ECLI:NL:RBNHO:2021:1908

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/15/286848 / HA ZA 19-241
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gewasschade aan tulpenbollen door spuitschade

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van gedaagden voor schade aan de tulpenbollen van eiseres, Wagemaker Flowers B.V. De schade is ontstaan door bespuiting van de gewassen, waarbij deskundigen hebben vastgesteld dat de schade het gevolg is van spuitschade. Wagemaker stelt dat de schade is veroorzaakt door de werkzaamheden van de commanditaire vennootschap [cv], die in opdracht van de vennootschap onder firma [vof] heeft gewerkt. Gedaagden betwisten deze aansprakelijkheid en stellen dat de schade niet door hun handelen is veroorzaakt.

De rechtbank heeft de deskundige verzocht te rapporteren over de oorzaak en omvang van de schade. Het deskundigenrapport concludeert dat de schade waarschijnlijk is veroorzaakt door een doseerfout of het ongewenst vrijkomen van resten van herbiciden uit eerdere bespuitingen. De rechtbank volgt het oordeel van de deskundige en oordeelt dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade aan de tulpenbollen. De rechtbank wijst de vordering van Wagemaker toe, waarbij gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 150.536,47, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast worden gedaagden ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechtbank oordeelt dat de deskundige zijn rapport deugdelijk heeft onderbouwd en dat de alternatieve scenario's van gedaagden niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank concludeert dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en dat zij de schade die Wagemaker heeft geleden als gevolg van dit handelen moeten vergoeden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/286848 / HA ZA 19-241
Vonnis van 17 februari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAGEMAKER FLOWERS B.V.,
gevestigd te Hoogkarspel, gemeente Drechterland,
eiseres,
advocaat mr. H. van Lingen te Alkmaar,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[vof],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4. de commanditaire vennootschap
[cv] C.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. D.P.M. Buysrogge te Zwolle.
Eiseres wordt hierna Wagemaker genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk aangeduid als [gedaagden] Gedaagde sub 1 wordt hierna ook [vof] genoemd. Gedaagde sub 4 wordt hierna ook [cv] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 maart 2019 met producties 1 t/m 20;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 5;
  • het tussenvonnis van 12 juni 2019;
  • de brief van 26 september 2019 van Wagemaker met producties 21 en 22;
  • de brief van 30 september 2019 van [gedaagden] met producties 6 en 7;
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 oktober 2019 en de daarin genoemde comparitie-aantekeningen van mr. Van Lingen en mr. Buysrogge;
  • het tussenvonnis van 11 december 2019;
  • de akte uitlating van 20 januari 2020 van [gedaagden] ;
  • de akte uitlating van 21 januari 2020 van Wagemaker;
  • het tussenvonnis van 18 maart 2020;
  • het deskundigenbericht van 1 augustus 2020;
  • de conclusie na deskundigenbericht met twee producties van Wagemaker;
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht met één productie van [gedaagden] en
  • de akte uitlating producties en overlegging nadere producties met twee producties van Wagemaker.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het gaat in deze procedure – kort gezegd – om de oorzaak van de schade aan de tulpenbollen van Wagemaker. Wagemaker stelt dat sprake is van spuitschade door de werkzaamheden van [cv] , in opdracht van [vof] . [gedaagden] betwist dit.
2.2.
Bij het tussenvonnis van 18 maart 2020 heeft de rechtbank de deskundige verzocht te rapporteren over de oorzaak en de omvang van de schade aan de tulpenbollen van Wagemaker.
2.3.
Het rapport van de deskundige, [xxx] , luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Volgens mij is hier sprake van een spuitschade. Dat blijkt voor mij uit de omschrijving van het schadebeeld en de wijze waarop het voorkomt op de percelen die in deze zaak besproken worden.
(…)
Gezien het schadebeeld en alle informatie uit het dossier verwacht ik dat het schadebeeld een gevolg is van bespuiting door [cv] . Achteraf is het niet met 100% zekerheid vast te stellen of dit verband houdt met gebruik van onjuiste middelen, onvoldoende gereinigde apparatuur, een onjuiste dosering, of een dubbele bespuiting.
