ECLI:NL:RBNHO:2021:1991

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
8926352 MB VERZ 20-653
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van mentor in mentorschapszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de mentor, Hamming Bewindvoering B.V., door de verzoeker, die de belangen van de betrokkene vertegenwoordigt. De verzoeker stelde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de mentor, waaronder het gebrek aan communicatie, afwezigheid bij belangrijke overleggen en een gebrek aan vertrouwen in de mentor. De kantonrechter heeft de ingediende verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat de mentor zijn taken naar behoren uitvoert en dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag. De kantonrechter benadrukte dat de mentor verantwoordelijk is voor het welzijn van de betrokkene en dat hij geen verantwoording schuldig is aan de familie over zijn beslissingen. De verzoeker had ook een voorlopige voorziening gevraagd om de verhuizing van de betrokkene naar een andere zorglocatie te schorsen, maar dit verzoek werd eveneens afgewezen. De kantonrechter concludeerde dat de mentor zorgvuldig te werk gaat en dat de belangen van de betrokkene goed worden behartigd. De beslissing om de verzoeken af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 8926352 \ MB VERZ 20-653 sc
Uitspraakdatum: 19 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter
op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: [verzoeker] of [verzoeker] ,
gemachtigden: mr. A.J. de Zinger en mr. E.C.C. Klarus-Blomjous,
in het mentorschap van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene.
van wie mentor is:
Hamming Bewindvoering B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
hierna ook te noemen: mentor of Hamming,
gemachtigde: mr. I.E. Smit-Kleinmoedig
Belanghebbenden in deze zaak zijn de kinderen van betrokkene: [belanghebbende 1] ,
[belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] , [belanghebbende 6] en [belanghebbende 7] . Zij zullen verder bij hun voornaam worden genoemd.

1.de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de brief van Hamming van 7 december 2020, waarin hij verzoekt om een gesprek met de kantonrechter;
  • de mails van [verzoeker] van 27 november, 4 december, 7 december, 9 december,
  • de brieven van [belanghebbende 5] van 17 december 2020 en 4 januari 2021 en haar mails van
  • de mail van [belanghebbende 4] van 12 januari 2021;
  • de mails van [belanghebbende 6] van 11 januari, 16 januari en 3 februari 2021;
  • de brief van [belanghebbende 3] van 12 januari 2021, zijn mail van 13 januari 2021 en zijn brief van 16 januari 2021;
  • de brief van [belanghebbende 2] , ter griffie ingekomen op 2 februari 2021;
  • de mails van 7 januari, 12 januari, 18 januari, 19 januari en 21 januari 2021 van
  • het verzoekschrift met bijlagen van mr. A.J. de Zinger en
  • de mail van mr. I.E. Smit-Kleinmoedig van 18 januari, haar brief van 18 januari 2021 en de mails van 20 januari en 22 januari 2021;
  • het verweerschrift met bijlagen van mr. I.E. Smit-Kleinmoedig, ter griffie ingekomen per mail op 29 januari en per post op 1 februari 2021.
  • de mail van mr. A.J. de Zinger en mr. E.C.C. Klarus-Blomjous van 5 februari 2021 inhoudende een pleitnota.
1.2.
Op 9 februari 2021 heeft online een mondelinge behandeling plaatsgevonden via Skype voor bedrijven. Bij deze zitting waren aanwezig:
  • [verzoeker] met mr. de Zinger en mr. Klarus-Blomjous en de dochter van [verzoeker] ;
  • [belanghebbende 5] en haar echtgenoot;
  • [belanghebbende 6] en haar echtgenoot;
  • Hamming met mr. Smit-Kleinmoedig.

