ECLI:NL:RBNHO:2021:1814

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
8286065 / CV EXPL 20-895
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievergoeding voor passagiers door luchtvaartmaatschappij na vertraging

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways Plc vanwege een vertraging van hun vlucht op 12 juli 2019. De passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden gesloten, vorderden compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vlucht van Amsterdam naar London had vertraging, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Kuala Lumpur misten en met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aankwamen. De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de voorgaande vlucht hadden vertraagd.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had nagelaten relevante documenten te overleggen die de claim konden onderbouwen. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers recht hadden op compensatie, omdat de vertraging van meer dan drie uur was vastgesteld en de vervoerder niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen.

De vordering van de passagiers werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 3.425,00 aan de passagiers, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 3.000,00 vanaf 12 juli 2019. De proceskosten werden ook toegewezen aan de passagiers, omdat de vervoerder ongelijk had gekregen. Dit vonnis werd uitgesproken door de kantonrechter op 3 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8286065 / CV EXPL 20-895
Uitspraakdatum: 3 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

pro se en handelend in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]

3. [passagier sub 3]

allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mw. L. Bellod Paya (DAS)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc.
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 januari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 12 juli 2019 diende te vervoeren van Amsterdam (Schiphol) naar London (Verenigd Koninkrijk) en vervolgens van London naar Kuala Lumpur (Maleisië).
2.2.
Volgens de overgelegde e-ticket (productie 2 van de dagvaarding) zou de eerste vlucht van Amsterdam naar London om 19:25 uur lokale tijd uit Amsterdam vertrekken en om 19:45 uur lokale tijd in London arriveren. Vervolgens zouden de passagiers met de tweede vlucht van London, om 21:35 uur lokale tijd verder vliegen naar Kuala Lumpur, alwaar de passagiers de volgende dag op 13 juli 2019 om 17:50 uur lokale tijd zouden arriveren op de eindbestemming.
2.3.
De vlucht van Amsterdam naar London (hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen en de passagiers hebben hun overstap in London gemist en zijn met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
De passagiers sub 1 en 2 zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 425,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Allereerst voert zij aan dat de passagiers de langdurige vertraging niet hebben onderbouwd. Voorts staat niet vast hoe de passagiers op de eindbestemming zijn gearriveerd. Daarnaast doet de vervoerder een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden. Voorafgaand aan de rotatie waar de vlucht onderdeel van uitmaakt, zou met hetzelfde toestel ook een andere rotatie worden uitgevoerd. Tijdens de rotatie voorafgaand aan de rotatie waar de vlucht onderdeel van uitmaakt, is vertraging ontstaan als gevolg van slechte weersomstandigheden (onweer) te Frankfurt. Om verdere vertraging voor opvolgende vluchten te voorkomen heeft de vervoerder besloten een ander toestel in te zetten, om de rotatie waar de vlucht onderdeel van is uit te voeren. Dat toestel kreeg echter een TSAT opgelegd tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht en kwam met 108 minuten vertraging aan in Amsterdam. Hierdoor kon de vlucht pas later vertrekken dan gepland en is de vlucht uiteindelijk met 90 minuten vertraging aangekomen in London. De vertraging op de voorgaande vlucht is een gevolg van buitengewone omstandigheden. De vervoerder voert voorts aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel beperken.
4.2.
Verder is de vervoerder geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd omdat de door de gemachtigde van de passagiers verrichte werkzaamheden niet meer zijn geweest dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers hebben nagelaten de langdurige vertraging te onderbouwen. Zij betwist echter niet, zoals zij zelf ook vermeldt in dupliek, dat de passagiers met langdurige vertraging zijn aangekomen. De vervoerder voert aan dat het voor haar niet is vast te stellen hoe de passagiers naar hun eindbestemming zijn gereisd, maar onduidelijk is welke gevolgtrekking zij hieraan verbindt. De kantonrechter zal daarom hieraan voorbijgaan. Voorts hebben de passagiers gesteld dat zij door het missen van de overstap een overnachting hebben gehad in London, welke overnachting door de vervoerder is geregeld. De vervoerder heeft dit eveneens niet betwist. Zodoende kan worden geconcludeerd dat de passagiers te maken hebben gehad met een langdurige vertraging op de eindbestemming van meer dan drie uur. Dit verweer van de vervoerder slaagt daarom niet.
5.3.
Nu vast is komen te staan dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, is de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.5.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft de vervoerder aangevoerd dat het toestel waarmee de voorgaande vlucht en de vlucht uitgevoerd zijn, te maken kreeg met een door het luchtverkeersbeheer opgelegde ‘TSAT delay’ die het gevolg was van weersomstandigheden. Evenwel heeft de vervoerder nagelaten deze stelling te onderbouwen met documenten afkomstig van het luchtverkeersbeheer. Nu de vervoerder dit heeft nagelaten, is niet komen vast te staan dat een besluit van de luchtverkeersleiding voor het toestel waarmee de voorgaande vlucht en de vlucht zijn uitgevoerd (een langdurige) vertraging heeft veroorzaakt.
5.6.
Voorts heeft de vervoerder, ter onderbouwing van diens beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, de ‘OPNL Legs Report’ van de voorgaande vlucht en de vlucht overgelegd (producties A2 en A3 conclusie van antwoord). De voorgaande vlucht (London – Amsterdam) stond gepland te vertrekken om 16:15 uur lokale tijd, maar is vertrokken met een vertraging van 99 minuten en aangekomen in Amsterdam met een vertraging van 108 minuten. De vervoerder heeft echter onvoldoende toegelicht en onderbouwd wat de reden is geweest van de vertrekvertraging van de voorgaande vlucht. In de ‘OPNL Legs Report’ van de voorgaande vlucht staat bij ‘Delay Codes’ weliswaar ‘RO / 83 , AMZ / 15 , AFS / 1’, maar niet duidelijk is geworden waar deze codes precies voor staan. De vervoerder heeft nagelaten dit toe te lichten.
5.7.
Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken, opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat er sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de voorgaande vlucht is vertraagd. Van doorwerking kan dan ook geen sprake zijn. Het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden wordt dan ook verworpen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.8.
De conclusie is dat de vordering van de passagiers tot betaling van de compensatievergoeding zal worden toegewezen.
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen nu gesteld noch gebleken is dat de passagier de buitengerechtelijke kosten hebben voldaan.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.425,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.000,00 vanaf 12 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 106,47;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 436,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter