze kon er op dat moment niet over praten met de vader omdat hij boos bleef. Daarom is de moeder met [minderjarige 2] naar [naam 1] gegaan. De moeder heeft later met de vader gepraat over de situatie en zij hebben elkaar vergeven.
De moeder heeft samen met de vader nagedacht over een plan voor de toekomst. Het plan is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een paar dagen per week naar de buitenschoolse opvang gaan, totdat de vader thuiskomt van zijn werk. Op de andere dagen krijgt de moeder hulp van [naam 2] van De Waerden. In het weekend kunnen de ouders dan samen voor de kinderen zorgen.
Verder heeft de moeder verteld dat de zorgen van de peuterspeelzaal niet kloppen. Ze helpen haar daar helemaal niet als ze de kinderen brengt. [minderjarige 2] wil dan niet naar binnen en dan doen ze niks. Het klopt ook niet dat de kinderen alleen in het donker buiten speelden.
De moeder vindt het belangrijk dat er duidelijke verslagen door de hulpverlening worden geschreven, zodat er geen misverstanden meer kunnen ontstaan. De verslagen die ze nu krijgt zijn vaak erg lang en er staan ingewikkelde woorden in.

5.Wat vindt de kinderrechter?

5.1
Op basis van alle verslagen in het dossier en wat er op de zitting door de jeugdbeschermer en de ouders is verteld, vindt de kinderrechter dat het besluit om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op 20 januari met spoed in een pleeggezin te plaatsen, een goed besluit is geweest. Ook vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog langer in het pleeggezin blijven wonen. De kinderrechter zal hieronder uitleggen waarom hij dat vindt.
5.2
Het is duidelijk dat de ouders heel veel van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] houden en erg hun best doen om zo goed mogelijk voor hen te zorgen. De ouders krijgen hier ook veel hulp bij. Toch zijn er ook veel zorgen over de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de opvoedsituatie bij de ouders thuis. De vader kan erg boos worden en hij heeft in zijn boosheid geweld gebruikt tegen de moeder, wat [minderjarige 2] heeft gezien. Dat mag echt niet meer gebeuren.
Voor de moeder is het door haar slecht zicht en gehoor moeilijk om goed op de kinderen te letten. Er zijn veel situaties die verkeerd kunnen aflopen, bijvoorbeeld het toezicht op straat en in huis. Zoals de situatie met de tv-kast. De vader is er dan vaak niet bij omdat hij veel werkt. Ook is het voor de ouders moeilijk om goed om te gaan met lastig gedrag van de kinderen. De ouders binden bijvoorbeeld de deur van de slaapkamer dicht, zodat de kinderen in de nacht de kamer niet uit kunnen. Maar daarmee sluiten ze de kinderen eigenlijk op en dat is niet goed. Verder zijn de ouders het vaak niet eens over de opvoeding, waardoor ze ruzie gaan maken. De ouders krijgen veel tips van de hulpverlening en ze proberen daar naar te luisteren, maar het lukt de ouders niet goed om een tip te gebruiken als de situatie net iets anders is dan de vorige keer.
5.3
In de komende maanden moet daarom goed gekeken worden wat er nodig is om ervoor te zorgen dat de kinderen thuis veilig zijn en dat de opvoedsituatie beter wordt. De ouders hebben zelf al een plan gemaakt, maar omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog zo jong zijn en er veel zorgen zijn, is dat plan niet genoeg. Dit betekent dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment niet naar huis kunnen.
Waar de kinderrechter zich net als de jeugdbeschermer extra zorgen over maakt is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het pleeggezin hebben verteld dat zij thuis elke dag werden geslagen. De kinderrechter weet niet of dit waar is, want hij was er zelf niet bij. Er moet daarom goed worden uitgezocht wat er precies aan de hand is. Het is niet goed als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] elke dag zijn geslagen, maar ook als de kinderen dit hebben verzonnen maakt de kinderrechter zich zorgen.
5.4
De kinderrechter zal beslissen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in elk geval nog drie maanden in het pleeggezin moeten blijven, dus tot 1 mei 2021. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is het belangrijk
dat de ouders in de komende maanden hun best gaan doen om te werken aan de dingen
die volgens de jeugdbeschermer en de hulpverlening belangrijk zijn voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader vindt hulp voor zichzelf niet nodig, maar toch vindt de kinderrechter het belangrijk dat ook hij aan de hulp gaat meewerken. De kinderrechter heeft op de zitting namelijk gemerkt dat de vader niet genoeg in de gaten heeft hoe groot de zorgen over de kinderen zijn. Ook geeft de vader aan dat hij weet hoe hij met zijn boosheid om kan gaan, terwijl dit hem op 17 januari niet is gelukt. Een training zou de vader hierbij kunnen helpen.
5.5
Of [minderjarige 1] en [minderjarige 2] na 1 mei 2021 weer naar huis kunnen weet de kinderrechter nog niet. De ouders zullen in de komende maanden in ieder geval hard moeten werken. De jeugdbeschermer zal met haar collega’s gaan overleggen over de bodemeisen voor een thuisplaatsing, een eventueel terug-naar-huis-onderzoek of vooronderzoek en of het nodig is dat de kinderen na 1 mei 2021 ook nog in een pleeggezin blijven wonen.
Als de jeugdbeschermer verlenging van de uithuisplaatsing nodig vindt, dan zal zij weer om toestemming van de kinderrechter vragen en een verslag voor de kinderrechter schrijven. Voordat de kinderrechter dan een beslissing neemt zal hij (of een collega van hem) weer met de jeugdbeschermer en de ouders gaan praten om te kijken hoe het met de ouders en de kinderen gaat en wat voor de kinderen het beste is.

6.De beslissing

De kinderrechter:
- verleent machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats]
in een crisispleeggezin, voor de duur van drie maanden, te weten tot 1 mei 2021;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
S. Rebel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 22 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam