ECLI:NL:RBNHO:2021:1832

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
6 maart 2021
Zaaknummer
C/15/309438 / HA ZA 20-704
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnis en afwijzing van vorderingen in verzetzaak

In deze verzetzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 3 maart 2021, is de eiser [M] in het ongelijk gesteld. De zaak betreft een verstekvonnis uit 2009 waarbij [T] was veroordeeld tot betaling van € 38.362,50 aan [M] voor administratieve werkzaamheden. [M] had deze werkzaamheden verricht voor [T], die een eenmanszaak had. [T] heeft het verstekvonnis betwist, stellende dat hij niet op de hoogte was van het vonnis omdat het niet persoonlijk aan hem was betekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat [T] tijdig en op de juiste wijze verzet heeft ingesteld, omdat hij niet op de hoogte was van het verstekvonnis. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van [M] afgewezen, omdat [M] zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd. De rechtbank heeft [M] veroordeeld in de proceskosten, maar heeft bepaald dat de kosten van de betekening van het verstekvonnis voor rekening van [T] komen, aangezien hij in eerste instantie niet was verschenen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/309438 / HA ZA 20-704
Vonnis in verzet van 3 maart 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
[M],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. R.A.M. Schram te Haarlem,
tegen
[T],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. M.B. Chylinska te Haarlem.
Partijen zullen hierna [M] en [T] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de oorspronkelijke dagvaarding van 11 maart 2009
  • het verstekvonnis van 22 april 2009
  • de verzetdagvaarding van 28 oktober 2020
  • het tussenvonnis van 2 december 2020
  • de brief van 1 februari 2021 van de zijde van [M] (viertal stukken, waarvan één na de zitting is toegezonden. Dat stuk had [T] al wel, maar de rechtbank niet)
  • de mondelinge behandeling op 9 februari 2021 via een Skype verbinding, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen: [T] , bijgestaan door mr. Chylinska en mr. Schram, namens [M] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[M] heeft in de periode van mei 2008 tot februari 2009 administratieve werkzaamheden verricht voor [T] . [T] had een eenmanszaak onder de naam “ [K] ”. [M] heeft aan [T] facturen gestuurd voor een totaal bedrag van € 38.362,50. [T] heeft die niet betaald, waarna [M] zijn vordering ter incasso uit handen heeft gegeven. Op 11 maart 2009 is de incassodagvaarding aan [T] betekend op de wijze van artikel 47 Rv. (achterlating in envelop).
2.2.
Bij verstekvonnis van 22 april 2009 is [T] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 38.362,50, verhoog met wettelijke handelsrente en proceskosten.
2.3.
Het verstekvonnis is op 20 mei 2009 betekend aan de echt- en huisgenote van [T] .
2.4.
Op 12 augustus 2009 is beslag gelegd op de inboedel van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Op dat adres stond [T] op dat moment ingeschreven. Op 18 augustus 2009 is de verkoop aangezegd tegen 24 september 2009. Op 9 september 2009 heeft de deurwaarder de executiebiljetten aangeplakt. De executoriale verkoop heeft niet plaatsgevonden.

3.De vordering

3.1.
[T] vordert dat het de rechtbank moge behagen dat bij vonnis [T] zal worden ontheven van de veroordelingen, tegen hem uitgesproken bij voormeld vonnis van de Rechtbank Alkmaar, sector civiel recht, gewezen tussen [M] als eiser en [T] als gedaagde, onder rolnummer 109284 / HA ZA 09-266 d.d. 22 april 2009, met afwijzing van alle vorderingen en met veroordeling van [M] in de kosten van deze twee procedures, waaronder het nasalaris van de advocaat van gedaagde.
3.2.
[T] stelt dat [M] geringe administratieve werkzaamheden voor hem heeft verricht. Daarvoor betaalde hij maandelijks contant een vergoeding van € 150,- per maand aan [M] op zijn kantoor. [T] betwist dat hij voor de overige in rekening gebrachte werkzaamheden opdracht heeft gegeven. [M] heeft die ook niet voor hem verricht. Bovendien zijn de kosten ook exorbitant hoog voor een eenmanszaak.
3.3.
[M] voert verweer.

4.De beoordeling

De ontvankelijkheid van het verzet

4.1.
Het verstekvonnis is niet in persoon betekend. Daarom moet de rechtbank vaststellen of [T] een daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is geworden. [1]
De deurwaarder heeft in het beslagexploot van 12 augustus 2009 vermeld dat hij heeft gesproken met [T] in persoon. [T] heeft ter zitting echter verklaard en onderbouwd dat hij op dat moment niet op de [adres] in [woonplaats] verbleef in verband met huwelijksproblemen. Vanwege die problemen mocht [T] volgens zijn verklaring vanaf mei 2009 niet meer in de woning komen, op last van de officier van justitie. Hij woonde feitelijk elders. De man met wie de deurwaarder heeft gesproken, was een vriend van zijn echtgenote, die daar in augustus 2009 woonde. Pas in september 2020 is [T] door een bericht van zijn echtgenote bekend geraakt met het verstekvonnis, aldus [T] .
4.2.
Onder deze omstandigheden kan met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld of [T] een daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is geworden. Dat geldt temeer, nu [T] onweersproken heeft aangevoerd dat de vriend van zijn echtgenote door betaling van een bedrag van € 900,- aan de deurwaarder de executie had afgekocht. Dat laatste strookt met het feit dat de deurwaarder niet tot daadwerkelijke executoriale verkoop is overgegaan.
4.3.
Het verzet moet daarom worden geacht tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, zodat [T] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
De inhoudelijke beoordeling
4.4.
Het verstekvonnis zal op grond van het volgende worden vernietigd.
De vorderingen van [M] zullen alsnog worden afgewezen.
4.5.
De toegewezen vordering van [M] is gebaseerd op de administratieve werkzaamheden die hij voor [T] heeft verricht. In de verzetdagvaarding heeft [T] gemotiveerd betwist dat [M] werkzaamheden heeft verricht voor een bedrag van ruim € 38.000,-. [M] heeft de gebruikelijke administratie voor [T] gedaan en daarvoor heeft [T] € 150,- per maand betaald, aldus [T] .
Daarnaast heeft [T] betwist dat hij voorschotnota’s van in totaal € 7.000,- zou hebben betaald.
Ten slotte heeft hij betwist dat de overgelegde facturen destijds daadwerkelijk aan hem zijn verzonden.
4.6.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting lag het op de weg van [M] om zijn stelling te onderbouwen.
In het tussenvonnis van 2 december 2020, waarbij de mondelinge behandeling werd gelast, heeft de rechtbank aan [M] onder meer verzocht om uiterlijk 10 dagen voor de zittingsdatum aan de rechtbank de volgende toelichting te verstrekken:
- Een toelichting op de in de facturen vermelde verrichte werkzaamheden, voor zover deze meer dan € 1.000,- bedragen
- Is het op de factuur van 10 februari 2009 vermelde bedrag aan voorschotten van € 7.000,- daadwerkelijk ontvangen?
Die toelichting is niet gegeven.
4.7.
In het tussenvonnis van 2 december 2020 is ook bepaald dat beide partijen in persoon bij de mondelinge behandeling aanwezig dienen te zijn. De rechtbank heeft er in het vonnis op gewezen dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
[M] is echter niet verschenen. Zijn advocaat verklaarde desgevraagd dat daarvoor geen bijzondere reden was. Aanwezigheid van zijn cliënt zou van weinig toegevoegde waarde zijn voor de zitting.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit een opmerkelijk standpunt gelet op de niet beantwoorde vragen van de rechtbank en nu het gaat om een vordering van inmiddels meer dan € 45.000,-
In ieder geval is de gevolgtrekking van de rechtbank dat [M] op deze wijze zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd en dat zijn vordering daarom niet toewijsbaar is.
De proceskosten
4.8.
[M] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. De kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in art. 141 Rv voor rekening van [T] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat [T] in eerste instantie niet is verschenen. Dat geldt ook voor de explootkosten van het leggen van beslag, aanzeggen verkoop en aanplakken executie.
De door [M] te vergoeden kosten aan de zijde van [T] worden begroot op:
- griffierecht 304,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punt × tarief € 721,-)
Totaal € 1.746,00
De door [T] gevorderde nakosten worden toegewezen zoals hierna vermeld.
De door [T] te vergoeden kosten aan de zijde van [M] worden begroot op:
- diverse explootkosten € 304,24.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door de rechtbank Alkmaar op 22 april 2009 onder zaaknummer / rolnummer 109284 / HA ZA 09-266 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
wijst de vorderingen van [M] af,
5.3.
veroordeelt [T] in de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen, aan de zijde van [M] begroot op € 304,24 voor de kosten van de betekening van het verstekvonnis, alsmede de explootkosten in verband met de executie,
5.4.
veroordeelt [M] in de overige kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van [T] tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de overige kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [T] tot op heden begroot op € 1.746,-,
5.5.
veroordeelt [M] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [M] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.6.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van 5.1. en 5.2., uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.

Voetnoten

1.Artikel 143 lid 2 Rv.