ECLI:NL:RBNHO:2021:1907

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/15/304787 / HA ZA 20-425
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over erfgrenzen en plaatsing van een schutting bij een woonboerderij

In deze zaak, die zich afspeelt in Alkmaar, betreft het een burengeschil tussen twee partijen over de erfgrenzen van een woonboerderij en de plaatsing van een schutting. De eisers, die de woonboerderij hebben gekocht, vorderen dat de rechtbank de erfgrenzen vaststelt conform een situatietekening die bij de koopovereenkomst is gevoegd. De gedaagden, de voormalige eigenaren van het perceel, betwisten de ligging van de erfgrenzen en stellen dat deze anders zijn dan door de eisers wordt gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatietekening de basis vormt voor de inmeting van de erfgrenzen door het kadaster. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers in conventie afgewezen, maar de vorderingen in reconventie van de gedaagden toegewezen, waarbij de rechtbank de erfgrenzen heeft vastgesteld zoals deze zijn weergegeven op de situatietekening. Tevens heeft de rechtbank de gedaagden gemachtigd om de erfgrenzen definitief vast te laten stellen en vast te leggen in de openbare registers van het kadaster. De rechtbank heeft de eisers ook veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan de plaatsing van een schutting op de erfgrenzen, waarbij de rechtbank oordeelt dat er sprake is van een aaneengebouwd gebied.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/304787 / HA ZA 20-425
Vonnis van 10 februari 2021
in de zaak van

1.[eiseres] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
eisers in het incident,
advocaat thans mr. M.A. le Belle te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
verweerders in het incident,
advocaten mr. T.E. Hovius en mr. L. Kruitwagen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 juni 2020 met producties,
  • de akte houdende provisionele vordering in het incident ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alsmede correctie situatietekening/overlegging productie alsmede akte wijziging eis alsmede overlegging dagvaarding in kleur met producties van [eisers] ,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie tevens antwoord in het incident ex artikel 223 Rv met producties,
  • het vonnis in het incident van 7 oktober 2020,
  • de brief van 27 november 2020 met een productie van [gedaagden] ,
  • de brief van 4 december 2020 met een productie van [gedaagden] ,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met een productie,
  • de brief van 11 december 2020 met bijlage van [eisers]
  • het proces-verbaal van de descente van 21 december 2020,
  • de mondelinge behandeling van 21 december 2020 en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Kruitwagen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 8 november 2018 hebben [eisers] een woonboerderij met onder- en bijgelegen grond (hierna: het perceel) aan de [adres] te [woonplaats] gekocht van [gedaagden]
2.2.
Het perceel grenst aan percelen die eigendom zijn van [gedaagden] hebben dus een deel van de aan hen toebehorende grond verkocht aan [eisers] Hierdoor was sprake van nieuw gevormde eigendomsgrenzen. Het kadaster moest het perceel daarom inmeten en het nieuw gevormde perceel op naam van [eisers] in het register van het kadaster opnemen.
2.3.
In de koopovereenkomst wordt het aan [eisers] verkochte registergoed als volgt omschreven :
“(…)
de woonboerderij met onder- en bijgelegen grond en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend [adres] te [woonplaats] , zijnde een deel van het perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale aanduiding] , waarvan de inmeting thans nog moet plaatsvinden en de grootte circa dertig are en vijfennegentig centiare (30a. 95ca.) betreft, een en ander zoals schetsmatig weergegeven op de aan deze overeenkomst gehechte tekening, waarbij zone 12 voor 50% behoort bij het verkochte, hierna aan te duiden als “het verkochte”.
(…)”
2.4.
Bij de koopovereenkomst is een situatietekening gevoegd (hierna: de situatietekening), waarvan onderstaande gedeelten deel uitmaken:
2.5.
[gedaagden] zijn voornemens hun percelen die grenzen aan het perceel van [eisers] in ontwikkeling te brengen met onder andere woningen, een garage/berging en parkeerplaatsen.
2.6.
Na de koop en levering (op 4 januari 2019) van het perceel is tussen partijen discussie ontstaan over de ligging van de erfgrenzen van het perceel. Om die reden is het tot op heden niet gelukt om tot inschrijving van alle erfgrenzen in het kadaster te komen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vorderen – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de erfgrenzen van de woonboerderij zijn gelegen conform de situatietekening zoals aan de koopakte gehecht (productie 1 bij dagvaarding en opgenomen onder randnummer 2.5 van de dagvaarding), zoals omschreven in de randnummers 2.7 t/m 2.10 en geïllustreerd in productie 12 bij de dagvaarding, lopende langs de paarse lijn, zijnde als volgt omschreven:
a) Grens 1; aan de noordoostzijde (verlengde van de entree van het perceel via de dam): lopende exact door het midden van de aldaar aanwezige bomenrij, zoals zichtbaar en aangeduid op de foto onder punt 2.7 van de dagvaarding,
b) Grens 2; aan de westnoordzijde (achterste perceelgrens): lopende van noordoost naar zuidwest in het verlengde van de aanwezige betonnen fundering, zoals aangeduid op de situatietekening en 1 meter na de schuur 90 graden afbuigende in zuidoostelijke richting voor 4,5 meter waarna de grens wederom 90 graden afbuigt in zuidwestelijke richting en doorloopt tot de sloot,
c) Grens 3; aan de westoostzijde (linkerzijde van het perceel, langs de slootkant):
lopende langs de waterkant, ter hoogte van de gemiddelde waterstand, tot een afstand van 15 meter vanaf de slootkant aan de zijde van de [adres] ,
d) Grens 4; langs/over het eiland en de [adres] : lopende vanaf het einde van grens 3 (op 15 meter van de [adres] ), in noordoostelijke richting, evenwijdig aan de [adres] , tot het einde van de aldaar aanwezige sloot, waarna de grens 90 graden afbuigt richting de [adres] , tot de aldaar aanwezige sloot;
II. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om binnen veertien dagen na een oproeping daartoe medewerking te verlenen aan de vaststelling door het kadaster van de erfgrenzen en inschrijving daarvan in de openbare registers conform de verklaring van de kantonrechter (de rechtbank begrijpt: de rechtbank) bedoeld onder I. van dit vonnis. Dit op straffe van een dwangsom van € 250,- per kalenderdag dat [gedaagden] hiertoe in gebreke blijven, tot een maximum van € 20.000,-;
III. bepaalt dat, als [gedaagden] in gebreke blijven hun medewerking te verlenen zoals bedoeld onder II., [eisers] op de voet van artikel 3:299 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gemachtigd zijn de inmeting en inschrijving van de erfgrenzen conform de verklaring van de kantonrechter (de rechtbank begrijpt: de rechtbank) zoals bedoeld onder I. in de openbare registers te verzorgen;
IV. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt hun medewerking te verlenen aan het plaatsen van een schutting op de erfgrenzen zoals bedoeld onder I. Dit op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere kalenderdag dat [gedaagden] daartoe in gebreke blijven na een verzoek daartoe van [eisers] , tot een maximum van € 12.500,-,
V. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eisers] van 50% van de kosten van deze schutting, zijnde € 10.652,50, dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eisers] van de door [eisers] gemaakte buitengerechtelijke kosten, zijnde € 1.075,76 inclusief btw;
VII. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder de zogenoemde nakosten ter grootte van € 157,- zonder betekening en € 246,- met betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[eisers] leggen – kort gezegd – het volgende aan hun vorderingen ten grondslag. Bij de notaris hebben partijen de precieze ligging van de erfgrenzen besproken. Ze zijn toen overeengekomen dat de erfgrenzen liggen zoals vastgelegd in de situatietekening. [gedaagden] hebben ook uitvoering gegeven aan de afspraken door de op de situatietekening ingetekende sloot te realiseren. Er is nooit gesproken over exacte meters en er is ook geen sprake geweest van het werken met een bepaalde maatvoering, liniaal of schaal. [gedaagden] stellen zich onterecht op het standpunt dat de erfgrenzen anders liggen dan overeengekomen. Daardoor heeft het kadaster de erfgrenzen tot op heden niet kunnen vastleggen en is nog geen volledige uitvoering gegeven aan de koopovereenkomst.
[gedaagden] zijn op grond van de wet (artikel 5:49 BW) gehouden mee te werken aan de oprichting van een schutting op de grenzen 1 en 2 en moeten de helft van de kosten daarvan betalen. Tot op heden hebben [gedaagden] zich hiertoe niet bereid verklaard.
