ECLI:NL:RBNHO:2021:1816

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
8442107 / CV EXPL 20-3229
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Wenen op 4 augustus 2018. De passagiers arriveerden meer dan drie uur later op hun eindbestemming in Teheran, wat hen recht zou geven op compensatie volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding die de vlucht vertraagden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging was veroorzaakt door omstandigheden buiten hun controle. De overgelegde documenten waren niet consistent en gaven geen duidelijkheid over de werkelijke oorzaak van de vertraging.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de passagiers niet in hun vordering konden worden ontvangen, omdat de vervoerder had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid. De vordering werd afgewezen en de passagiers werden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om adequaat bewijs te leveren als zij zich beroepen op buitengewone omstandigheden om compensatieclaims te weerleggen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8442107 / CV EXPL 20-3229
Uitspraakdatum: 17 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Webcasso B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines Aktiengesellschaft
gevestigd te Wenen (Oostenrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 februari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Wenen (Oostenrijk) en vanuit Wenen naar eindbestemming Teheran (Iran) op 4 augustus 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Wenen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist en zijn meer dan drie uur later op hun eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00, althans € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat er sprake is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vlucht maakt onderdeel uit van de rotatievlucht Wenen – Amsterdam – Wenen. De vertraging van de vlucht is het gevolg van de latere aankomst in Amsterdam van de voorafgaande vlucht (Wenen – Amsterdam). De reden van deze vertraging is dat de bemanning van de voorafgaande vlucht instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een latere CTOT toegekend aan het toestel waarmee de voorafgaande vlucht werd uitgevoerd. Vervolgens diende de bemanning van de vlucht ook instructies van de luchtverkeersleiding op te volgen en werd wederom aan het toestel een latere CTOT toegekend. Het intrekken van de oorspronkelijke “slot”-tijd en de toekenning van een latere “slot”-tijd zijn volgens de vervoerder besluiten van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de voorgaande vlucht en de vlucht zijn uitgevoerd. De vervoerder had hier geen invloed op en was genoodzaakt om de voorgaande vlucht, en mede daardoor ook de vlucht, met vertraging uit te voeren. De passagiers hebben hierdoor de aansluitende vlucht (Wenen – Teheran) gemist en zijn omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar hun eindbestemming.
4.2.
Voorts betwist de vervoerder buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn omdat de door de gemachtigde van de passagier verrichte werkzaamheden niet meer zijn geweest dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008, dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen, dat zij de buitengewone omstandigheden, die tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden, zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen kennelijk niet had kunnen vermijden, behoudens als zij op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers had gebracht.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van (doorwerking) van buitengewone omstandigheden. De voorafgaande vlucht maakt onderdeel uit van de rotatievlucht Wenen – Amsterdam – Wenen. Zowel de voorafgaande vlucht als de onderhavige vlucht kregen latere CTOT’s opgelegd door de luchtverkeersleiding. Deze CTOT’s zijn opgelegd wegens vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND CAPACITY, standard demand capacity problems) en vertragingscode 82 (
ATFM due to ATC STAFF EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage, equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighbouring Area).
5.5.
Een CTOT die door de luchtverkeersleiding wordt opgelegd wegens capaciteitsproblemen kan een buitengewone omstandigheid opleveren. Een luchtvaartmaatschappij dient een CTOT altijd op te volgen. De vervoerder heeft de vluchtrapportages en de ‘slot history’ van de voorafgaande vlucht en van de vlucht overgelegd (producties 2 t/m 5 conclusie van antwoord). Uit de ‘slot history’ blijkt dat de CTOT van de voorafgaande vlucht diverse keren is gewijzigd wegens capaciteitsproblemen. In tegenstelling tot de ‘slot history’, blijkt uit de vluchtrapportage van de voorafgaande vlucht niet dat de vertraging is ontstaan door capaciteitsproblemen, maar is de reden van de vertraging gelegen in onderhoudsproblemen aangeduid met code 49A. De overgelegde stukken zijn dan ook niet in overeenstemming met elkaar. Uit de overgelegde stukken kan niet worden afgeleid wat de daadwerkelijke reden was van de vertraging. De vervoerder heeft onvoldoende aangetoond dat de aankomstvertraging van 8 minuten van de voorafgaande vlucht is veroorzaakt door opgelegde CTOT’s waarop de vervoerder geen invloed had. Van een vertraging wegens een buitengewone omstandigheid is derhalve geen sprake.
5.6.
Ten aanzien van de vlucht in kwestie vermeldt het vluchtrapport dat het toestel vertrokken is met een vertraging van 40 minuten. Deze vertraging kende twee verschillende redenen. De verlate voorafgaande vlucht heeft geleid tot een vertraging van 8 minuten en 32 minuten van de vertraging was te wijten aan capaciteitsproblemen. Zoals reeds overwogen is onvoldoende gebleken dat de vertraging bij de voorafgaande vlucht is ontstaan door buitengewone omstandigheden, zodat van doorwerking op de onderhavige vlucht geen sprake is. Voor de vertraging wegens vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND CAPACITY, standard demand capacity problems) geldt dat dit een bijzondere omstandigheid oplevert. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De uiteindelijke vertraging van de vlucht van 32 minuten is dan ook ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.7.
Voldoende is gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de buitengewone omstandigheid die zich op de vlucht Amsterdam-Wenen heeft voorgedaan. Indien de vertraging van 32 minuten die werd veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheid zich niet had voorgedaan, had de passagier de aansluitende vlucht naar Teheran immers niet gemist. Vast staat immers dat er op de luchthaven van Wenen een minimum overstaptijd geldt van 25 minuten. Indien de vertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheid buiten beschouwing wordt gelaten, dan waren de passagiers zonder vertraging te Wenen aangekomen en hadden zij de aansluitende vlucht nog kunnen halen. Dit betekent dus dat het missen van de aansluitende vlucht is veroorzaakt door (de vertraging ten gevolge van) de buitengewone omstandigheid. De uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming is daarom het directe gevolg van de vertraging van de vlucht Amsterdam-Wenen.
5.8.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken, zonder dat zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht.
5.9.
Zoals hiervoor is overwogen, staat vast dat op de luchthaven van Wenen een minimale overstaptijd (MCT) van 25 minuten geldt. De passagiers hadden oorspronkelijk een overstaptijd van 30 minuten. De vlucht was namelijk gepland om aan te komen in Wenen om 19:40 uur lokale tijd en de aansluitende vlucht (Wenen – Teheran) stond gepland te vertrekken om 20:10 uur lokale tijd. Een luchtvaartmaatschappij dient bij het boeken van een vlucht voldoende overstaptijd in acht te nemen om eventuele vertragingen op te kunnen vangen. Een geplande overstaptijd van 30 minuten hanteren terwijl een minimale overstaptijd van 25 minuten geldt voor Wenen, geeft een speling van 5 minuten om incidenten op te kunnen vangen. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende. Dit neemt niet weg dat de vlucht uiteindelijk in Wenen aangekomen is om 20:10 uur lokale tijd, aldus met een aankomstvertraging van 30 minuten, die geheel is toe te rekenen aan een buitengewone omstandigheid, zodat de passagiers, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de aansluitende vlucht (Wenen – Teheran) niet meer hadden kunnen halen.
5.10.
De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt. Daarbij heeft de vervoerder toegelicht dat zij de passagiers naar het eerst mogelijke alternatief, waarop een plaats beschikbaar was, heeft omgeboekt. Dit is door de passagiers niet betwist. De vervoerder heeft, door de passagiers om te boeken en met een alternatieve vlucht naar Teheran te vervoeren, gedaan wat binnen haar mogelijkheden lag om de passagiers met een zo beperkt mogelijke vertraging naar de eindbestemming te vervoeren. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld.
5.11.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking.
5.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter