Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eisers]
1.[gedaagde]
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 augustus 2020
- de conclusie van antwoord van antwoord, tevens eis in reconventie, van 4 november 2020
- het tussenvonnis van 25 november 2020
- de brief van 18 januari 2021 van [M] , met productie 9
- de brief van 28 januari 2021 van [M] , met productie 10
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van descente van 3 februari 2021
2.Waar het in deze zaak om gaat
3.De vordering van [A]
4.De vordering van [M]
voorzijdetot een hoogte van maximaal 1 meter op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot verwijdering en verwijderd houden van de door hen geplaatste erfafscheiding in het
achtererfgebiedvan de percelen [adres 1] en [adres 2] te Callantsoog, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- gedaagden te veroordelen na verwijdering van de schutting tot plaatsing van een nieuwe gemeenschappelijke schutting, dan wel gedaagden te veroordelen tot medewerking om tot plaatsing van een nieuwe scheidsmuur over te gaan waarbij gedaagden 75 procent van de totale kosten van het materiaal en plaatsing zullen dragen.
Subsidiair:
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen de door hen geplaatste schutting te verlagen tot een hoogte van maximaal 2 meter over de gehele lengte van deze schutting;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot verwijdering van de bevestiging van deze schutting aan de garage van eiser, op straffe van een dwangsom;
5.De beoordeling van het geschil
De positie van gedaagde 2
opde erfgrens is geplaatst, is die schutting mandelig. [2]
naastde erfgrens staat, op het perceel van [A] . Dat blijkt ook uit de krijtstreep die de landmeter op de garage van [M] heeft aangebracht als merkteken voor de erfgrens. De schutting is dus niet mandelig.
naastde erfgrens is opgericht. Anders dan [M] stelt is het ook niet zo dat de schutting “gedeeltelijk” naast de erfgrens loopt; de schutting staat er in zijn geheel naast.
opde erfgrens is aangebracht en aan de andere zijde
erover, en daarmee op het perceel van [M] komt. Dit is een inbreuk op het eigendomsrecht van [M] .
naastde erfgrens een eigen schutting neer te zetten.
achtertuinmaximaal 2.00 meter mag zijn. Tijdens de descente is de schutting in de achtertuin aan beide zijden gemeten. De rechtbank gaat voor het beginpunt aan de onderkant van de schutting uit van de hoogte van het perceel van [M] . De beperking van de hoogte is immers bedoeld ter voorkoming van hinder en vermindering van zon- en lichtinval bij de buren van degene die de schutting opricht. Dat zou anders kunnen zijn als aan die zijde de bodem is verlaagd ten opzichte van het maaiveld. Dat is hier niet het geval.
6.De beslissing
achtertuinis opgericht eigendom is van [A] ;
voortuinis opgericht eigendom is van [A] ;