ECLI:NL:RBNHO:2021:2041

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
8388602 \ CV FORM 20-2557
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door staking Franse luchtverkeersleiding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Ryanair DAC. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met Ryanair voor een vlucht van Malaga naar Amsterdam op 9 juni 2018, die echter geannuleerd werd. De passagier verzocht compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. Ryanair betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de annulering het gevolg was van een staking van de Franse luchtverkeersleiding, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid was die hen vrijstelde van compensatieverplichtingen.

De kantonrechter oordeelde dat Ryanair onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De rechter stelde vast dat de vervoerder niet had kunnen bewijzen dat de staking een onoverkomelijke hindernis vormde voor de uitvoering van de vlucht. Aangezien Ryanair geen ander verweer had gevoerd, werd het verzoek van de passagier tot betaling van de hoofdsom toegewezen. De rechter veroordeelde Ryanair tot betaling van € 400,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht, en tot betaling van de proceskosten. De beschikking werd gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8388602 \ CV FORM 20-2557
Uitspraakdatum: 3 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Ryanair DAC
gevestigd te Dublin (Ierland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 13 maart 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 26 juni 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Malaga (Spanje) naar Amsterdam op 9 juni 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
3.1.1. - € 400,00,
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert haar verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat vanaf 9 juni 2018 te 04:30 uur tot en met 11 juni te 04:30 uur door de Franse luchtverkeersleiding werd gestaakt. Als gevolg hiervan hebben meerdere luchtvaartmaatschappijen diverse vluchten moeten annuleren. De onderhavige vlucht diende door het getroffen Franse luchtruim te vliegen. Het was niet mogelijk om het getroffen gebied te vermijden waardoor de vervoerder de vlucht heeft moeten annuleren. Dit is volgens de vervoerder een gebeurtenis waarover zij geen controle heeft bij de normale uitoefening van haar activiteit en die buiten de verplichtingen valt welke voortvloeien uit de na te leven veiligheidsregels. Verder voert de vervoerder aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te vermijden. Zij is daarom niet gehouden om compensatie aan de passagier te betalen.
4.3.
De vervoerder heeft ter onderbouwing van haar verweer een NOTAM overgelegd. In de NOTAM staat dat vanwege de staking sprake kan zijn van verstoringen en de vliegtuigmaatschappijen worden uitgenodigd om een gewijzigde vliegroute aan te leveren, om het gebied rond Marseille te vermijden. Hieruit volgt niet dat vliegverkeer vanwege stakingen van de Franse luchtverkeersleiding niet mogelijk is geweest. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende aangetoond dat sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter komt daardoor niet toe aan de beoordeling van de vraag of de vervoerder deze omstandigheid had kunnen voorkomen.
4.4.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 83,00 aan griffierecht en € 75,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open