Het is opvallend dat de schade ophoudt waar bij de bespuiting van 12 januari 2018 gestart is met de 2e tankvulling. Dat kan wijzen op het aanwezig geweest zijn van ongewenste resten/residuen in de eerste tankvulling (deze opmerking is toegevoegd op verzoek van mr. Van Lingen).
Het is opvallend dat er in de gewassen met schade de werkzame stof Tebuconazool (…) in 4 tot 8 maal hogere concentratie voorkomen dan wat gebruikelijk is in tulpen (…). Dit wijst in de richting van een doseerfout bij één van de bespuitingen op 7 of 12 april.
(…)
Opmerkelijk is dat de actieve stof Chloorprofam voorkomt in de gewassen met schade en niet in de gewassen zonder schade (…). Ook dit wijst op een doseerfout.
(…)
Gezien de momenten (7 april 2018 en 12 april 2018) waarop de lage doseringen Chloorprofam zijn toegepast volgens het spuitboekje viel niet te verwachten dat er nog residu in deze hoeveelheden gevonden zou worden op 25 april 2018, maar dit was wel het geval. Dit wijst in de richting van een doseerfout.
(…)
Is het schadebeeld het gevolg van andere oorzaken (bijvoorbeeld extreme weersomstandigheden, externe omstandigheden of anderszins)?
Gezien het schadebeeld en de meteorologische gegevens (…) is dat verband op [geen] enkele wijze te leggen. Het verschil tussen gewas met schade en gewas zonder schade is te scherp afgetekend om het hiermee te verklaren.
(…)
Het verschil in schadebeeld op en tussen de percelen heeft mijns inzien te maken met in meer of mindere mate bespoten zijn met een middel of middelen die de schade veroorzaken. Anders gezegd, naarmate gewassen zwaarder geraakt zijn met een middel of middelen die schade veroorzaken zal het schadebeeld ernstiger worden.
(…)
De 3 meest aannemelijke momenten waarop de schade veroorzaakt kan zijn, zijn de bespuitingen van 12 januari 2018, 7 april en/of 12 april 2018.
Wanneer de schade veroorzaakt is door de bespuiting op 12 januari 2018, dan is er sprake geweest van resten/residuen in de spuitmachine welke voor tulpen schadelijk zijn, maar na verloop van tijd niet meer aantoonbaar door middel van residu onderzoek.
(…)
Zeer hoge residuwaarden van de actieve stoffen Chloorprofam en Tebuconazool ondersteunen de hypothese dat de schade is ontstaan tijdens de bespuitingen van 7, en/of 12 april 2018. Dit is vooral ingegeven door het moment dat er voor het eerst duidelijk werd dat er sprake was van spuitschade.
(…)
We moeten er echter ook rekening mee houden dat er vele middelen zijn die al heel snel na toepassing niet meer in het gewas met een residu analyse aan te tonen zijn. In het assortiment van [cv] zijn diverse van dit soort stoffen aanwezig zo blijkt uit zijn spuitboekje.
Het valt dus niet uit te sluiten dat er sprake van een schade door een niet aan te tonen middel. De schade symptomen zouden heel goed door een niet meetbare groeistof, of groeiregulator veroorzaakt kunnen zijn.
(…)
Navraag bij de fabrikant (Syngenta) van Dual Gold leert dat er nog nooit schadebeelden gezien zijn in tulpen zoals in deze zaak. Zelfs bij zware overdoseringen tot 3 ltr per ha is iets dergelijks nog nooit waargenomen.
(…)
Op basis van de schadebeelden en beschikbare informatie is mijn oordeel dat het niet aannemelijk is dat we hier te maken hebben schade door inspoeling na het doen van de winterbespuiting van 12 januari 2018. In geval van inspoeling zou het schadebeeld niet zo sterk afgebakend voorkomen (…).
Ook meteorologische gegevens geven (…) geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat hier sprake kan zijn van inspoeling.
(…)
Op dit moment is het achteraf op geen enkele wijze meer vast te stellen of en hoe [cv] de spuitmachine bij wisseling van middelen heeft gereinigd/doorgespoeld.
(…)
Er is in deze zaak sprake van spuitschade.
Deze spuitschade is in ieder geval niet veroorzaakt door inspoeling.
