ECLI:NL:RBNHO:2021:1909

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/15/287727 / HA ZA 19-294
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake nadere onderbouwing facturen en deskundigenonderzoek in geschil over werkzaamheden aan amfibievoertuigen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een tussenvonnis van 17 februari 2021 in een civiele procedure tussen Structal Friesland B.V. en een gedaagde partij die opereert onder de naam [bedrijf gedaagde]. Structal heeft een vordering ingesteld in conventie en de gedaagde partij heeft een tegenvordering ingesteld in reconventie. De zaak draait om de onderbouwing van facturen die door Structal zijn ingediend voor werkzaamheden aan amfibievoertuigen. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 28 oktober 2020, de partijen verzocht om nadere onderbouwing van de facturen, waarbij Structal een bedrag van € 79.777,66 in rekening heeft gebracht voor onvoorziene werkzaamheden.

Structal heeft in haar akte haar standpunten verder toegelicht, maar de gedaagde partij heeft betwist dat de kosten die in rekening zijn gebracht correct zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan deskundigenonderzoek om te bepalen of de in rekening gebrachte kosten reëel zijn en of deze in overeenstemming zijn met de eerder gemaakte afspraken en de werklijst. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en de te benoemen deskundige(n).

De rechtbank heeft ook bepaald dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partij, Structal, moet worden gedeponeerd. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat de partijen hun standpunten hebben ingediend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/287727 / HA ZA 19-294
Vonnis van 17 februari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STRUCTAL FRIESLAND B.V.,
gevestigd te Franeker, gemeente Waadhoeke,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. van Reek te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijf gedaagde],
wonende te Den Burg, gemeente Texel,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. N.Y. Bakker te Amstelveen.
Eiseres in conventie, verweerster in reconventie zal hierna Structal genoemd worden. Gedaagde in conventie, eiser in reconventie zal hierna [gedaagde] of [bedrijf gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 oktober 2020,
  • de akte uitlaten na tussenvonnis tevens overlegging producties met producties van Structal en
  • de antwoordakte met producties van [bedrijf gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 28 oktober 2020 heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen voor een akte met nadere onderbouwing van de facturen door Structal (en daarna een antwoordakte van [bedrijf gedaagde] ).
2.2.
Structal heeft bij akte haar standpunten in conventie en reconventie nader toegelicht. Kort gezegd heeft zij gesteld dat de werklijst niet leidend was, de omvang van het project vooraf onduidelijk was, [bedrijf gedaagde] zelf verantwoordelijk was voor de keur en [bedrijf gedaagde] op de hoogte was van alle werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende kosten. Een bedrag van € 79.777,66 is in rekening gebracht voor werkzaamheden die onvoorzien waren en dus niet op de werklijst stonden, maar wel in opdracht van [bedrijf gedaagde] zijn verricht. Vanwege het voorgaande heeft Structal de rechtbank verzocht terug te komen op de overwegingen 4.3 tot en met 4.8 in het tussenvonnis van 28 oktober 2020. Ook heeft Structal facturen overgelegd die eerder nog niet overgelegd waren (productie 57 tot en met 61) en heeft zij een overzicht overgelegd ter nadere onderbouwing van haar facturen (productie 62). Ten slotte heeft zij in grote lijnen het verloop van het project weergegeven.
2.3.
[bedrijf gedaagde] heeft – kort gezegd – het volgende aangevoerd in zijn antwoordakte. Structal had de toelichting op haar standpunten in conventie en reconventie eerder moeten aanvoeren. Het is nog steeds niet duidelijk welke kosten Structal bij [bedrijf gedaagde] in rekening heeft gebracht voor de werkzaamheden rondom het elektrische systeem en of die werkzaamheden vallen onder de posten op de werklijst. Bovendien is het door Structal opgestelde overzicht inhoudelijk niet juist. Zo ontbreken bijvoorbeeld onderliggende facturen, staan in het overzicht facturen die [bedrijf gedaagde] zelf betaald heeft, wordt verwezen naar nummers die niet in de werklijst staan en zijn door Structal aan [bedrijf gedaagde] taken toegekend die partijen niet zijn overeengekomen. Structal heeft de van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid aangevoerd en heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [bedrijf gedaagde] heeft ten slotte voorgesteld om [xxx] de benoemen tot deskundige, als een deskundigenonderzoek nodig is.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank verwerpt het standpunt van [bedrijf gedaagde] dat Structal in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld. De rechtbank ziet het door Structal overgelegde overzicht (productie 62) en de toelichting daarop namelijk als nadere onderbouwing van de facturen zoals door de rechtbank gevraagd in het laatste tussenvonnis.