2.de verzoeken en de standpunten

2.1.
Het verzoek van [verzoeker] strekt tot ontslag van Hamming wegens gewichtige redenen en tot benoeming van een opvolgend mentor. De gewichtige redenen vallen volgens [verzoeker] uiteen in vijf punten -kort en zakelijk weergegeven-:
Hamming heeft geen bezoek aan betrokkene afgelegd en is niet betrokken bij betrokkene;
Hamming communiceert niet of nauwelijks met de familie en het verzorgingshuis alwaar betrokkene woont;
Hamming is afwezig bij multidisciplinaire overleggen (hierna: MDO-overleg) aangaande betrokkene;
Hamming baseert zijn beslissing om betrokkene te verhuizing naar een kleinschalige woonvorm op inadequaat en onzorgvuldig onderzoek. [verzoeker] acht een verhuizing van betrokkene naar kleinschalig wonen niet in het belang van betrokkene;
[verzoeker] heeft geen vertrouwen in Hamming en zij is van mening dat Hamming niet handelt zoals van een goed mentor mag worden verwacht. Zij voelt zich gesterkt in haar mening doordat ook de belanghebbenden [belanghebbende 3] , [belanghebbende 6] , [belanghebbende 5] en [belanghebbende 4] hun beklag hebben gedaan over het functioneren van Hamming.
2.2.
Hangende de ontslagprocedure verzoekt [verzoeker] ook een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat betrokkene in haar huidige zorgomgeving en woongroep blijft. Zij voert daarvoor aan dat in de zomer van 2020 al was aangestuurd op het traject kleinschalig wonen (hierna: “KSW-traject”). Dit traject, dat inhoudt dat betrokkene intern zal verhuizen naar een semi-gesloten afdeling, is toen stopgezet.
Op 17 december 2020 heeft Hamming per email aangekondigd dat het KSW-traject -wederom- wordt ingezet. [verzoeker] is van mening dat betrokkene niet gebaat is bij kleinschalig wonen. Een deel van de broers en zussen van [verzoeker] delen diezelfde mening. Op vrijdag
8 januari 2021 ontving [verzoeker] de mededeling van Hamming dat betrokkene op maandag
11 januari 2021 (intern) zal verhuizen naar de KSW-afdeling. [verzoeker] verwijt Hamming dat deze mededeling summierlijk gemotiveerd is en dat enige onderbouwing ontbreekt. [verzoeker] voert aan dat er tegenstrijdige adviezen zijn over de noodzaak van het KSW-traject en dat de informatie waarop Hamming zijn beslissing baseert, te weten de CIZ-indicatie, zeer gebrekkig is. [verzoeker] trekt, wegens de beperkingen door de coronamaatregelen, in twijfel of het besluitvormingsproces met betrekking tot de CIZ-indicatie gedegen heeft plaatsgevonden.
De verhuizing heeft thans nog niet plaatsgevonden. Met het verpleegtehuis is afgesproken dat betrokkene niet verhuisd zal worden voordat de zitting bij de kantonrechter heeft plaatsgevonden en voordat een nieuw MDO-overleg en een second opinion ten aanzien van het KSW-traject hebben plaatsgevonden. Het feit dat Hamming, wetende van de door [verzoeker] ingediende klachten en het op handen zijnde verzoek tot ontslag de verhuizing probeert te forceren, maakt dat [verzoeker] zich genoodzaakt voelt tot het verzoek bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 1:461 lid 2 de voorgenomen verhuizing te schorsen.
2.3.
Hamming is het niet eens met het ontslagverzoek. Met betrekking tot het eerste punt voert hij aan dat hij handelt in het belang van betrokkene en dat hij contact heeft met de zorginstelling en de behandelend medisch specialisten over de persoonlijke en medische situatie van betrokkene. Hamming heeft voor het eerst op 9 november 2020 een bezoek gebracht aan betrokkene. In verband met Covid-19 heeft dit bezoek later plaatsgevonden dan Hamming had gewild.
