In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Ryanair DAC. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met Ryanair voor een vlucht van Malaga naar Amsterdam op 9 juni 2018, die echter geannuleerd werd. De passagier verzocht compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. Ryanair betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de annulering het gevolg was van een staking van de Franse luchtverkeersleiding, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid was die hen vrijstelde van compensatieverplichtingen.
De kantonrechter oordeelde dat Ryanair onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De rechter stelde vast dat de vervoerder niet had kunnen bewijzen dat de staking een onoverkomelijke hindernis vormde voor de uitvoering van de vlucht. Aangezien Ryanair geen ander verweer had gevoerd, werd het verzoek van de passagier tot betaling van de hoofdsom toegewezen. De rechter veroordeelde Ryanair tot betaling van € 400,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht, en tot betaling van de proceskosten. De beschikking werd gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.