In het laatste tussenvonnis heeft de rechtbank – kort gezegd – overwogen dat de vraag was welke kosten Structal bij [bedrijf gedaagde] in rekening had gebracht voor de werkzaamheden rondom het elektrisch systeem en of die werkzaamheden onder de posten van de werklijst vielen. De rechtbank kon dit niet afleiden uit de door Structal overgelegde facturen en bijbehorende specificaties in vergelijking met de werklijst. Daardoor was niet vast te stellen of de kosten al dan niet terecht in rekening waren gebracht. De rechtbank was daarom van oordeel dat de verschuldigdheid van de facturen per kostenpost “regie” uit de werklijst nagelopen moest worden. Per kostenpost zou in de facturen gekeken moet worden welke werkzaamheden waren overeengekomen in de werklijst en tegen welk bedrag. Om te beoordelen of voor de werkzaamheden in regie een reëel bedrag in rekening was gebracht, vond de rechtbank een deskundigenonderzoek nodig.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk deskundigenonderzoek nog steeds nodig is. Weliswaar heeft Structal een overzicht overgelegd waarbij zij een verbinding heeft gemaakt tussen haar facturen en de werklijst, maar [bedrijf gedaagde] heeft dit overzicht en de toelichting daarop concreet en gemotiveerd per punt en per factuur betwist. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen welke werkzaamheden uit de facturen zijn overeengekomen in de werklijst en of daarvoor een redelijk bedrag in rekening is gebracht door Structal. Hiervoor is nader onderzoek door een deskundige nodig.
Het (herhaalde) standpunt van Structal dat niet uitgegaan moet worden van (de bedragen in) de werklijst volgt de rechtbank (nog steeds) niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de overwegingen 4.5 tot en met 4.8 in het laatste tussenvonnis. Structal heeft in haar akte haar eerdere argumenten op dit punt herhaald en daar slechts een verklaring van [yyy] aan toegevoegd. Die verklaring maakt echter niet dat de rechtbank het standpunt van Structal (nu wel) volgt. De verklaring wordt namelijk beoordeeld samen met de andere overgelegde stukken, waaronder de raamovereenkomst, de werklijst en de tussen partijen gevoerde correspondentie over de door hen gemaakte afspraken. Op basis van die stukken heeft de rechtbank geoordeeld dat wel degelijk uitgegaan moet worden van de werklijst. Een enkele aanvullende (getuigen)verklaring van [yyy] maakt dit niet anders. Het gaat namelijk om de afspraken die partijen destijds hebben gemaakt en die uit voornoemde stukken blijken, en dus niet uit één latere verklaring daarover van één van de daarbij betrokken personen. Structal heeft haar stellingen op dit punt dan ook onvoldoende onderbouwd althans de stellingen van [bedrijf gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank gaat gelet op het voorgaande ook voorbij aan het aan het aanbod van Structal tot het horen van [yyy] als getuige.
2.5.
Voordat tot een deskundigenonderzoek wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
- de wenselijkheid van een deskundigenbericht;
- het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n);
- de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon van de deskundige, bijvoorbeeld de door [bedrijf gedaagde] voorgestelde heer [xxx] . Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking komt. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Dergelijke zwaarwegende redenen dienen onderbouwd te worden gesteld. Als dat niet gebeurt kan de rechtbank aan die bezwaren voorbij gaan.
De rechtbank zal daarna een beslissing nemen en een deskundige benoemen.
2.6.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor uitlating partijen bij akte. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar te sturen, zodat zij in hun definitieve aktes ook op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
2.7.
De rechtbank is op dit moment van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van het installeren van elektrische systemen in voertuigen en daarmee samenhangende werkzaamheden en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
Kunt u per factuur en specificatie van werkzaamheden behorend bij die factuur beoordelen of de in rekening gebrachte kosten betrekking hebben op het elektrisch systeem? U wordt verzocht daarbij de door Structal als productie 62 en de door [bedrijf gedaagde] als productie B (bij de laatste antwoordakte) overgelegde overzichten te betrekken.
Kunt u van die werkzaamheden aangeven onder welke kostenpost van de werklijst deze vallen en of de in rekening gebrachte kosten reëel zijn?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij (in conventie) moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door Structal moeten worden betaald.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 maart 2021voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
3.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de onder 3.1 genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte ook nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: IEV