ECLI:NL:RBNHO:2021:1797

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
C/15/304420 / HA RK 20-120
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige psychiater in verband met PTSS-onderzoek na arbeidsomstandigheden

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, is op 4 maart 2021 een verzoek behandeld van [verzoeker] tegen de stichting SIG. [verzoeker] heeft verzocht om de benoeming van een deskundige psychiater om te onderzoeken of zijn posttraumatische stressstoornis (PTSS) het gevolg is van zijn arbeidsomstandigheden bij SIG. Tijdens zijn dienstverband heeft [verzoeker] zorg verleend aan een terminale cliënte, wat hem emotioneel heeft belast. Hij heeft een gesprek met zijn leidinggevende als zeer onprettig ervaren, wat bijgedragen zou hebben aan zijn PTSS. SIG heeft de aansprakelijkheid afgewezen en verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoeker]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aanleiding is voor een deskundigenonderzoek en heeft prof. dr. H.J.C. van Marle benoemd als deskundige. De rechtbank heeft de kosten van het onderzoek vastgesteld op € 5.267,50 en bepaald dat [verzoeker] het voorschot moet betalen. De deskundige zal de vragen omtrent de mogelijke oorzaken van de PTSS en de ernst van de stoornis onderzoeken. De rechtbank benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/304420 / HA RK 20-120
Beschikking van 4 maart 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. E.A. Bootsma te Etten-Leur,
tegen
de stichting
STICHTING SIG,
ORGANISATIE VOOR ONDERSTEUNING VAN MENSEN MET EEN BEPERKING,
gevestigd te Beverwijk,
verweerster,
advocaat mr. H.J. Amsing te Sliedrecht.
Partijen zullen hierna “[verzoeker]” en “SIG” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift (met producties 1 tot en met 20), en
  • het verweerschrift.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020, in verband met de Covid-19 maatregelen via een Skypeverbinding.
Verschenen zijn: [verzoeker] bijgestaan door mr. Bootsma voornoemd en namens SIG mevrouw [verzoeker], clustermanager wonen, bijgestaan door mr. Amsing voornoemd. Alle aanwezigen waren zichtbaar en hoorbaar voor elkaar.

2.De feiten

2.1.
SIG is een organisatie die begeleiding bij wonen aanbiedt voor mensen met een beperking. SIG biedt een levensbrede en levenslange begeleiding. De medewerkers van SIG voeren geen verpleegkundige handelingen uit maar ondersteunen alleen bij persoonlijke verzorging. SIG is geen verpleeginstelling.
2.2.
[verzoeker] was sinds 1 juni 2004 tot medio 2020 werkzaam bij SIG. Tijdens het dienstverband van [verzoeker] heeft één van de bewoners (hierna: [voornaam]) van SIG de diagnose leverkanker gekregen. De 75-jarige [voornaam] is tot haar dood in februari 2019 bij SIG blijven wonen. [verzoeker] heeft haar in deze periode verzorgd.
2.3.
Op 21 februari 2019 heeft tussen [verzoeker] en zijn leidinggevende en de clustermanager een gesprek plaatsgevonden.
2.4.
Op 18 juli 2019 is SIG namens [verzoeker] aansprakelijk gesteld voor het ontstaan van zijn PTSS op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.5.
Per brief van 22 januari 2020 is de aansprakelijkheid namens SIG afgewezen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank – samengevat –
I. te bepalen dat een voorlopig deskundigenbericht dient te worden uitgebracht waarbij de vraagstelling van [verzoeker] wordt gehanteerd en de door [verzoeker] voorgestelde deskundige wordt benoemd;
II. te bepalen dat aan de deskundige een afschrift wordt verstrekt van het verzoekschrift inclusief alle producties;
III. te bepalen dat SIG verplicht is mee te werken aan het deskundigenonderzoek;
IV. de termijn vast te stellen waarbinnen de deskundige aan de rechtbank moet rapporteren.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn verzoek voert [verzoeker] het volgende aan.
Tijdens zijn werkzaamheden bij SIG is [voornaam] respectloos behandeld. [verzoeker] is er getuige van geweest dat [voornaam] zwart moest spugen. Dit was een week voor haar overlijden. Dit incident heeft [verzoeker] zeer aangegrepen. Voorts heeft [verzoeker] het gesprek op 21 februari 2019 tussen hem en zijn leidinggevende en de clustermanager als zeer vervelend ervaren omdat hij zich onveilig en geïntimideerd voelde.
Na doorverwijzing door zijn huisarts heeft een EMDR-therapeute vastgesteld dat [verzoeker] kampt met PTSS veroorzaakt door een dubbel trauma:
de respectloze wijze waarop [voornaam] is behandeld en haar spugen;
het nare gesprek met de leidinggevende en de clustermanager.
Volgens de medisch adviseur van [verzoeker] kampt [verzoeker] met een arbeidsgerelateerde PTSS. Daarnaast zijn er ook niet-werkgerelateerde factoren waarmee volgens de medisch adviseur rekening moet worden gehouden. De medisch adviseur heeft geadviseerd een psychiatrische expertise te gelasten.
[verzoeker] wil kunnen beoordelen of het zinvol is de aansprakelijkheidsvraag in een (bodem)procedure aan de rechter voor te leggen. Hij moet in een dergelijke procedure bewijzen dat hij zijn werkzaamheden heeft verricht onder omstandigheden die schadelijk konden zijn voor zijn gezondheid. Daarnaast moet hij aannemelijk maken dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt. [verzoeker] wil dat een psychiater onderzoekt of de PTSS waaraan hij kampt een gevolg kan zijn van zijn arbeidsomstandigheden. Hij verzoekt prof. dr. H.J.C. van Marle als deskundige te benoemen. Naar mening van [verzoeker] dient een aangepaste IWMD-vraagstelling aan deze deskundige te worden voorgelegd.
3.3.
SIG voert gemotiveerd verweer. Zij stelt dat het verzoekschrift niet terzake dienend en voldoende concreet is. Toewijzing van het verzoek moet in strijd met de goede procesorde worden geacht. [verzoeker] maakt misbruik van zijn bevoegdheid met het verzoek een voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten en [verzoeker] heeft geen belang bij toewijzing van zijn verzoek. Subsidiair stelt SIG enkele aanvullende vragen voor aan de deskundige.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. Een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van dat uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten of omstandigheden waardoor hij zijn procespositie beter kan beoordelen.
4.2.
Bij de beoordeling van het verzoek komt de rechter geen discretionaire bevoegdheid toe. Het verzoek dient in beginsel te worden toegewezen, mits het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Afwijzing van het verzoek is slechts aan de orde indien de rechter van oordeel is dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat van de bevoegdheid om de toepassing van het middel te verlangen misbruik wordt gemaakt of op grond van een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts moet degene die de rechtbank verzoekt een voorlopig deskundigenbericht te gelasten conform de in artikel 3:303 BW neergelegde regel voldoende belang hebben bij dat verzoek.
4.3.
De rechtbank verwerpt de standpunten van SIG dat het verzoek van [verzoeker] niet terzake dienend en voldoende concreet is, in strijd met de goede procesorde is en dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek. Tussen partijen staat vast dat bij [verzoeker] een vermoeden van PTSS is geconstateerd. Ook staat vast dat PTSS een stoornis is die wordt veroorzaakt door een ingrijpende traumatische gebeurtenis. Doel van het verzoek van [verzoeker] is dat onderzocht wordt of zijn gezondheidsklachten te maken kunnen hebben met de omstandigheden waaronder hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten. [verzoeker] heeft daarbij naar voren gebracht dat er twee mogelijke oorzaken zijn die zijn PTSS kunnen hebben veroorzaakt. Begrijpelijkerwijs heeft [verzoeker] deze oorzaken beschreven op de manier zoals hij deze heeft ervaren. Het is aan de te benoemen psychiater te beoordelen of de door [verzoeker] beschreven omstandigheden tot PTSS hebben kunnen leiden.
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de psychiater de betreffende omstandigheden gaat beoordelen. Dit zal een rechter moeten doen in een eventueel op te starten bodemprocedure.
4.4.
De rechtbank verwerpt ook het standpunt van SIG dat [verzoeker] met zijn verzoek misbruik maakt van zijn bevoegdheid. Ter onderbouwing van dit standpunt voert SIG aan dat elk causaal verband met een onrechtmatig handelen door SIG en de PTSS ontbreekt. Dit staat echter nog niet vast en kan dan ook niet op voorhand leiden tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker]. Het is juist dit causale verband dat [verzoeker] wil proberen aan te tonen.
