In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een tussenvonnis van 17 februari 2021 in een civiele procedure tussen Structal Friesland B.V. en een gedaagde partij die opereert onder de naam [bedrijf gedaagde]. Structal heeft een vordering ingesteld in conventie en de gedaagde partij heeft een tegenvordering ingesteld in reconventie. De zaak draait om de onderbouwing van facturen die door Structal zijn ingediend voor werkzaamheden aan amfibievoertuigen. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 28 oktober 2020, de partijen verzocht om nadere onderbouwing van de facturen, waarbij Structal een bedrag van € 79.777,66 in rekening heeft gebracht voor onvoorziene werkzaamheden.
Structal heeft in haar akte haar standpunten verder toegelicht, maar de gedaagde partij heeft betwist dat de kosten die in rekening zijn gebracht correct zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan deskundigenonderzoek om te bepalen of de in rekening gebrachte kosten reëel zijn en of deze in overeenstemming zijn met de eerder gemaakte afspraken en de werklijst. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en de te benoemen deskundige(n).
De rechtbank heeft ook bepaald dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partij, Structal, moet worden gedeponeerd. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat de partijen hun standpunten hebben ingediend.