3.3.
[gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen en voeren hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. Aan de hand van de situatietekening en overeenkomstig de daarop aangegeven schaal van 1:500 is de ligging van de erfgrenzen exact te bepalen. Alleen de erfgrenzen rondom het eiland ten zuidoosten van de woonboerderij zijn in overleg tussen partijen anders gesitueerd dan op de situatietekening weergegeven. Die laatste erfgrenzen heeft het kadaster vastgelegd op 5 februari 2020.
[gedaagden] wensen net zoals [eisers] een schutting te plaatsen om het perceel van [eisers] en zijn bereid te helft van de kosten daarvan te dragen. Het door [eisers] gevorderde bedrag komt [gedaagden] echter erg hoog voor. Bovendien moet niet alleen op de grenzen 1 en 2, maar ook op grens 3 een schutting geplaatst worden. [gedaagden] zijn overigens niet op grond van artikel 5:49 BW gehouden hun medewerking te verlenen aan het plaatsen van een schutting en de helft van de kosten daarvan te dragen. Het perceel is namelijk niet gelegen in een aaneengebouwd gedeelte van de gemeente. Bovendien maakt de oppervlakte van het perceel van [eisers] een schutting niet noodzakelijk voor de privacybescherming van [eisers]
in het incident
3.4.
[eisers] vorderen dat de rechtbank bij vonnis bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] , ieder hoofdelijk, veroordeelt:
I. zich niet te begeven op het perceel van [eisers] , welk perceel wordt gevormd door de erfgrenzen, waarvan in de hoofdzaak vaststelling wordt gevorderd. Dit op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat zij in strijd hiermee handelen, tot een maximum van € 10.000,-,
II. geen zaken te plaatsen op, aan of direct langs het perceel van [eisers] , welk perceel wordt gevormd door de erfgrenzen, waarvan in de hoofdzaak vaststelling wordt gevorderd. Dit op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat zij in strijd hiermee handelen, tot een maximum van € 10.000,-,
III. binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de volgende maatregelen te nemen om te voorkomen dat derden zich begeven op het perceel van [eisers] , welk perceel wordt gevormd door de erfgrenzen, waarvan in de hoofdzaak vaststelling wordt gevorderd:
a. bouwhekken te plaatsen langs de volgende erfgrenzen van het perceel van [eisers] , waarvan in de hoofdzaak vaststelling wordt gevorderd: Grens 1 en Grens 2,
b. door hen ingeschakelde derden bij e-mail of brief te informeren over voornoemde grenzen en hen te verzoeken deze grenzen in acht te nemen.
Dit op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke blijven, tot een maximum van € 10.000,-,
IV. zich te onthouden van het kappen of snoeien van bomen en struiken die, geheel dan wel ten dele, op het perceel van [eisers] staan, welk perceel wordt gevormd door de erfgrenzen, waarvan in de hoofdzaak vaststelling wordt gevorderd. Dit op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat zij hiermee in gebreke blijven, tot een maximum van € 15.000,-,
V. in de kosten van dit incident.
3.5.
[eisers] leggen – kort gezegd – het volgende aan hun vorderingen ten grondslag. [gedaagden] , althans de door hen ingeschakelde werklieden, verrichten werkzaamheden op, aan, langs en rondom het perceel van [eisers] Dit ondanks meerdere sommaties van [eisers] om de erfgrenzen te respecteren. De activiteiten van [gedaagden] hangen samen met de door hen ondernomen bouwwerkzaamheden. [gedaagden] weigeren bouwhekken te plaatsen rondom het perceel van [eisers] , brengen zonder overleg beschoeiing aan op en langs het perceel van [eisers] en laten werklieden het perceel van [eisers] betreden. Ten slotte bestaat er een dreiging dat [gedaagden] bomen op het perceel van [eisers] dan wel op de erfgrens zonder toestemming van [eisers] zullen kappen of snoeien.
3.6.
[gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen en voeren hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. [gedaagden] en haar (onder)aannemers bevinden zich niet op het perceel van [eisers] , verrichten daar geen werkzaamheden en plaatsen daarop of direct daarnaast geen zaken. Ook worden er door [gedaagden] geen bomen gekapt of gesnoeid op het perceel van [eisers] [gedaagden] hebben al haar (onder)aannemers al geïnstrueerd het perceel van [eisers] niet te betreden. Het plaatsen van bouwhekken is omslachtig, omdat beter meteen een schutting geplaatst kan worden. [gedaagden] hebben overigens op grens 2 al bouwhekken geplaatst.
in reconventie
3.7.
[gedaagden] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i. voor recht verklaart dat de erfgrenzen van het verkochte lopen zoals uiteengezet in de conclusie van antwoord en meer specifiek in randummer 7,1; derhalve dat de erfgrenzen 1 tot en met 3 lopen zoals die zijn weergegeven op de situatietekening en dat erfgrens 4 loopt zoals partijen in onderling overleg in afwijking van de situatietekening zijn overeengekomen, op basis waarvan de erfgrenzen als volgt lopen:
 Grens 1: lopende zoals aangegeven in de koopovereenkomst en op de situatietekening, te weten door het midden van zone 12, derhalve op 13,5 meter afstand van de woonboerderij,
 Grens 2: lopende zoals aangegeven op de situatietekening, te weten vanaf grens 1 op 2 meter afstand van de garage/berging en vanaf 1 meter na de garage/berging tot aan grens 3 op 5 meter afstand van de fundering voor de vijf te realiseren woningen,
 Grens 3: lopende zoals aangegeven op de situatietekening, te weten op 40 meter afstand van de woonboerderij,
 Grens 4: in afwijking van de situatietekening lopende rondom het huidige eiland door het midden van de sloten rondom het eiland,
[gedaagden] machtiging verleent om de erfgrenzen namens beide partijen definitief vast te (laten) stellen en vast te (laten) leggen in de openbare registers van het kadaster op basis van dit vonnis,
[eisers] veroordeelt om alle door hen buiten het verkochte op de gronden van [gedaagden] aangebrachte zaken binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis te verwijderen, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen termijn, en daarbij de eigendommen van [gedaagden] te respecteren en onbeschadigd te laten, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, althans een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen dwangsom,
[eisers] veroordeelt om [gedaagden] binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te nader te bepalen termijn, een bedrag van € 24.000,- te betalen als waardevergoeding voor de gekapte esdoorns, althans een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen bedrag en – voor het geval voldoening van deze vergoeding niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente,
[eisers] veroordeelt in de (proces)kosten van deze procedure conform de toepasselijke liquidatietarieven, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen termijn, en – voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de na de uitspraak vallende (na)kosten, forfaitair berekend op € 157,- zonder betekening en verhoogd met € 82,- in geval van betekening, alles te verhogen met de wettelijke rente.
3.8.
[gedaagden] leggen – kort gezegd – het volgende aan hun vorderingen ten grondslag. [gedaagden] verwijzen voor wat betreft de ligging van de erfgrenzen naar wat zij aangevoerd hebben in conventie.
[eisers] hebben zonder toestemming of overleg drie esdoorns gekapt die zich op het perceel van [gedaagden] bevonden. [eisers] dienen aan [gedaagden] een waardevergoeding te betalen van € 8.000,- per boom (dus totaal € 24.000,-).
[eisers] hebben op het perceel van [gedaagden] zonder toestemming diverse zaken geplaatst, zoals elektriciteitspunten, spotjes, tuinafval, een (zand)wal, een moestuin, tegels, houten paaltjes en troep. [eisers] moeten deze zaken verwijderen.
3.9.
[eisers] concluderen tot afwijzing van de vorderingen en voeren hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. [eisers] betwisten esdoorns (of andere bomen) van [gedaagden] te hebben gekapt. [eisers] weten ook niet op welke bomen [gedaagden] doelen. Bovendien hebben [gedaagden] geen schade geleden, want zij zouden niet € 8.000,- per boom uitgeven. De waarde per boom is overigens ook uit de lucht gegrepen door [gedaagden]
[eisers] hebben geen eigendommen van [gedaagden] beschadigd. [eisers] zullen hun composthoop, als die zich bevindt op het perceel van [gedaagden] , verwijderen. Daarvoor is geen dwangsom nodig.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen vaststaat dat de situatietekening bij de koopovereenkomst de basis vormt voor de inmeting van de erfgrenzen door het kadaster. Ook staat vast dat de tekening op schaal is gemaakt door een architect. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of naast deze situatietekening andere (mondelinge) afspraken gemaakt zijn over de ligging van de erfgrenzen. De rechtbank zal deze vraag hierna per erfgrens beantwoorden.
Grens 1
4.2.
[eisers] hebben gesteld dat de erfgrens precies in het midden van de bomenrij ligt (dus tot halverwege de stam van de bomen) en dat de bomen mandelig zijn. [gedaagden] hebben aangevoerd dat de grens op 13,5 meter van het metselwerk de woonboerderij ligt. Uit de situatietekening volgt volgens [gedaagden] dat de op de situatietekening zichtbare strook (zone 12) 3 meter breed is en dat partijen ieder eigenaar zijn van de helft daarvan, dus 1,5 meter.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat uit niets is gebleken dat het midden van zone 12 samenvalt met het hart van de bomenrij. Hiervoor is geen aanknopingspunt te vinden. Dit standpunt is dan ook onvoldoende onderbouwd door [eisers] Het enige aanknopingspunt voor de positie van grens 1 is de door [gedaagden] onder verwijzing naar de situatietekening genoemde afstand van 13,5 meter vanaf de buitenmuur van de woonboerderij. Terecht hebben [eisers] voor hun standpunt over deze grens zelf ook verwezen naar de situatietekening, want deze tekening vormt, behoudens voor zover andersluidende afspraken tussen partijen zouden komen vast te staan, het enige houvast om tot vaststelling van de erfgrenzen te komen. De erfgrens ligt dus, conform de koopovereenkomst en situatietekening, in het midden van de strook grond (zone 12), maar niet in het hart van de bomenrij (zoals [eisers] stellen). Uitgaande van 13,5 meter vanaf de woonboerderij ligt de bomenrij dus geheel op het perceel van [gedaagden] De vordering in reconventie zal op dit punt dan ook worden toegewezen en die in conventie zal worden afgewezen.
Grens 2
4.4.
Partijen hebben inmiddels overeenstemming bereikt over het feit dat grens 2 ter plaatse van de knik 5 meter (in plaats van 4,5 meter, zoals [eisers] aanvankelijk betoogden)) richting het zuidoosten loopt tot de volgende knik. Ook zijn partijen het erover eens dat de eerste knik begint op 1 meter afstand van de schuur van [eisers]
Partijen verschillen van mening over de vraag of de grens zich op 2 of 3 meter afstand van de schuur (west noordzijde) bevindt. [eisers] stellen in de dagvaarding en de conclusie van antwoord in reconventie (punt 3) dat de grens loopt vanaf de zijkant van het einde van de betonnen fundering in een rechte lijn vanaf grens 1 naar grens 3 met een inkeping voor de parkeerplaatsen. [eisers] hebben in de conclusie van antwoord in reconventie niet weersproken dat deze grens 2 meter achter de schuur ligt, zoals door [gedaagden] is weergegeven bij punt 4.10 van de conclusie van antwoord. Pas tijdens de descente hebben [eisers] gesteld dat het niet om 2, maar om 3 meter zou gaan. [eisers] hebben echter niet concreet gemaakt waar die 3 meter op gebaseerd is en zij hebben dit standpunt dan ook niet onderbouwd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat deze grens op 2 meter afstand van de schuur ligt. De vordering in reconventie zal op dit punt dan ook worden toegewezen en die in conventie zal worden afgewezen.
Grens 3
4.5.
De rechtbank volgt wat betreft deze grens het standpunt van [gedaagden] dat deze grens loopt zoals aangegeven op de situatietekening, te weten op 40 meter afstand van de woonboerderij. De rechtbank volgt [eisers] dus niet in hun stelling dat de erfgrens loopt direct langs de slootkant. De sloot was namelijk nog niet gerealiseerd op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst en de precieze plaats daarvan was toen nog niet bekend. Die plaats kon dan ook niet maatgevend zijn voor de locatie van de erfgrens. Bovendien hebben [eisers] niet concreet gemaakt wanneer en welke afspraken tussen partijen gemaakt zouden zijn over de plaats van de sloot. De door [eisers] gestelde afspraken blijven daarmee in het vage. Er zijn dan ook geen andere aanknopingspunten dan de op de situatietekening gebaseerde afstand van 40 meter vanaf de woonboerderij. De vordering in reconventie zal op dit punt dan ook worden toegewezen en die in conventie zal worden afgewezen.
Grens 4
4.6.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de plaats van de erfgrens ter hoogte van de sloot aan de voorzijde van het perceel van [eisers] Partijen twisten nog over de situering van de erfgrens ter plaatse van het eiland. De rechtbank overweegt dat de vertegenwoordiger van het kadaster bij gelegenheid van de descente heeft verklaard dat partijen op 5 februari 2020 overeenstemming hadden over dat deel van grens 4 in die zin dat die grens door het midden van de sloot rondom het eiland liep. Het kadaster heeft dit toen schriftelijk vastgelegd. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de – overigens niet onderbouwde – stelling van [eisers] dat er geen overeenstemming bestond op 5 februari 2020 niet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit deel van erfgrens 4 loopt zoals door het kadaster is geregistreerd op 5 februari 2020. De vordering in reconventie zal op dit punt dan ook worden toegewezen en die in conventie zal worden afgewezen.
4.7.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen I tot en met III in conventie zullen worden afgewezen en dat vordering i) in reconventie zal worden toegewezen.
Machtiging vaststellen en vastleggen (vordering ii reconventie)
4.8.
[eisers] hebben tegen dit onderdeel van de vordering aangevoerd dat [gedaagden] geen belang hebben bij een machtiging de grenzen vast te laten stellen en vast laten leggen, omdat dit kan in overleg met [eisers] en onder leiding van de rechter, al dan niet op basis van het vonnis van de rechter.
4.9.
De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering toewijzen. De grenzen moeten namelijk worden vastgesteld en vastgelegd zoals gevorderd onder i) in reconventie en niet zeker is dat [eisers] hieraan hun volledige medewerking zullen verlenen. Met toewijzing van dit onderdeel zal het kadaster de grenzen kunnen vaststellen en vastleggen conform het hieronder bij de beslissing vermelde, zonder dat zij hiervoor de medewerking van [eisers] nodig heeft.
Schutting (vorderingen IV en V conventie)
4.10.
De rechtbank wijst dit onderdeel van de vordering van [eisers] toe in die zin dat [gedaagden] moeten meewerken aan het plaatsen van een schutting op de grenzen 1 en 2 (zie 4.2 en 4.4). Er is namelijk naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aaneengebouwd gebied als bedoeld in artikel 5:49 lid 1 BW, omdat het perceel zich bevindt in de bebouwde kom van de [gemeente] . Verder hebben [gedaagden] geen verweer gevoerd tegen dit onderdeel van de vordering; sterker nog ze geven zelf aan dat ze bereid zijn mee te werken aan de oprichting van een schutting en de helft van de (redelijke) kosten daarvan zullen betalen.
De rechtbank maakt uit het lichaam van de dagvaarding en punt 13 van de conclusie van antwoord in reconventie op dat [eisers] hebben bedoeld dat alleen een schutting geplaatst moet worden op de grenzen 1 en 2 (en niet op de grenzen 3 en 4). [gedaagden] hebben aangevoerd (maar niet gevorderd) dat – als een schutting geplaatst moet worden – ook een schutting geplaatst moet worden op grens 3, omdat het perceel van [eisers] daar grenst aan hun perceel. De rechtbank overweegt dat [gedaagden] zelf hebben aangegeven dat grens 3 de afscheiding zal gaan vormen tussen het perceel van [eisers] en een perceel van de gemeente, zulks gelet op een tussen de gemeente en [gedaagden] voorgenomen c.q. overeengekomen grondruil. [eisers] hebben dit niet betwist. Het perceel van [eisers] ter hoogte van grens 3 zal dus gaan grenzen aan het perceel van de gemeente en [gedaagden] hebben dus geen belang bij een schutting daar.
De door [eisers] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, aangezien [gedaagden] zich bereid hebben verklaard mee te werken aan de plaatsing van een schutting en niet is gebleken dat zij de veroordeling niet na zullen komen.
4.11.
De vordering van [eisers] wat betreft de kosten van de schutting zal de rechtbank afwijzen. Het is namelijk aan partijen om in gezamenlijk overleg tot een keuze van het materiaal en de leverancier (en daarmee de hoogte van de kosten) te komen. Dit geldt temeer omdat [gedaagden] gemotiveerd betwist heeft dat de in opdracht van [eisers] geoffreerde kosten redelijk zijn.
in conventie
Buitengerechtelijke kosten
4.12.
[eisers] hebben gevorderd dat [gedaagden] veroordeeld wordt tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De rechtbank zal dit onderdeel afwijzen, omdat dit onderdeel van de vordering in het geheel niet is onderbouwd door [eisers]
in reconventie
Verwijderen zaken (vordering iii)
4.13.
De rechtbank zal deze vordering afwijzen. Onduidelijk is namelijk gebleven om welke zaken het nu precies gaat, waar die liggen en wie deze daar heeft neergelegd. Partijen dienen ieder voor zich hun eigen percelen (conform de erfgrenzen zoals hierboven bij 4.2 tot en met 4.6 vermeld) op te ruimen.
Drie esdoorns (vordering iv)
4.14.
Deze vordering zal worden afgewezen. De rechtbank heeft namelijk, gelet op de gemotiveerde betwisting van [eisers] op dit punt, op basis van de stukken in het dossier en op grond van de waarnemingen tijdens de descente niet kunnen vaststellen dat er drie esdoorns hebben gestaan op de locatie die [gedaagden] heeft aangewezen en of die esdoorns door [eisers] zijn verwijderd. [gedaagden] hebben hun vordering dus onvoldoende onderbouwd.
in het incident
4.15.
Bij vonnis in incident van 7 oktober 2020 heeft de rechtbank overwogen dat de in de hoofdzaak centraal staande loop van de erfgrens medebepalend is voor de beoordeling van de vorderingen in het incident. Om die reden heeft de rechtbank een descente en een mondelinge behandeling bepaald in zowel het incident als in de hoofdzaak.
4.16.
Op grond van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.
4.17.
De rechtbank overweegt dat, omdat het geding met dit vonnis (waarin duidelijk wordt gemaakt waar de erfgrenzen gesitueerd zijn) ten einde komt, [eisers] geen belang (meer) heeft bij zijn vorderingen in het incident. [eisers] heeft ook geen vergelijkbare vorderingen ingesteld in de hoofdzaak, waardoor de rechtbank niet aan verdere behandeling toekomt. De vorderingen in het incident zullen daarom worden afgewezen.
in conventie, in reconventie en in het incident
Proceskosten
4.18.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk hun medewerking te verlenen aan het plaatsen van een schutting op de erfgrenzen 1 en 2 (zie 4.2 en 4.4),
in reconventie
5.2.
verklaart voor recht dat de erfgrenzen van het verkochte ( [adres] , [gemeente] ) lopen zoals uiteengezet in dit vonnis, dus dat de erfgrenzen 1 tot en met 3 lopen zoals die zijn weergegeven op de situatietekening en dat erfgrens 4 loopt zoals partijen in onderling overleg in afwijking van de situatietekening zijn overeengekomen, op basis waarvan de erfgrenzen als volgt lopen:
 Grens 1: lopende zoals aangegeven in de koopovereenkomst en op de situatietekening, te weten door het midden van zone 12, derhalve op 13,5 meter afstand van de woonboerderij,
 Grens 2: lopende zoals aangegeven op de situatietekening, te weten vanaf grens 1 op 2 meter afstand van de garage/berging van [eisers] en vanaf 1 meter na de garage/berging tot aan grens 3 op 5 meter afstand van de fundering voor de vijf te realiseren woningen,
 Grens 3: lopende zoals aangegeven op de situatietekening, te weten op 40 meter afstand van de woonboerderij,
 Grens 4: in afwijking van de situatietekening lopende rondom het huidige eiland door het midden van de sloten rondom het eiland, zoals vastgesteld door het kadaster op 5 februari 2020,
5.3.
verleent [gedaagden] machtiging om de erfgrenzen namens beide partijen definitief vast te (laten) stellen en vast te (laten) leggen in de openbare registers van het kadaster op basis van dit vonnis,
in het incident
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in conventie en reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van het onder 5.2 bepaalde, uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: IV