Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding, met 24 producties;
- de conclusie van antwoord, met 3 producties;
- het tussenvonnis van 9 september 2020;
- de van de zijde van [F] op 16 november ingekomen akte houdende reactie op het niet- ontvankelijkheidsverweer;
- de door [B] op 17 november 2020 ingezonden productie 4;
- de mondelinge behandeling van 2 december 2020.
2.De feiten
vernieuwen van de dakpannen voordak”.Het daarvoor geoffreerde bedrag is in totaal € 2.933,35 inclusief btw.
Onderwerp: in gebrekenstelling
Inmiddels is gebleken dat het door u aangelegde pannendak gebreken vertoont. (…)
3.Het geschil
(i) een bedrag van € 41.127,03 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2018 tot aan de dag van betaling,
(ii) een bedrag van € 1.186,27 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juni 2020 tot aan de dag van voldoening;
(iii) een bedrag van € 954,25 aan kosten in verband met de door [F] ingeschakelde deskundige, te vermeerderen met rente vanaf 12 juni 2020 tot aan de dag der voldoening;
(iv) de kosten van de procedure, te vermeerderen met rente, alsmede te vermeerderen met de nakosten.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 9 en 10.1. van de AVA 1992 is de onderhoudstermijn van dit werk eind april 2012 verstreken en kan [B] vanaf dat moment niet meer aansprakelijk worden gehouden voor eventuele gebreken aan het door hem verrichte werk. Daar komt bij dat [F] op grond van artikel 10 lid 2 AVA 1992 niet in zijn vordering kan worden ontvangen. Immers, de vordering is ingesteld na verloop van 5 jaren na het vestrijken van de onderhoudstermijn.
Los van het voorgaande is ook geen sprake van enig gebrek en mocht daar wel sprake van zijn dan is [B] daarvoor niet aansprakelijk. Tot slot betwist [B] de – volgens hem – absurde hoogte van de door [F] begrote schade.
4.De beoordeling
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)