ECLI:NL:RBNHO:2021:1815

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
8234125 / CV EXPL 19-19560
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievergoeding voor passagiers door vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met British Airways Plc, compensatie gevorderd voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Kuala Lumpur via London op 12 juli 2019. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden een schadevergoeding van € 2.400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in Frankfurt die leidden tot een vertraging van het toestel. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De vervoerder had nagelaten vluchtgegevens te verstrekken die de claim konden onderbouwen. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers recht hadden op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vordering van de passagiers werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8234125 / CV EXPL 19-19560
Uitspraakdatum: 3 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
pro se en handelend in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mw. L. Bellod Paya (DAS)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc.
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben bij akte gereageerd op de producties bij de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 12 juli 2019 diende te vervoeren van Amsterdam (Schiphol) naar London (Verenigd Koninkrijk) en vervolgens van London naar Kuala Lumpur (Maleisië).
2.2.
Volgens de overgelegde e-ticket (productie 2 van de dagvaarding) zou de eerste vlucht van Amsterdam naar London om 19:25 uur lokale tijd uit Amsterdam vertrekken en om 19:45 uur lokale tijd in London arriveren. Vervolgens zouden de passagiers met de tweede vlucht van London, om 21:35 uur lokale tijd verder vliegen naar Kuala Lumpur, alwaar de passagiers de volgende dag op 13 juli 2019 om 17:50 uur lokale tijd zouden arriveren op de eindbestemming.
2.3.
De vlucht van Amsterdam naar London (hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen en de passagiers hebben hun overstap in London gemist en zijn met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
De passagiers zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Voorafgaand aan de rotatie waar de vlucht onderdeel van uitmaakt, zou met hetzelfde toestel ook een andere rotatie worden uitgevoerd. Tijdens de rotatie voorafgaand aan de rotatie waar de vlucht onderdeel van uitmaakt, is vertraging ontstaan als gevolg van slechte weersomstandigheden (onweer) te Frankfurt. Om verdere vertraging voor opvolgende vluchten te voorkomen heeft de vervoerder besloten een ander toestel in te zetten, om de rotatie waar de vlucht onderdeel van is uit te voeren. Dat toestel kreeg echter een TSAT opgelegd tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht en kwam met 108 minuten vertraging aan in Amsterdam. Hierdoor kon de vlucht pas later vertrekken dan gepland en is uiteindelijk met 90 minuten vertraging aangekomen in London. De passagiers hebben hun overstap gemist en zijn omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht naar hun eindbestemming. De vertraging op de voorgaande vlucht is een gevolg van buitengewone omstandigheden. De vervoerder voert voorts aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel beperken.
4.2.
Verder is de vervoerder geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd omdat de door de gemachtigde van de passagiers verrichte werkzaamheden niet meer zijn geweest dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat het oorspronkelijke toestel waarmee de voorgaande vlucht en de vlucht uitgevoerd zouden worden, is verwisseld. Volgens de vervoerder is deze wissel noodzakelijk geweest om verdere vertraging voor de voorgaande vlucht en de vlucht te voorkomen omdat het toestel waarmee deze vluchten uitgevoerd zouden worden vertraagd was door onweer in Frankfurt. Om de vertraging voor de opvolgende rotatie te beperken heeft de vervoerder besloten het toestel te wisselen. Ter onderbouwing van de noodzaak het toestel te wisselen heeft de vervoerder een METAR rapport overgelegd, welke METAR rapport volgens de vervoerder betrekking heeft op de weersomstandigheden ten tijde van de vluchten uit de voorgaande rotatie. Uit het METAR rapport zou volgens de vervoerder moeten blijken dat ten tijde van de vluchten uit de voorgaande rotatie, vertraging is ontstaan vanwege weersomstandigheden. De vervoerder heeft echter nagelaten vluchtgegevens aan te leveren met betrekking tot de vluchten uit de voorgaande rotatie, zodat niet is vast te stellen of de gegevens uit het METAR rapport daadwerkelijk betrekking hebben op het tijdstip dat de vluchten uit de voorgaande rotatie zouden worden uitgevoerd. Het verslag uit productie A1 van de conclusie van antwoord, welk verslag door de vervoerder zelf is opgesteld, levert, tegenover de betwisting van de passagier, onvoldoende bewijskracht op. Immers, niet is komen vast te staan wie het verslag heeft opgesteld en wat de functie van de desbetreffende persoon is geweest. Het had op de weg van de vervoerder gelegen haar standpunt dienaangaande te onderbouwen met vluchtrapportages van de desbetreffende vluchten uit de voorgaande rotatie. Nu de vervoerder dat heeft nagelaten kan niet worden vastgesteld dat de gegevens uit het METAR rapport daadwerkelijk betrekking hebben op de vluchten uit de voorgaande rotatie en aldus kan de noodzaak van het wisselen van het toestel niet worden getoetst, zodat het verweer van de vervoerder op dat punt faalt.
5.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.5.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft de vervoerder voorts aangevoerd dat het toestel waarmee de voorgaande vlucht en de vlucht uitgevoerd zijn, te maken kreeg met een door het luchtverkeersbeheer opgelegde ‘TSAT delay’ die het gevolg was van weersomstandigheden. Evenwel heeft de vervoerder nagelaten deze stelling te onderbouwen met documenten afkomstig van het luchtverkeersbeheer. Zij heeft enkel een ongedateerde brief van ‘Richard’ bij de conclusie van dupliek overgelegd. Onduidelijk is welke functie ‘Richard’ heeft en op welke datum deze brief is opgesteld. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat een besluit van de luchtverkeersleiding voor het toestel waarmee de voorgaande vlucht en de vlucht zijn uitgevoerd (een langdurige) vertraging heeft veroorzaakt.
5.6.
Voorts heeft de vervoerder, ter onderbouwing van diens beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, de ‘OPNL Legs Report’ van de voorgaande vlucht en de vlucht overgelegd (producties A2 en A3 conclusie van antwoord). De voorgaande vlucht (London – Amsterdam) stond gepland te vertrekken om 16:15 uur lokale tijd, maar is vertrokken met een vertraging van 99 minuten en aangekomen in Amsterdam met een vertraging van 108 minuten. De vervoerder heeft echter onvoldoende toegelicht en onderbouwd wat de reden is geweest van de vertrekvertraging van de voorgaande vlucht. In de ‘OPNL Legs Report’ van de voorgaande vlucht staat bij ‘Delay Codes’ weliswaar ‘RO / 83 , AMZ / 15 , AFS / 1’, maar niet duidelijk is geworden waar deze codes precies voor staan. De vervoerder heeft nagelaten dit toe te lichten.
5.7.
Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken, opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat er sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de voorgaande vlucht is vertraagd. Van doorwerking kan dan ook geen sprake zijn. Het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden wordt dan ook verworpen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.8.
De conclusie is dat de vordering van de passagiers tot betaling van de compensatievergoeding zal worden toegewezen.
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen nu gesteld noch gebleken is dat de passagier de buitengerechtelijke kosten hebben voldaan.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.760,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 vanaf 12 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,54;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 436,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter