ECLI:NL:RBNHO:2021:1817

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
8238009 / CV EXPL 19-19712
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Schiphol naar Frankfurt en vervolgens naar Wroclaw op 5 september 2019. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slotvertragingen en capaciteitsproblemen, die niet door de luchtvaartmaatschappij konden worden voorkomen.

De kantonrechter oordeelde dat de passagier niet aan zijn substantiëringsplicht had voldaan door niet voldoende informatie te geven over zijn aankomsttijd in Wroclaw. Desondanks werd vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur was aangekomen, wat in beginsel recht gaf op compensatie. De vervoerder moest echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door omstandigheden die niet konden worden vermeden, en dat de passagier, zelfs met voldoende reservetijd, de aansluitende vlucht had gemist.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor passagiers om hun vorderingen goed te onderbouwen en de rol van buitengewone omstandigheden in het luchtvervoer.

Uitspraak

Avis juridique important

|

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8238009 / CV EXPL 19-19712
Uitspraakdatum: 17 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Polen)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 13 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerde een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren op 5 september 2019 van Schiphol naar Frankfurt (Duitsland) en vervolgens vanuit Frankfurt naar Wroclaw (Polen).
2.2.
De vlucht van Schiphol naar Frankfurt (hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen en de passagier is met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van de vordering en voert primair aan dat, nu de passagier nalaat om te vermelden met welke vlucht en op welk tijdstip hij in Wroclaw is aangekomen, de passagier niet aan zijn substantiëringsplicht voldoet en om die reden niet-ontvankelijk is.
4.2.
Kort samengevat, voert de vervoerder subsidiair aan dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt als gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vlucht maakt onderdeel uit van de rotatievlucht Frankfurt – Schiphol – Frankfurt. De voorgaande vlucht (Frankfurt – Schiphol) kreeg te maken met “slot”-vertraging veroorzaakt door een vertraging met code 83P (‘High Demand / Airport facilities’). Vervolgens kreeg de vlucht te maken met een vertraging vanwege de latere aankomst van de voorgaande vlucht en kreeg daarnaast ook te maken met een “slot”-vertraging veroorzaakt door capaciteitsproblemen aangeduid met code 81 (‘ATFM Due To ATC En-route Demand / Capacity, Standard Demand / Capacity Problems’). Het intrekken van de oorspronkelijke “slot”-tijd en de toekenning van een latere “slot”-tijd zijn volgens de vervoerder besluiten van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de voorgaande vlucht en de vlucht zijn uitgevoerd. De vervoerder had hier geen invloed op en was genoodzaakt om de voorgaande vlucht, en mede daardoor ook de vlucht, met vertraging uit te voeren. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht (Frankfurt – Wroclaw ) gemist en is omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar diens eindbestemming Wroclaw .
4.3.
Voorts betwist de vervoerder buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn omdat de door de gemachtigde van de passagier verrichte werkzaamheden niet meer zijn geweest dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagier de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop hij daarheen is vervoerd vermeld, maar het weergeven van bekende verweren van de vervoerder en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagier bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Overigens heeft de passagier bij repliek gesteld dat hij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht LH1374 om 22:33 uur lokale tijd in Wroclaw is aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist.
5.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008, dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen, dat zij de buitengewone omstandigheden, die tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden, zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen kennelijk niet had kunnen vermijden, behoudens als zij op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers had gebracht.
5.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.5.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorgaande vlucht overgelegd (productie 2 en 3 conclusie van antwoord). De voorgaande vlucht stond gepland te vertrekken om 10:40 uur UTC. Uit de ‘slot history’ van de voorgaande vlucht volgt dat de luchtverkeersleiding, reeds twee uur voor de schemavertrektijd, de oorspronkelijke CTOT van 10:40 uur UTC introk, meerdere malen de CTOT heeft herzien en een nieuwe CTOT van 11:21 uur UTC aan het toestel toekende wegens vertragingscode 83P. Deze code staat voor: ‘High Demand / Airport facilities’). Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht een CTOT op te volgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Voldoende is gebleken dat deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht. De vertrekvertraging van de vlucht is voor 44 minuten het gevolg geweest van de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht. Uit het vluchtrapport van de vlucht (productie 4 conclusie van antwoord) blijkt immers dat een vertrekvertraging van 44 minuten is ontstaan wegens ‘Aircraft Rotation, late Arrival of Aircraft From Another Flight or Previous Sector’ (vertragingscode 93).
5.7.
De vlucht stond gepland te vertrekken om 12:50 uur UTC, maar is om 14:32 uur UTC (‘Offblock’-tijd) vertrokken uit Schiphol. De geplande aankomsttijd van de vlucht was 13:55 uur UTC, maar de vlucht is om 15:42 uur UTC (‘Onblock’-tijd) aangekomen in Frankfurt, aldus met een aankomstvertraging van 107 minuten. Uit de ‘slot history’ van de vlucht volgt dat de luchtverkeersleiding de oorspronkelijke CTOT van 12:50 uur UTC introk, eenmalig heeft herzien en een nieuwe CTOT van 14:45 uur UTC aan het toestel toekende wegens vertragingscode 81. Deze code staat voor: ‘ATFM due to ATC enroute demand/capacity’. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht een CTOT op te volgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De uiteindelijke vertraging van de vlucht van 107 minuten is dan ook ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.8.
De uiteindelijke vertraging van de passagier, van meer dan drie uur op de eindbestemming, is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht, en daarmee ook het gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De passagier heeft immers hierdoor de aansluitende vlucht naar Wroclaw , met geplande vertrektijd 14:50 uur UTC, gemist.
5.9.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken, zonder dat zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht.
5.10.
De vervoerder heeft aangevoerd dat op de luchthaven van Frankfurt een minimale overstaptijd (MCT) van 45 minuten geldt. De passagier had oorspronkelijk een overstaptijd van 55 minuten. De vlucht was namelijk gepland om aan te komen in Frankfurt om 13:55 uur UTC en de aansluitende vlucht (Frankfurt – Wroclaw ) stond gepland te vertrekken om 14:50 uur UTC. Een luchtvaartmaatschappij dient bij het boeken van een vlucht voldoende overstaptijd in acht te nemen om eventuele vertragingen op te kunnen vangen. Een geplande overstaptijd van 55 minuten hanteren terwijl een minimale overstaptijd van 45 minuten geldt voor Frankfurt, geeft een speling van 10 minuten om incidenten op te kunnen vangen. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende. Dit neemt niet weg dat de vlucht uiteindelijk in Frankfurt aangekomen is om 15:42 uur UTC, aldus met aankomstvertraging van 107 minuten en dat de passagier, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de aansluitende vlucht (Frankfurt – Wroclaw ) niet meer had kunnen halen.
5.11.
De vervoerder heeft de passagier omgeboekt. Daarbij heeft de vervoerder toegelicht dat zij de passagier naar het eerst mogelijke alternatief, waarop een plaats beschikbaar was, heeft omgeboekt. Dit is door de passagier niet betwist. De vervoerder heeft, door de passagier om te boeken en met vlucht LH1374 naar Schiphol te vervoeren, gedaan wat binnen haar mogelijkheden lag om de passagier met een zo beperkt mogelijke vertraging naar de eindbestemming te vervoeren. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen. De passagier heeft in dit verband ook niets gesteld.
5.12.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven geen bespreking meer.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.
6.
De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter