[eisers] vorderen – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de erfgrenzen van de woonboerderij zijn gelegen conform de situatietekening zoals aan de koopakte gehecht (productie 1 bij dagvaarding en opgenomen onder randnummer 2.5 van de dagvaarding), zoals omschreven in de randnummers 2.7 t/m 2.10 en geïllustreerd in productie 12 bij de dagvaarding, lopende langs de paarse lijn, zijnde als volgt omschreven:
a) Grens 1; aan de noordoostzijde (verlengde van de entree van het perceel via de dam): lopende exact door het midden van de aldaar aanwezige bomenrij, zoals zichtbaar en aangeduid op de foto onder punt 2.7 van de dagvaarding,
b) Grens 2; aan de westnoordzijde (achterste perceelgrens): lopende van noordoost naar zuidwest in het verlengde van de aanwezige betonnen fundering, zoals aangeduid op de situatietekening en 1 meter na de schuur 90 graden afbuigende in zuidoostelijke richting voor 4,5 meter waarna de grens wederom 90 graden afbuigt in zuidwestelijke richting en doorloopt tot de sloot,
c) Grens 3; aan de westoostzijde (linkerzijde van het perceel, langs de slootkant):
lopende langs de waterkant, ter hoogte van de gemiddelde waterstand, tot een afstand van 15 meter vanaf de slootkant aan de zijde van de [adres] ,
d) Grens 4; langs/over het eiland en de [adres] : lopende vanaf het einde van grens 3 (op 15 meter van de [adres] ), in noordoostelijke richting, evenwijdig aan de [adres] , tot het einde van de aldaar aanwezige sloot, waarna de grens 90 graden afbuigt richting de [adres] , tot de aldaar aanwezige sloot;
II. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om binnen veertien dagen na een oproeping daartoe medewerking te verlenen aan de vaststelling door het kadaster van de erfgrenzen en inschrijving daarvan in de openbare registers conform de verklaring van de kantonrechter (de rechtbank begrijpt: de rechtbank) bedoeld onder I. van dit vonnis. Dit op straffe van een dwangsom van € 250,- per kalenderdag dat [gedaagden] hiertoe in gebreke blijven, tot een maximum van € 20.000,-;
III. bepaalt dat, als [gedaagden] in gebreke blijven hun medewerking te verlenen zoals bedoeld onder II., [eisers] op de voet van artikel 3:299 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gemachtigd zijn de inmeting en inschrijving van de erfgrenzen conform de verklaring van de kantonrechter (de rechtbank begrijpt: de rechtbank) zoals bedoeld onder I. in de openbare registers te verzorgen;
IV. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt hun medewerking te verlenen aan het plaatsen van een schutting op de erfgrenzen zoals bedoeld onder I. Dit op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere kalenderdag dat [gedaagden] daartoe in gebreke blijven na een verzoek daartoe van [eisers] , tot een maximum van € 12.500,-,
V. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eisers] van 50% van de kosten van deze schutting, zijnde € 10.652,50, dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eisers] van de door [eisers] gemaakte buitengerechtelijke kosten, zijnde € 1.075,76 inclusief btw;
VII. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder de zogenoemde nakosten ter grootte van € 157,- zonder betekening en € 246,- met betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.