4.5.
Op grond van vorenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] dient te worden toegewezen. SIG heeft geen bezwaar aangevoerd tegen de door [verzoeker] voorgestelde psychiater. De rechtbank zal deze psychiater, die bereid en in staat is het onderzoek te verrichten, als deskundige benoemen.
4.6.
De deskundige heeft aangegeven zijn onderzoek te willen verrichten door middel van “beeldbellen” en daar ook goede ervaringen mee te hebben. [verzoeker] heeft aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben.
4.7.
Aan de deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
4.8.
De door [verzoeker] voorgestelde vragen zijn gebaseerd op de IWMD-vraagstelling. Daarvoor is in dit geval minder aanleiding, omdat in de onderbouwing van het verzoek twee verschillende momenten worden beschreven die mogelijk een oorzaak kunnen zijn van de (medische) problemen van [verzoeker]: de behandeling van [voornaam] en het als onprettig ervaren gesprek met zijn leidinggevenden. Daarom zullen in dit geval de hierna te vermelden vragen aan de deskundige worden voorgelegd. Daarbij is aangesloten bij de door SIG geformuleerde (aanvullende) vragen, met uitzondering van de laatste vraag. Tegen die vraag heeft [verzoeker] verweer gevoerd. De rechtbank heeft aangesloten bij de suggestie van de te benoemen deskundige om de tweede door SIG geformuleerde vraag aan te passen aangezien de deskundige de rechtbank dan kan voorlichten over de causaliteit en de schade, ook zonder dat er expliciet een PTSS is gediagnosticeerd maar wellicht wel een andere door een trauma veroorzaakte stoornis.
4.9.
De deskundige heeft zijn kosten begroot op een bedrag van € 5.267,50, inclusief BTW. De rechtbank heeft dit schriftelijk aan partijen meegedeeld met het verzoek uiterlijk 12 februari jl. een eventuele reactie aan de rechtbank te zenden. De rechtbank heeft van partijen niets meer vernomen en gaat er derhalve vanuit dat zij met deze kostenbegroting kunnen instemmen.
4.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door verzoeker moeten worden betaald.
4.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.12.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundig psychiater ter beantwoording van de volgende vragen:
Wat is een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en waardoor wordt deze veroorzaakt?
Bestaat er bij betrokkene een psychiatrische, medisch algemeen aanvaarde stoornis?
Zo ja, waardoor wordt deze veroorzaakt en welke beperkingen ondervindt hij hierdoor
(is causaliteit aanwezig)?
Indien u vraag 2 positief heeft beantwoord, dan nog graag de volgende vragen beantwoorden.
Kunt u de ernst van de stoornis aangeven en de duur die redelijkerwijs met de genezing daarvan gemoeid zal zijn? Gelieve deze oordelen zo mogelijk ook te onderbouwen aan de hand van in de literatuur objectieve criteria.
[verzoeker] noemt een tweetal traumatische ervaringen, te weten:
i. de behandeling van een concrete cliënte gedurende de terminale fase in zijn algemeenheid en specifiek een voorval waarbij de betreffende cliënte heeft moeten braken onder de douche in aanwezigheid van [verzoeker];
ii. een concreet gesprek tussen [verzoeker] en diens leidinggevenden d.d. 26 februari 2019.
Acht u de door [verzoeker] gestelde ‘traumatische ervaringen’ voldoende concreet én van voldoende gewicht om een causaal verband te kunnen leggen met de vastgestelde PTSS?
6. Zijn er naar uw oordeel mogelijk nog andere oorzaken aan te wijzen van de vastgestelde PTSS, zoals genoemd wordt het overlijden van de zuster van [verzoeker]?
7. (algemene slotvraag) Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
5.2.
benoemt tot deskundige:
prof. dr. H.J.C. van Marle,
Prinsegracht 41M
2512 EW Den Haag
hjalmar@xs4all.nl
het voorschot
5.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 5.267,50 (inclusief BTW),
5.4.
bepaalt dat verzoeker het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat
bij wijze van uitzondering de griffier hetprocesdossier (verzoekschrift en verweerschrift) in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
5.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,dat de deskundige verzoeker in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn
  • dat, indien verzoeker binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen,
  • dat, indien verzoeker geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden
5.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MKG