De oorzaak van de spuitschade is achteraf helaas niet met zekerheid vast te stellen. Alles afwegende houd ik rekening met de volgende zeer aannemelijke scenario’s:
1.
De spuitschade is bij de bespuiting van 12 januari 2018 veroorzaakt door het ongewenst vrijkomen van resten/residuen van herbicide(n) uit een vorige bespuiting. Deze herbicide(n) was/waren op 25 april 2018 niet meer door middel van residu analyse aantoonbaar. Deze hypothese wordt met name ondersteund door de 2 tankvullingen op het perceel van Wagemaker (…). Bij de eerste tankvulling zou dan de schade veroorzaakt zijn omdat daar de resten/residuen in zaten. Bij de 2e tankvulling waren die resten/residuen verdwenen. Vanaf toepassing van de 2e tankvulling was geen schade meer zichtbaar.
2.
De spuitschade is veroorzaakt door op 7 of 12 april 2018 een doseerfout waardoor te hoge concentraties Tebuconazool + Chloorprofam op het gewas terecht zijn gekomen. Deze hypothese wordt ondersteund door de residu analyses van 25 april 2018 (…).
3.
Door een doseerfout zijn op 7 of 12 april vrijgekomen resten uit vorige bespuitingen in te hoge concentratie op het gewas terecht gekomen.
4.
Een combinatie van scenario 2 en 3.
(…)
De verklaring voor het grote verschil tussen het eerst bespoten perceel, een klein stukje van het 2e perceel en de overige gewassen waar geen schade was, kan zijn dat de toepasser tijdens het spuiten heeft geconstateerd dat er sprake was van een doseerfout en daarop een aanpassing heeft gedaan van bijvoorbeeld: rijsnelheid, spuitdruk of spuitdop.
(…)
De concentraties van beide stoffen op/in het gewas waren veel hoger dan gebruikelijk.
Navraag bij de fabrikanten van deze middelen leerde dat de middelen afzonderlijk deze schade niet kunnen veroorzaken.
De effecten van de combinatie van deze middelen in hoge concentratie zijn echter nooit ergens onderzocht of ervaren.
(…)
In geval van schade door resten van herbiciden en/of groeiregulatoren uit vorige bespuitingen, dan zijn die in de spuitmachine aangehecht aan de tankwand en leidingen voordat de spuitmachine gebruikt ging worden voor het bespuiten van tulpen. Deze resten zijn weer vrijgekomen na het vullen van de spuitmachine met de middelen voor de gewasbescherming van de tulpen. In deze middelen zitten oplosmiddelen die oude resten van andere middelen opnieuw in oplossing kunnen brengen en zo schade kunnen veroorzaken. Dit is in het verleden in andere gevallen al vaker gebeurd. Deze resten kunnen ook op zichzelf het schadebeeld hebben veroorzaakt in combinatie met teveel liters spuitvloeistof op het deel van de tulpen waar de schade zit.
(…)”
Reacties van partijen op het deskundigenrapport
2.4.
Wagemaker heeft de conclusies van de deskundige onderschreven. Volgens Wagemaker is met het deskundigenrapport wettig en overtuigend bewezen dat haar schade is veroorzaakt door het onjuist uitvoeren van de werkzaamheden door [gedaagden] en dat zij de gewassen niet hebben verzorgd zoals een goed kweker betaamd.
2.5.
[gedaagden] heeft de conclusies van de deskundige bestreden, althans opgemerkt dat in het rapport geen duidelijke oorzaak van de schade en geen eenduidige en onweerspreekbare conclusies staan. Er is dan ook geen sprake van schade waarvoor [gedaagden] aansprakelijk is. [gedaagden] heeft bij haar conclusie ook een reactie van de heer [yyy] haar eigen deskundige, overgelegd. [yyy] heeft daarin – kort gezegd – gesteld dat de schade is veroorzaakt door het middel Dual Gold.
2.6.
Wagemaker heeft bij akte gereageerd op voornoemd bericht van [yyy] . Het voortschrijdende inzicht van [yyy] had [gedaagden] eerder bij de deskundige kunnen en moeten melden, zodat hij daarop had kunnen reageren. Dat is niet gebeurd. De stellingen van [yyy] zijn overigens niet onderbouwd. De schade kan overigens niet veroorzaakt zijn door het (toegestane) gebruik van het middel Dual Gold, want er was geen sprake van bijzondere weersomstandigheden en het middel heeft niet de gestelde fijngevoeligheid, aldus Wagemaker.
Beoordeling naar aanleiding van het deskundigenrapport
2.7.
De vraag is of vast is komen te staan dat [gedaagden] aansprakelijk is voor de schade aan de tulpenbollen van Wagemaker. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
2.8.
De rechtbank volgt de deskundige in zijn oordeel dat de schade is veroorzaakt door bespuiting van de gewassen door [cv] . Welk handelen van [cv] exact de schade heeft veroorzaakt is niet meer vast te stellen, maar vast staat dat de schade is veroorzaakt door handelen van [cv] , namelijk door ofwel gebruik van onjuiste middelen, ofwel onvoldoende gereinigde apparatuur, ofwel een onjuiste dosering, ofwel dubbele bespuiting. Het meest waarschijnlijk acht de deskundige dat de spuitschade het gevolg is van het ongewenst vrijkomen van resten/residuen van herbicide(n) uit een vorige bespuiting of van een doseerfout. De deskundige heeft de alternatieve scenario’s zoals door [gedaagden] aangevoerd beoordeeld. Gelet op het schadebeeld en de wijze waarop het voorkomt op de percelen (scherp afgetekend/afgebakend) kan geen sprake zijn van inspoeling. Ook kunnen de weersomstandigheden dit schadebeeld niet hebben veroorzaakt. Tenslotte kan ook het middel Dual Gold, zelfs bij zware overdoseringen, de schade niet veroorzaakt hebben volgens de deskundige. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige zijn rapport deugdelijk heeft onderbouwd en de alternatieve scenario’s van [gedaagden] onderbouwd heeft weerlegd. Het feit dat de deskundige niet met zekerheid kan vaststellen welke van de genoemde fouten door [cv] zijn gemaakt doet er niet aan af dat uit het rapport duidelijk blijkt dat de schade is veroorzaakt door handelen van [cv] .
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] aansprakelijk is voor de schade aan de tulpenbollen van Wagemaker. Gelet op het voorgaande heeft [cv] namelijk onrechtmatig gehandeld tegenover Wagemaker. [vof] was de opdrachtgever van [cv] en moest op grond van de overeenkomst met Wagemaker de gewassen van Wagemaker verzorgen zoals een goed kweker betaamt. Dat heeft zij gelet op het voorgaande niet gedaan. [vof] heeft de spuitwerkzaamheden ondeugdelijk uitgevoerd door deze de (ondeugdelijk) te laten uitvoeren door [cv] . [gedaagden] moet de schade die Wagemaker heeft geleden als gevolg van voornoemd handelen dan ook vergoeden.
Schade
2.10.
De volgende vraag is wat de omvang is van de schade die Wagemaker heeft geleden als gevolg van het handelen van [gedaagden]
2.11.
Wagemaker heeft gevorderd dat [gedaagden] hoofdelijk wordt veroordeeld een bedrag van € 150.536,47 te betalen. Wagemaker heeft een schadebegroting (productie 16 bij dagvaarding) overgelegd. Daaruit volgt een bedrag van € 208.471,27. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
de (inkoop-)waarde van het plantgoed dat verloren is gegaan (en anders weer bruikbaar zou zijn geweest) is € 56.994,75;
de (gemiste) opbrengst van ‘leverbare bollen’ ter waarde van € 92.908,69;
de (gemiste) opbrengst aan kleine bollen (plantgoed) ter waarde van € 19.785,38;
extra advieskosten in verband met de schade, namelijk € 287,85 ( [zz1] KAVB correspondent), € 100,- ( [zz2] KAVB correspondent), € 615,- (Groen Agro) en € 3.997,15 ( [www] );
de gemiste winst op bloemenproductie in de broeierij van € 33.782,46;
Wagemaker heeft de betaling van het tweede deel van de met [vof] overeengekomen teeltvergoeding rechtsgeldig opgeschort en beroept zich op dit punt op verrekening. Dit betekent dat een bedrag van € 57.934,80 in mindering komt op het schadebedrag van € 208.471,27. Per saldo resteert dan een bedrag van € 150.536,47.
2.12.
[gedaagden] heeft het volgende aangevoerd tegen de schadebegroting van Wagemaker. Wagemaker heeft in haar berekening geen rekening gehouden met de opbrengst van de herplante bollen. Bovendien kunnen alleen de teeltkosten van één jaar schade zijn. Ten slotte heeft [gedaagden] de door Wagemaker geprognosticeerde en gemiste opbrengst betwist. Uit het door [gedaagden] overgelegde rapport van [vvv] met betrekking tot de opbrengsten van bloembollenbedrijven (productie 7) blijkt dat de opbrengsten in 2018 over het algemeen minder zijn geweest dan in de voorgaande jaren. Wagemaker mag dus niet uitgaan van voorgaande jaren als uitgangspunt voor de begroting van de geprognosticeerde opbrengst.
2.13.
De rechtbank volgt Wagemaker in haar schadebegroting gelet op het volgende. De opbrengst van de herplante bollen hoefde Wagemaker niet mee te nemen in de schadebegroting, omdat zij de kosten van het herplanten ook niet heeft opgenomen in de schadebegroting. Bovendien heeft [gedaagden] niet concreet gemaakt om welk bedrag aan opbrengst het zou moeten gaan, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.
De stelling van [gedaagden] over teeltkosten als enige schade gaat ook niet op. [gedaagden] heeft namelijk niet concreet gemaakt waarom dit de enige schade zou kunnen zijn terwijl dit wel op haar weg lag. Het ligt immers voor de hand dat Wagemaker deze teeltkosten maakt om daar een opbrengst en winst mee te genereren.
Het standpunt van [gedaagden] dat bij de berekening van de gemiste opbrengst uit moeten worden gegaan van de cijfers van 2018 volgt de rechtbank niet. Allereerst geldt dat [gedaagden] niet betwist heeft dat in het rapport van [vvv] ook de slechte cijfers van Wagemaker over 2018 zijn meegenomen. Dat betekent dat de cijfers uit dit rapport een vertekend beeld geven en niet kunnen dienen als onderbouwing voor de berekening van de normale opbrengst die Wagemaker in 2018 had mogen verwachten. Bovendien heeft Wagemaker haar schadeberekening beperkt gehouden doordat zij deze niet heeft geëxtrapoleerd naar de invloed die de gemiste opbrengst in bollen heeft op de opbrengsten in de jaren na 2018.
Conclusie is dat [gedaagden] de schadebegroting onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en de rechtbank uitgaat van de schadebegroting van Wagemaker. Dit betekent dat [gedaagden] een bedrag van € 150.536,47 moet betalen aan Wagemaker.
2.14.
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 16 september 2018. Wagemaker heeft namelijk gesteld dat zij de gederfde omzet normaal gesproken ontvangen zou hebben omstreeks 15 september 2018 en [gedaagden] heeft dit niet betwist.
Buitengerechtelijke kosten
2.15.
De door Wagemaker gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen ook worden toegewezen. Wagemakers heeft namelijk voldoende aannemelijk gemaakt dat zij deze kosten heeft gemaakt en [gedaagden] heeft dit niet betwist.
Proceskosten
2.16.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wagemaker worden begroot op:
- dagvaarding € 96,04
- griffierecht 4.030,00
- deskundige 4.879,95
- salaris advocaat
6.195,00(3,5 punten × tarief € 1.770,-)
Totaal € 15.200,99
2.17.
Bij tussenvonnis van 18 maart 2020 is de hoogte van het voorschot van de deskundige vastgesteld op € 4.860,00 inclusief btw en is bepaald dat Wagemaker dit voorschot dient te voldoen. De definitieve kosten van de deskundige bedragen € 4.879,95. Dit gehele bedrag is betaald door Wagemaker. Aangezien [gedaagden] ongelijk krijgt en veroordeeld wordt in de proceskosten, moet zij ook de kosten van de deskundige betalen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt de ander zal zijn gekweten, om aan Wagemaker te betalen een bedrag van € 150.536,47, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 september 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt de ander zal zijn gekweten, om aan Wagemaker te betalen een bedrag van € 2.280,36, ter zake de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt de ander zal zijn gekweten, in de proceskosten, aan de zijde van Wagemaker tot op heden begroot op € 15.200,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: IEV