2.4.
Met betrekking tot het tweede punt voert Hamming aan dat hij de kinderen periodiek informeert over de situatie van betrokkene en dat hij van de zorginstelling geen klachten of signalen over de communicatie of zijn bereikbaarheid heeft ontvangen. Hamming licht toe dat het hem voorkomt dat [verzoeker] hem niet als mentor voor haar moeder wil erkennen en dat zij zich blijft bemoeien met taken die aan hem als mentor zijn voorbehouden. Daardoor bemoeilijkt zij hem in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Omdat de onderlinge verstandhouding tussen de kinderen ernstig is verstoord, verwacht een aantal van de kinderen dat Hamming zal optreden als belangenbehartiger voor de kinderen. Dat is geen taak van een mentor. Hamming voert verder aan dat hij zelfstandig bevoegd is om zonder voorafgaande toestemming van de kinderen beslissingen te nemen.
2.5.
Met betrekking tot het derde en vierde punt betwist Hamming afwezig te zijn geweest bij MDO-overleggen over betrokkene. Hij voert aan over het KSW-traject overleg te hebben gehad met de zorginstelling en de behandelend medische specialisten. In het MDO-overleg is besloten dat verhuizing van betrokkene naar een Wzd-geregistreerde accommodatie in het belang van moeder is. Het besluit om betrokkene te verhuizen is gebaseerd op de afgegeven CIZ-indicatie. Hamming heeft vervolgstappen gezet in het KSW-traject en heeft de kinderen hier per email over geïnformeerd.
2.6.
Met betrekking tot het vijfde punt voert Hamming aan dat hij niet is tekortgeschoten in de zorg van een goed mentor en dat er geen gewichtige redenen zijn om hem als mentor te ontslaan. Hiernaast voert Hamming aan, dat hij de stellige indruk heeft dat [verzoeker] moeite heeft om de zorg over betrokkene los te laten dan wel over te laten aan een derde. Ook met de voormalig mentor had verzoeker regelmatig aanvaringen over de wijze waarop invulling werd gegeven aan het mentorschap. Hamming heeft het stellige vermoeden dat elke willekeurige andere mentor de goedkeuring van [verzoeker] niet zal kunnen verkrijgen. Het aanstellen van een andere mentor of in het geheel geen mentor is, is in de ogen van Hamming geen oplossing en niet in het belang van betrokkene.
2.7.
[belanghebbende 5] , [belanghebbende 6] , [belanghebbende 4] en [belanghebbende 3] sluiten zich in meer of mindere mate bij [verzoeker] aan. [belanghebbende 2] is tegen het ontslag van Hamming.
2.8.
Hamming betwist dat er grond is een voorlopige voorziening te treffen. De beslissing om betrokkene te verhuizen is gebaseerd op de CIZ-indicatie en Hamming heeft overleg gehad met de zorginstelling en de behandelend medische specialisten. In het MDO-overleg is besloten dat verhuizing van betrokkene naar een Wzd-geregistreerde accommodatie in het belang van moeder is. Hamming is gestart met de feitelijke uitvoering van de verhuizing maar werd op de dag van de voorgenomen verhuizing zodanig tegengewerkt door [verzoeker] , dat de verhuizing niet heeft plaatsgevonden. Hamming vindt een second opinion niet noodzakelijk en gelet op het hiermee gemoeid gaande tijdsverloop, ook niet in het belang van betrokkene.

3.de beoordeling

3.1.
Bij beschikking van de kantonrechter van 1 juli 2009 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene, met benoeming van [belanghebbende 2] tot mentor. Bij beschikking van
3 september 2020 is [belanghebbende 2] ontslagen en is Hamming in zijn plaats benoemd. [verzoeker] heeft destijds ingestemd met de benoeming van Hamming tot mentor.
3.2.
In de artikelen 1:453 tot en met 1:460 Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald wat de taken en verplichtingen van de mentor zijn. Deze zijn verder uitgewerkt in Aanbeveling B van de Aanbevelingen mentorschap van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht, vastgesteld op 2 december 2019, van belang.
Op grond van artikel 1:461 lid 2 BW kan door de kantonrechter ontslag worden verleend aan de mentor op grond van gewichtige redenen of omdat de mentor niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden. Gewichtige redenen tot ontslag kunnen er in bestaan dat de mentor zijn taken ten opzichte van betrokkene dan wel ten opzichte van de rechtbank niet of niet naar behoren verricht.
3.3.
Vast staat dat betrokkene, die 94 jaar is, een psychogeriatrische aandoening heeft. De verwachting is dat dit ziektebeeld steeds verder zal verslechteren. Betrokkene woont in een verzorgingshuis. De mentor zorgt samen met de dagelijkse begeleiders voor en bewaakt het welzijn van betrokkene. Hamming voert de regie wanneer beslissingen moeten worden genomen over de verpleging, de verzorging en de begeleiding van betrokkene. Betrokkene zelf kan vanwege haar psychogeriatrische aandoening niet meer bij deze beslissingen worden betrokken. Dit betekent dat Hamming bepaalt of en zo ja, welke activiteiten en welke vorm van contact met betrokkene kunnen plaatsvinden. Daarbij staat het welbevinden van betrokkene centraal. Bij de uitvoering van zijn taken is Hamming geen verantwoording schuldig aan de familie en het is aan hem om te bepalen welke informatie over betrokkene hij wel of niet deelt met de familie.
3.4.
In dat licht bezien kan uit hetgeen [verzoeker] en haar broers en zussen hebben aangevoerd niet worden afgeleid dat Hamming zijn werkzaamheden niet naar behoren uitoefent.
Met betrekking tot de klacht over de gebrekkige communicatie is niet gebleken dat Hamming onvoldoende met de instelling heeft gecommuniceerd of onvoldoende bereikbaar was. Dat Hamming de kinderen van betrokkene te laat en/of onvoldoende heeft geïnformeerd en hen onvoldoende bij het mentorschap heeft betrokken is onjuist. Die verplichting was en is er niet en uit hetgeen [verzoeker] en haar zussen hebben aangevoerd, blijkt ook niet dat de belangen van betrokkene daardoor zijn geschaad. Ten overvloede voegt de kantonrechter daar aan toe dat het, gelet op de hoeveelheid kinderen van betrokkene en gelet op hun onderlinge meningsverschillen, ondoenlijk is iedereen gelijktijdig te informeren (anders dan via email). Laat staan hen op één lijn te krijgen.
Niet gebleken is dat Hamming de belangen van betrokkene niet goed behartigt. Het verhuizingsbesluit is geen eenzijdige beslissing geweest van Hamming. Het besluit is weloverwogen genomen in een MDO-overleg en getoetst door het CIZ. Het CIZ heeft besloten dat zij het noodzakelijk vindt dat betrokkene opgenomen blijft in een Wzd-geregistreerde accommodatie. Bovendien, na alle bemoeizucht van de familie wacht Hamming de second opinion af. Dit duidt eerder op zorgvuldigheid dan op onzorgvuldigheid. Daarbij komt dat de mentor contact met betrokkene heeft gehad over de verhuizing. Het is niet aan de kinderen om zich hiermee te bemoeien en om zich tegen de beslissing van de mentor te keren. Dat het verzorgingshuis waar betrokkene woont niet tevreden is over de manier waarop Hamming invulling geeft aan zijn taak als mentor, heeft [verzoeker] onvoldoende onderbouwd.
3.5.
Ook anderszins is niet gebleken dat de mentor in de uitoefening van zijn taken tekortschiet ten opzichte van betrokkene, zodat geen sprake is van gewichtige redenen voor ontslag van Hamming.
Daar komt nog bij dat de kantonrechter de stellige indruk heeft dat een andere mentor ook tegen het probleem zal lopen dat, indien hij/zij bepaalde zorg voor betrokkene noodzakelijk vindt en een deel van de familie het daar niet mee eens is, dat deel van de familie zich daarbij niet zal neerleggen.
3.6.
Omdat nu wordt beslist op het verzoek tot ontslag van Hamming, heeft [verzoeker] geen belang (meer) bij het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt ook afgewezen.
3.7.
De kantonrechter geeft ten slotte, naar aanleiding van het verzoek van Hamming om een gesprek, het volgende mee: een mentor is er niet voor de familie, maar voor betrokkene. Contact tussen de mentor en de familie is van belang, maar de mentor is de degene die de beslissingen neemt. Er kunnen afspraken worden gemaakt over hoe de mentor met de kinderen communiceert en omgekeerd. Dit vergt inspanning van de mentor en terughoudendheid van de kinderen. De kinderen mogen niet verwachten dat de mentor hen over alles informeert of dat de mentor op elke ontvangen mail of telefoontje van een van de kinderen een reactie geeft; dat is onwerkbaar. De kantonrechter geeft de suggestie dat als er ontwikkelingen zijn, de mentor deze per mail aan alle familieleden kenbaar maakt en met hen af te spreken wanneer en hoe de kinderen van betrokkene contact met Hamming kunnen opnemen.

4.beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter