ECLI:NL:RBNHO:2021:2038

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
8121639 \ CV EXPL 19-16304
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en beroep op buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Innsbruck via Frankfurt op 28 mei 2019. De passagier arriveerde meer dan drie uur later op de eindbestemming en vorderde een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De passagier baseerde zijn vordering op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die zij niet had kunnen vermijden. De rechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur was aangekomen, wat op grond van de Verordening in beginsel recht geeft op compensatie.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af, omdat de luchtvaartmaatschappij kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door kantonrechter S.N. Schipper en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8121639 \ CV EXPL 19-16304
Uitspraakdatum: 3 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) onder andere kantoor houdende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 13 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Innsbruck (Oostenrijk) via Frankfurt (Duitsland) op 28 mei 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt is vertraagd uitgevoerd. De passagier is meer dan drie uur later op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Zij heeft daartoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
De vlucht Amsterdam-Frankfurt maakt onderdeel uit van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt. De vertraging van de vlucht in kwestie is het gevolg van de later aankomst van de voorafgaande vlucht Frankfurt-Amsterdam. Het toestel kreeg bij de uitvoering van de voorafgaande vlucht te maken met gewijzigde CTOT’s (Calculated Take Off Time). Om 04:10 UTC trok de luchtverkeersleiding de oorspronkelijke slottijd van 06:10 UTC en verving deze door de CTOT van 06:33 UTC. Om 06:14 UTC bepaalde de luchtverkeersleiding dat de CTOT van 07:20 UTC werd toegewezen. De vervoerder had hier geen invloed op en was genoodzaakt om de voorafgaande vlucht, en daardoor ook de vlucht in kwestie, met een vertraging uit te voeren. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht gemist en is omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar de eindbestemming Innsbruck.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt het volgende. Ingevolge de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer er sprake is van een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag waardoor een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig wordt veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder doet een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden. De passagier betwist dit standpunt en stelt dat nergens uit blijkt dat de vlucht Frankfurt-Amsterdam een voorafgaande vlucht is van de vlucht in kwestie. Blijkens de overgelegde vluchtrapporten zijn de vluchten Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt met hetzelfde toestel uitgevoerd, waardoor het mogelijk is dat de vertraging van de voorafgaande vlucht doorwerkt op de vlucht in kwestie. De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.5.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorafgaande vlucht overgelegd. Daaruit valt op te maken dat de vlucht Frankfurt-Amsterdam om 06:10 UTC gepland stond te vertrekken. Blijkens de “slot history” heeft de luchtverkeersleiding reeds om 04:10 UTC aan het toestel een nieuwe CTOT van 06:33 UTC toegekend. Vervolgens zijn de CTOT’s herhaaldelijk herzien. Daarbij wordt vertragingscode 83 genoemd. De vervoerder verwijs onder meer naar de overgelegde “Standard IATA Delay Codes” van Eurocontrol, waaruit volgt dat vertragingscode 83 staat voor
“ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights”.De vervoerder heeft dan ook aangetoond dat de luchtverkeersleiding als gevolg van code 83 nieuwe CTOT’s aan het toestel heeft opgelegd. De gewijzigde CTOT’s hebben in dit geval te gelden als een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Het toestel kon immers hierdoor niet eerder vertrekken, omdat de instructie van de luchtverkeersleiding altijd moet worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. De vertraging van de voorgaande vlucht is dan ook veroorzaakt wegens een buitengewone omstandigheid.
5.6.
Voldoende is gebleken dat de buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de onderhavige vlucht. Uit het vluchtrapport van de vlucht in kwestie volgt immers dat er een vertraging wegens vertragingscode 93 (‘aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector’) is ontstaan. De vlucht is uiteindelijk met een vertraging van 76 minuten om 10:21 UTC in Frankfurt aangekomen. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Innsbruck met een schemavertrektijd 10:25 UTC gemist. De vervoerder heeft aangevoerd in Frankfurt een minimale overstaptijd van 45 minuten geldt. De passagier stelt dat dit niet reëel is, maar laat na te stellen wat de overstaptijd volgens hem zou moeten zijn, waardoor voldoende aannemelijk is geworden dat de minimale overstaptijd in Frankfurt 45 minuten bedraagt. Tussen de twee aansluitende vluchten was oorspronkelijk een overstaptijd van 80 minuten gepland. Er was dus sprake van een reservetijd van 35 minuten bovenop de overstaptijd, hetgeen voldoende wordt geacht. De passagier stelt dan wel dat de vervoerder geen rekening heeft gehouden met de omdraaitijd, maar laat na te stellen en te motiveren wat volgens hem de omdraaitijd zou moeten zijn. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerst volgende vlucht met plaats. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking. De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter